Jónsi - Go

>> woensdag 31 maart 2010

Nog niet zo lang geleden konden we genieten van een zeer tedere versie van het Sigur Rós geluid middels het duo Jónsi & Alex. Op deze plaat vliegt Sigur Rós lid Jónsi Birgisson voor het eerst echt solo. Go is een juweel van een plaat. Het spreekt een totaal andere kant van het van Sigur Rós bekende geluid aan.

Al direct bij Go Do is duidelijk dat Jónsi uitgesproken folky klanken als basis gebruikt ten opzichte van de eerdere ambient soundscapes. Het is bekend dat IJsland een goed land is voor indiefolk, getuige recentelijk Seabear of het bijzondere Amiina. De nummers op Go zijn echter behoorlijk stevig en gedreven. Dat is een element dat op sommige Sigur Rós albums ook naar voren komt. Het nummer Animal Arithmic lijkt weggelopen te zijn bij The Dodos. Opvallend zijn bovendien de rijke, voornamelijk akoestische, orkestraties op de plaat. Deze arrangementen waren gedeeltelijk in handen van componist Nico Muhly (eerder werkte die al met o.a. Grizzly Bear, Antony & The Johnsons en Sam Amidon). Door zijn bijdrage zijn duidelijk invloeden uit modern klassiek en filmmuziek terug te horen. Daarmee komt ambient wederom dichtbij. Luister maar naar Tornado. Dat Go naast dit alles tevens progressief aandoet, is ongetwijfeld het werk van producer Peter Katis (Interpol, The National, Tokyo Police Club). Tegelijkertijd bewaart Jónsi een singer-songwritergeluid. Het kost zeker vier nummers om het scala aan stijlen op Go voorbij te laten trekken.

De vele punten van herkenning maken in dit geval geen kopie. Daarom blijft Jónsi’s soloavontuur tot aan het eind spannend. De melancholische melodieën die hij met zijn karakteristieke kopstem benadrukt, zijn iedere keer weer bezwerend mooi, zeker in nummers als Grow Till Tall. De songs zijn afwisselend in het IJslands of Engels gezongen. Een slimme zet, omdat zijn muziek zo een raadselachtige ondertoon blijft houden. Dit album kiest duidelijk een ander, grootser, pad dan Jónsi’s project met Alex Somers. Solo horen we Jónsi diversifiëren en experimenteren zonder dat hij de band met zijn bewonderaars verspeelt.

Read more...

Micmacs à Tire-Larigot, van Jean-Pierre Jeunet

Ook zonder zijn maatje Marc Caro weet regisseur Jean-Pierre Jeunet de treffende excentrieke sfeer van Delicatessen te doen herleven in zijn nieuwe werk Micmacs à Tire-Larigot. Jeunet vond samen met Caro middels een zeer authentieke visie toch een grote schare fans, iets dat niet veel eigenzinnige filmregisseurs gegeven is. Dat talent vormt nog steeds de voedingsbodem voor deze nieuwe prent. Terug is het nostalgisch futurisme, hoewel in strikte zin er bij Micmacs beter kan worden gesproken van een verhaal barstensvol hedendaagse maatschappij kritiek. In zekere zin een grimmig gegeven, maar de film is uiteraard uiterst komisch. Het ludieke absurdisme viert wederom hoogtij. Dat geldt voor zowel de vele opmerkelijke typetjes, de aankleding van de omgeving alsook voor de bittere toevalligheid waaruit het verhaal is opgebouwd en de associatieve vertelwijze. Teveel prijsgeven zou het kijkplezier kunnen bederven, desondanks is iedere film van Jeunet zo rijk dat men herhaling met liefde ondergaat. Na twee onfortuinlijke gebeurtenissen met wapens in zijn leven, wordt Bazil van de straat gered door een inventieve recyclefamilie met wie hij de strijd aanbindt tegen de twee betrokken wapenfabrikanten. Door de overmoedige bravoure van de personages ontbreekt wel de beklemmende sfeer van Delicatessen. Inmiddels is natuurlijk ook de regiestijl minder opzienbarend, maar dat doet aan de film zelf niets af.

Read more...

Arthur Adam - Awake

>> dinsdag 30 maart 2010

De Amsterdamse singer-songwriter Arthur Adam liet al op zeer authentieke wijze een blijvende indruk achter met de albums Shhh en In A Cabin With Arthur Adam. De eerste plaat leunde sterk op zijn schitterende vocale vakmanschap, terwijl in het In A Cabin With project een aantal avontuurlijke, elektronische, elementen aan het klankpallet werden toegevoegd. Arthur Adam is bovendien bijzonder, omdat het ruim twee jaar terug zijn plaat was die de aftrap gaf van Nieuwe Geluiden. Nu is er een nieuwe plaat van zijn hand en dat zend de nodige spanning door mijn lijf. Laat het aan Arthur Adam over om die spanning om te zetten in enthousiaste tintelingen.

Waar hij voorheen met eenvoudig aandoende liedjes rillingen over je rug kon laten lopen, kiest Awake een ander pad. Zijn prachtig ronde stemgeluid vormt nog altijd de grondslag voor originele melodieën. Op Awake zijn echter Jaimy Quite en Bart van Kuijk vaste bandleden geworden. Gedrieën (allen ex-Mist) vormen ze ook de vuige, uptempo indieband The New en aan dergelijk vol bandgeluid is op Awake nauwelijks meer te ontkomen. Arthur Adam weet dit geluid zodanig naar zijn hand te zetten dat het gemis van zijn typerend sobere singer-songwriterstijl snel naar de achtergrond verdwijnt. Die heerlijke liedjes zijn namelijk nog altijd het kenmerk van Arthur Adam, ze zijn alleen anders verpakt. De meest in het oog springende getuigen van deze uitbreiding zijn oude bekenden Happy Hangover en First Impressions. De nieuwe verpakking is inventief genoeg om op zichzelf te blijven staan, maar verschuift evengoed de focus van een eigenzinnige eenling naar een toegankelijk indieband geluid.

Door de uiterst creatieve geest van Arthur Adam te combineren met vertrouwde bandleden en de productie van Guido Aalbers (Bertolf, Miss Montreal) lijkt er bewust te zijn gekozen voor een groter publiek. Gezien het muzikale perfectionisme dat de songs voedt, heeft Awake alles in zich om nieuwe muziekliefhebbers aan zich te binden. Tegelijkertijd heeft de kenner een alternatief geluid om naar uit te kijken. Het is wel te hopen dat hij het pad van de eenzaamheid niet volledig afsluit. Arthur Adam blaakt van aanstekelijk zelfvertrouwen in al zijn veelzijdigheid.

Read more...

Peggy Sue - Fossils and Other Phantoms

>> maandag 29 maart 2010

Peggy Sue (voorheen Peggy Sue and the Pirates en Peggy Sue and the Pictures) wordt al twee jaar getipt als één van de artiesten die middels Myspace zouden kunnen doorbreken. Anderhalf jaar lang brachten ze uitverkopende EPs uit en groeide het aantal fans. Toch was de band niet op zoek naar een traditionele record deal. Toen hun geliefde Wichita Records een enthousiast aanbod deed, weigerden ze echter niet.

Debuutalbum Fossils and Other Phantoms is hoorbaar geschreven als een geheel. Het concept omvat diverse vormen van eindes en de lege ruimtes (zie het artwork van Benjamin Phillips) die ze achterlaten. Het album werd geconcipieerd en gesmeed in Brighton, London en Brooklyn. Muzikaal lijken al deze plaatsen, maar met name de levendige lo-fi folkscene van Brighton, hun sporen te hebben nagelaten. Aan de basis van Peggy Sue staan singer-songwriters Rosa Slade, Katy Young en drummer Olly Joyce. Op het album werkten ze samen met Alex Newport (Two Gallants), John Askew (The Dodos), Steve Ansell (Blood Red Shoes) en Ben Lovett (Mumford & Sons). De specifieke dictie en klank van de vocalen doet denken aan Adele en Kate Nash op een uitgesproken narratieve, folky manier. Stilistisch zijn er aanknopingspunten bij Sons of Noel and Adrian, Laura Marling en een Britse vorm van Alela Diane en Marie Sioux. Er zit een scherp en venijnig klinkend randje in de songs dat de melodische elementen van het verleidelijke af voert. Peggy Sue kan verrassend stevig uit de hoek komen, maar behoudt in de moedwillig onzuiver en gruizig klinkende arrangementen duidelijk een lo-fi aanpak. Als een album overtuigt Fossils and Other Phantoms zeker. Desondanks schuilt de echte kracht van de band in vooral een handvol echt bijzondere en aangrijpende songs.

Read more...

Robin Block - Robin Block (EP)

Aandacht aan de Amsterdamse singer-songwriter Robin Block was hier al lang overtijd. De EP die hij een jaar terug uitbracht dient nu echter als opstap voor het volledige album dat naar verluidt nabij is. Voor singer-songwriters geldt dat een bijzondere stem reeds het halve werk kan zijn. Robin Block is één van die artiesten die is gezegend met een indrukwekkend stemgeluid. Robin’s stem grijpt de aandacht, alarmeert en strijkt met een fluwelen aanraking melodieën glad. Op deze EP, die slechts vier nummers telt, maakt de luisteraar al uitgebreid kennis met zijn imponerende kunnen. De in recensies veel gehoorde naam Jeff Buckley wordt zelden terecht toegepast. Eerder kon ik het vooral bij Scott Matthews niet laten, maar Robin Block’s Do Come Forth had mogelijk ook uit Buckley’s pen kunnen vloeien. Het is goed dat dit niet voor de andere drie songs geldt. Robin Block heeft een stijl die aansluiting vindt bij een aantal van de meest bijzondere singer-songwriters van de afgelopen jaren. In dergelijk rijtje vinden we mensen als Ben Christophers, Patrick Watson, Declan de Barra en Richard Walters. De gelijkenis tussen deze namen zit vooral in het hoofd van de luisteraar en daardoor steelt ook Robin Block mijn hart. Er zijn legio opvallende elementen, zoals de bijzondere harmonie in Do Come Forth en de heldere koperklank van de Milan Mes’ trompet op Darker Song en Didn’t Know. Het zachte, breekbare nummer Didn’t Know doet denken aan The White Birch en spreekt daarmee een heel andere kant aan. Ondanks de weldaad van deze EP is er ruimte voor verdere ontwikkeling. Het aankomende album zou daarom weleens een overweldigend intense luisterervaring kunnen worden.

Read more...

Chris and Thomas - Land of Sea

>> zondag 28 maart 2010

Vier jaar geleden kwam in Amerika Land of Sea uit. Na het beluisteren van dit debuutalbum (slechts een EP ging vooraf) rest alleen nog de vraag waarom het drie jaar duurde voordat wij volgden, hoewel het niettemin lovenswaardig is dat na al die tijd het album alsnog beschikbaar komt. Chris and Thomas zijn Christopher Anderson en Thomas Hien uit Los Angeles. Van de ongecompliceerd opgebouwde songs is dergelijke grootstedelijke afkomst niet af te horen. Op uiterst smaakvolle en fijnbesnaarde wijze brengen de twee heren melodische folkliedjes ten gehore die in termen van sfeer en belevingswereld met het beste van het genre kunnen wedijveren. Ondanks dat de soberheid ver af staat van de rijke arrangementen van Timesbold, is het toch deze band die herhaaldelijk door mijn hoofd snelt bij beluistering van Land of Sea. Gezien de idiosyncratische positie die Timesbold bekleedt in het folkrock en alt. americana genre is dit voor Chris and Thomas en hun beperkte middelen extra te prijzen. Natuurlijk doet de eenvoudige setting tegelijkertijd traditioneler aan. Het is een bedrieglijke schijn. De kenmerkende tweestemmigheid, het kalme getokkel en de geaspireerde strijker geven een aparte klankkleur aan de karakteristieke melodieën. Veel meer is er niet nodig. Chris and Thomas gebruiken superieure ambachtelijkheid om tot een oorspronkelijke positie te komen. Dat vormt zonder terughoudendheid een gemeenplaats van welbehagen.

Read more...

Josiah Wolf - Jet Lag

>> vrijdag 26 maart 2010

Josiah Wolf is de oudere broer van Yoni Wolf. Yoni Wolf is de singer-songwriter die na het uiteenvallen van cLOUDDEAD alleen verder ging en van daaruit, mede met zijn broer als drummer, de band Why? vormdde. Hun laatste album kon mij, na het hiphop verleden, zeer bekoren. Dat maakte dat ik het soloproject van Josiah Wolf met interesse tegemoet zag.

Jet Lag gaat voortvarend van start, maar geeft daarmee een vals signaal af. Even laat Josiah Wolf zich als begiftigd drummer geestdriftig gelden. Deze lijn wordt nauwelijks voortgezet op de rest van het album. Direct daarna bindt Jet Lag in en voert een enigszins nostalgisch popgeluid de boventoon. Het gebruik van akoestische instrumenten en een vleugje folk zorgt voor een luchtig en creatief lo-fi geluid. Bij vlagen sluit het aan bij de jaren ’60 invloeden van Noah and the Whale, Alfie, Jacob Golden, The Ocean Floor en I Am Kloot naast natuurlijk de intense gedrevenheid van Why? Vocaal is Josiah Wolf niet bijzonder sterk, hoewel in het relatief ingetogen geluid de ietwat aarzelende stem toch goed werkt. Jet Lag werkt het best als multi-instrumentalist Josiah vele lagen broeierig tegen elkaar aan laat wrijven. Op die momenten is er haast sprake van psychedelische folk en wint zijn stem aan kracht. Het album kent een constant boeiend spanningsveld tussen lichtvoetigheid en contemplatie. De melodische songstructuren, soepele ritmes en baslijnen herinneren aan California. Josiah Wolf brengt een zeer plezierige stijlmix op zijn debuut. Er zit nog wat groei in, maar weet nu al te binden.

Read more...

Point Quiet - Point Quiet

Vele bands kunnen er slechts van dromen een zanger als Pascal Hallibert in de gelederen te hebben. Zijn stem is karakteristiek, heeft een ongepolijste scherpte, maar kan ook heerlijk strelen. Hij is perfect toegerust vele kanten van de americana en country te verkennen. Point Quiet is de nieuwe naam van de Haagse band White Sands. De band is van mening dat deze naam hun geluid beter uitdrukt. Onder de naam White Sands debuteerde de band met het album Deseronto. Pascal bekleedt echter ook de rol van frontman bij de band Templo Diez.

White Sands/Point Quiet en Templo Diez spreken beide een kant van de alt. country en country noir aan. Daarom was het lastig Deseronto te beoordelen zonder te vergelijken met Templo Diez. Het innemende, avontuurlijke rock randje dat bij Templo Diez kenmerkend is, won het voor mij van het traditionelere White Sands. Nu, als Point Quiet, lijkt het makkelijker te zijn geworden beide projecten op eigen grond te beoordelen. Dit album is een zeldzaam goed voorbeeld van de sfeer en creativiteit in country noir. Songs als Norteña en Venom Mind zijn van absolute schoonheid. Point Quiet laat zich inspireren door tradities, maar is zeker niet langer als zodanig te bestempelen. Met de nieuwe naam lijkt Point Quiet ook meer een eigen gezicht te hebben gekregen. Door Pascal’s stem is de vergelijking met Dez Mona te maken, maar ook Calexico, Audiotransparent en Cherry Ghost liggen af en toe voor op de tong. Ondanks de treffende bandbezetting blijft er een zweem van lo-fi singer-songwriterschap om de songs hangen. Die eenvoud verzorgt een sierende bescheidenheid, waardoor de atmosfeer intiem blijft. Point Quiet voert je naar uitgestrekte oorden, precies zoals de beste muziek in dit genre moet doen. De uitzichten op Point Quiet zijn echter net even anders; de invloed van de lage landen.

Read more...

Jodymoon - Who Are You Now

>> donderdag 25 maart 2010

Na het winnen van de Grote Prijs van Nederland kon het tweede album van Jodymoon, Never Gonna Find it in Another Story, op de nodige aandacht rekenen. De kern van Jodymoon bestaat uit het duo Digna Janssen en Johan Smeets (beide van Rosenfeld), maar won in 2007 in de categorie singer-songwriters. Het voorgaande album kende echter toch een redelijk solide bandgeluid, zonder overigens de kenmerkende singer-songwritersfeer te verliezen. Who Are You Now blijkt soberder van opzet. De ietwat droefgeestige songs winnen daardoor enorm aan zeggingskracht.

Waar Digna in de vocalen een rockerige nadruk legt, komt een Anouk-achtige klank naar boven. Daar kan Jodymoon echter niet op worden vastgepind. Who Are You Now is een subtiele en fijngevoelige plaat waarop slechts bij vlagen een puntiger poprock liedje ontstaat. Daar mogen we dankbaar voor zijn. De bescheiden opzet van de arrangementen, waarin strijkkwartet Matangi deel heeft, kleurt prachtig bij de herfstige songs. Door de strijkers wordt de meeslepende tred versterkt en geven de klaaglijke vocalen van Digna in songs als Paris een klassieke uitstraling. Opvallend is dat het gebruik van percussie vooral intensiteit toevoegt en niet de gebruikelijke leidraad vormt. Dit komt mooi naar voren in het broeierige Forgiveness dat in de ondergrond een kruising lijkt van Artificial Animals Riding on Neverland en Lou Rhodes. Jodymoon voegt in die combinatie een uitgesprokener sentiment toe. Bovendien komen met enige regelmaat smaakvolle americana details, zoals slide gitaar, naar boven. Daardoor vinden Jodymoon’s ballades ook aansluiting bij troubadours als Sara Lov, Aimee Mann, Sandrine en A Girl Called Eddy. Uiteindelijk blijft het duo echter teveel klinken als een popband om al dergelijke vergelijkingen gestand te doen. Het geeft wel inzicht in de kwaliteiten en zeker ook de muzikale visie die Jodymoon ons toont. Who Are You Now is een heel fijn album. Het kan hoogstens misleiden door de stemmige klank in de inmiddels ontluikende lente.

Read more...

John Grant - Queen of Denmark

>> maandag 22 maart 2010

Nog altijd is het onbeslist of Midlake met The Courage of Others de voorganger The Trials of Van Occupanther wist te evenaren. Queen of Denmark doet dit zonder twijfel wel. De plaat staat op naam van John Grant, ook de man achter alt. countryband The Czars. Voor Queen of Denmark kreeg hij echter ruimhartig hulp van Midlake en dat is te horen. Na zeven albums met The Czars bleef de groep liefhebbers beperkt groeien. Met dit semi-soloproject kan weleens in één klap een breed publiek de weg naar John Grant gaan vinden. Het snel oprukkende label Bella Union zal daar eveneens garant voor staan. De invloed van Midlake mag dan hoorbaar zijn, hij is niet doorslaggevend. Dat geldt evenmin voor zijn verleden met The Czars.

De klassieke zangstem achter het openingsnummer doet in positieve zin denken aan de bravoure van Goldfrapps Felt Mountain en People In Planes’ If You Talk Too Much. Het geeft direct de creatieve middelen aan die John Grant en Midlake aanspreken om het folkpop geluid een verstrekkende klank te geven. Dat gebeurt zonder de geladen atmosfeer te verliezen of actief te experimenteren. De gebruikte elementen, zoals blazers, strijkers en koortjes, lijken haast spontaan uit de nummers te ontstaan. John’s stem is krachtiger dan Midlake’s Tim Smith en daardoor kunnen de arrangementen stevig tegenwicht bieden. Dit gebeurt zowel in rijke, van nostalgia doordrenkte, poporkestraties, maar ook klassieke details worden niet geschuwd.

De teksten zijn bedrieglijk zoetgevooisd, terwijl de songs zelf die onbezorgdheid niet delen. Zelfs in sprankelende euforische momenten blijft een zekere bedachtzaamheid bestaan. Soms is het zelfs ronduit somber, maar John Grant sluit je nooit op in wanhoop. Als je onbewaakt getroffen wordt, stuwt John Grant tranen naar je ogen waarvan je niet kunt zeggen of ze van geluk of verdriet zijn. Geleidelijk trekt die nevel van emoties op. Het omslagpunt vindt je in Sigourney Weaver en met het luchtige Chicken Bones en Silver Platter Club drogen de tranen, plaatsmakend voor een gelukzalige glimlach. De voortzetting brengt wederom enige tempering om je vervolgens tekstueel en muzikaal te verbouwereren met JC Hates Faggots. Kennelijk moest John het even kwijt en hervindt zijn kracht met meer elektronische ondersteuning. Het meeslepende grootse gebaar in de laatste serie songs resoneert nog even na.

Het album torst een constante schoonheid mee die bij ieder nummer nieuwe hoogtes bereikt. Achteraf is het nog altijd haast ondenkbaar dat Queen of Denmark in ieder geval elf absolute diamanten bevat. Uiteindelijk is de vergelijking met Midlake’s tweede vals, maar John Grant kan die plaat wel recht in de ogen kijken.

Read more...

Rick Treffers - Prettige Vooruitzichten

Toen Rick Treffers vanuit zijn positie als voorman van de band Mist met een soloalbum kwam, was direct duidelijk dat hij daarmee een totaal andere kant van zijn creativiteit wilde tonen. De Nederlandstalige nummers op Het Heeft niets met Jou te Maken waren voor een verstokt liefhebber van Mist als ikzelf een grote omslag die mij niet direct kon bekoren. Prettige Vooruitzichten borduurt op deze lijn voort.

In feite betreft het de muzikale rode draad van de ‘rockumentary’ Prettige Vooruitzichten, een muziektheatervoorstelling over zanger-held Rock Truffels. Mijn introductie tot het huidige album is milder dan de theatrale recht-voor-zijn-raap-teksten die mij afstootten op de voorganger. Prettige Vooruitzichten wil graag een muzikaal enigma vormen. De songs zijn te beluisteren als chansons, maar de dramaturgische inslag belet deze karakterisering. Bovendien kennen Ricks teksten ook een duidelijke vleug humor die kleinkunst en cabaret niet vreemd is. Uiteindelijk is het vooral het medium dat Prettige Vooruitzichten in het keurslijf van de pop dwingt. Dit wordt bevorderd door Ricks verleden met Mist, wier signatuur hier en daar de kop opsteekt en van de liedjes ook echte popliedjes maakt. De narratieve en zeer Hollandse, dan wel volkse, leest waarop Prettige Vooruitzichten is geschoeid, valt niet meer te vergelijken met de wervelende droompop van Mist. Rick Treffers overtuigt echter ook in zijn nieuwe rol met verve. Zijn stijl en songteksten zijn zeker voor de Nederlandstalige muziek erg origineel. Hij behoudt zijn aangename timbre in de vaak lastige Nederlandse dictie waardoor de liedjes ontspannen luisterbaar blijven. Een zeer gevarieerde invulling van de arrangementen doet de rest. Het is aan de luisteraar te bepalen hoe Prettige Vooruitzichten te beluisteren, maar binnen alle keuzes houdt Rick Treffers zijn hoofd fier overeind.

Read more...

Baltic Exchange - Choir of Trinity College, Cambridge olv Stephen Layton - Choral Works by Prauliņš, Einfelde, Sisask & Miškinis

>> zondag 21 maart 2010

De doorbraak van Arvo Pärt betekende niet alleen een doorbraak voor de Estse muziek, maar plaveide ook het pad voor andere Baltische componisten. Het doel van dit album vol Baltisch repertoire van het gerenommeerde Choir of Trinity College, Cambridge lijkt een verdere introductie en integratie van Baltische modern klassieke muziek te beogen. Zang is een belangrijke culturele waarde voor de Baltische volksculturen, waardoor deze koorwerken symbolische betekenis krijgen. Waar ook Arvo Pärt furore mee maakte, horen we terug in het werk van deze componisten. Oude patronen uit de renaissance en gezangen worden opnieuw vormgegeven in schitterende sacrale werken met een haast onbevattelijke sfeer die ook het wereldlijke rijkelijk bedienen. Hierin komt de zeer fijnzinnige en subtiel dynamische uitvoering van het Choir of Trinity College perfect tot zijn recht. De hedendaagse Baltische muziek van dit programma brengt niets van de chaotische atonaliteit die modern klassiek zijn ondoordringbare en elitaire karakter kan geven.

Uģis Prauliņš (Lets) heeft een amorfe stijl waarin zijn eclectische muzikale verleden, waaronder rockbands en volkmuziek, is terug te horen. Dat geldt zeker voor het opvallend geprononceerde, aan dirigent Stephen Layton opgedragen, Laudibus in Sanctis, maar in mindere mate ook voor zijn Missa Rigensis. In zijn lyrische harmonieën spelen Barokkerige series en stevige ritmes een omvangrijke, maar niet overheersende, rol. Het gebruik van theatrale praatzang doet bovendien denken aan William Walton’s Henry V. Het werk van Maija Einfelde (Lets) op woorden van de geliefde Letse dichter Bārda klinkt duisterder dan Prauliņš’ mis. Hoewel de compositie intuïtief aandoet door de indringende dissonanten, heerst er een ingetogen intensiteit. Urmas Sisask (Ests) is wellicht de bekendste componist op dit album; hetgeen wellicht ook te danken is aan zijn prolifische compositiedrang. Zijn Benedictio vormt een vlotte, ontspannende interlude. De lichtvoetige betovering van de fijn in elkaar grijpende stemmen bepalen de compositie. Het album sluit af met Pater Noster van Vytautas Miškinis (Litouws). Pater Noster begint met een opmerkelijke seriële sotto voce waarboven solisten een zwangere sfeer creëren, hetgeen wordt gerepliceerd in een staccato crescendo uitmondend in een vertederend harmonische beweging en herhaling.

Dit uitzonderlijke, Baltische programma doet zwelgen in meerstemmigheid waarin anachronistische compositiestijlen zegevieren. Het ontdekken van dit werk is meer dan de moeite waard en zeker geen zware opgave.

Read more...

Balthazar - Applause

Inmiddels krijgt de Belgische Humo Rock Rally ook bij ons redelijke bekendheid en dat is te danken aan de fijne platen die de wedstrijd nadien oplevert. De band Balthazar nam echter ruim de tijd om hun debuut te smeden. Ze wonnen de Rally namelijk al in 2006. In 2007 en 2008 scoorden ze in België al hits met de singles This Is a Flirt en Bathroom Loving/Situations. De tijd tot nu is zo te horen prima besteed. Balthazar heeft een zeer solide en flexibel geluid ontwikkeld; een stijl die treffend wordt omschreven als ‘puntig en laidback’. Syncopatische ritmes en sluitend grijpende melodielijnen repeteren in plezierige grooves. De productie is zo gebalanceerd dat geen van de beats te pregnant wordt en te allen tijde van het popliedje kan worden genoten. Hiervoor hebben de Belgen hun tripje naar de Noorse producer Yngve Leidulv Saetre (Royksopp, Kings of Convenience e.a.) mede te danken. Heel af en toe hoor ik een beetje van het type songschrijverschap waar I Am Kloot zich van bedient, hetgeen alleen als compliment kan worden opgevat. Met dit alles ontlopen ze clichés en weet Balthazar zich heerlijk idiosyncratisch te nestelen. Tegelijkertijd kent vrijwel ieder nummer pittige hitgevoeligheid. Dergelijk kunstje laat menig talent groots doorbreken. Zoals vaak het geval is met een plaat vol hitgevoelige muziek draagt Applause een risico op verveling. Balthazar verkent echter op prachtige wijze de grenzen die de aangemeten stijl hun biedt. Applause is zonder meer een droomdebuut en Balthazar een band die het juk van succes binnenkort waarschijnlijk voelt drukken.

Read more...

Broken Bells - Broken Bells

>> vrijdag 19 maart 2010

De single The High Road zal bij velen al bekend zijn. Een samenwerking tussen twee zeer succesvolle muzikanten kan dan ook niet ongemerkt passeren. Onder de naam Broken Bells gaan producer Danger Mouse (Brian Joseph Burton) en James Mercer, zanger en gitarist van The Shins, schuil. Producer Danger Mouse heeft al een indrukwekkend lijstje samenwerkingen op zijn naam staan. De meest bekende en ongetwijfeld de succesvolste is als helft van het duo Gnarls Barkley, maar hij werkte ook met het beroemde Gorillaz. Daarnaast speelde hij met Sparklehorse en was hij deel van het project The Good, the Bad and the Queen.

Gezien de indie invloeden van The Shins doet Broken Bells misschien nog wel het meest aan de recente samenwerking tussen Danger Mouse en folkzangeres Helena Costas onder de naam Joker’s Daughter denken. Tot mijn verrassing kreeg die plaat nog niet de helft van de aandacht die nu naar Broken Bells gaat. Desondanks was ook The Last Laugh een heel interessante en leuke plaat. Het is duidelijk dat Danger Mouse een constante factor is als een zeker publiek en kwaliteit gewenst is. Hij kan met veel verschillende genres uit de voeten en steelt bovendien de show in het proces. Broken Bells is stilistisch gezien niet het meest opvallende document. Het bestrijkt een ruim scala aan sferen. Op dit album gaat het van een mooie popsong via ambient pop naar dansbare dance pop. De laag beats, synths en elektronica ligt er niet te dik bovenop, maar is voldoende aanwezig om soms zelfs het label elektropop te verdienen. Er is altijd met een graad van perfectie en een onmiskenbare groove aanwezig.

Natuurlijk bestaan er talloze bands en artiesten die redelijk vergelijkbare muziek maken, zij het meestal niet op één plaat verenigd. Het opmerkelijke aan Broken Bells zit verscholen in het feit dat het duo alle nummers volkomen smetteloos zijn. Alle invloeden komen zonder knarsende botsing samen en lijken vanuit de losse pols op de plaat terecht te zijn gekomen. De enige kritiek die te leveren valt, omvat ook gelijk de sleutel tot het succes. Broken Bells klinkt namelijk erg lekker, maar ook braaf. Door dat laatste is echter wel een zeer groot publiek aan te spreken. Bovendien als je op dit niveau presteert, mogen nummers best braaf zijn, want ze zijn tegelijkertijd ook steengoed.

Read more...

Tony Sly - 12 Song Program

Tony Sly was jarenlang de frontman van de punk popband No Use For a Name uit San José. Nu debuteert hij als ambachtelijke songsmid met de plaat 12 Song Program. De formule kon haast niet simpeler. Voor het overgrote merendeel is Tony Sly een man met gitaar die aangename, eenvoudige ballades zingt. Het is een flinke stap van de punk die hij gewend was, hoewel zo af en toe in zijn stem of een instrumentale aanvulling die vuige kracht van voorheen te bespeuren valt. In nummers als The Shortest Pier, AM, Toaster in the Bathtub en Love, Sick Love komt een net iets uitgebreider arrangement aan bod. Vaak heeft deze een gruizige ondertoon die de song wat diepte geeft. Het valt op dat iedere song prima in elkaar zit, maar die extra laag echt noodzakelijk is om het plaatje twaalf nummers lang boeiend te houden. Wie in een bescheiden humeur is en enkele eenvoudige popballades wil horen kan met Tony Sly niet mis; solo welteverstaan.

Read more...

The Radio Dept. - Clinging to a Scheme

>> woensdag 17 maart 2010

De Zweedse band The Radio Dept. kent een vijftien jaar lange, rommelige geschiedenis. Op hun vorige album, Pet Grief uit 2006, brak de band met het geluid van hun debuut. Dat bleek geen goede zet, want waar de urgentie van Lesser Matters (2003) het nodige stof deed opwaaien, waardoor zelfs twee songs in Sofia Coppola’s film Marie Antoinette terechtkwamen, werd Pet Grief gemengd ontvangen. Na hun debuut namen de drummer en basspeler afscheid van de band, waardoor synths en digitale drums de vrije plaatsen innamen op Pet Grief. Datzelfde recept lijkt ook op de nieuwe plaat, Clinging to a Scheme, te worden gevolgd. Deze opvolger werd al in 2008 na een eerdere EP verwacht, maar komt nu pas uit. Een aantal volgelingen zijn nog wel blijven plakken, maar in veel opzichten moet The Radio Dept. nog revancheren. Met het geluid op Clinging to a Scheme is niets mis. Het blijkt een redelijk fris en pakkend album. De stijlmix bevat veel invloeden uit synth-, dream- en indiepop die me soms aan Yo La Tengo doen denken. De band heeft goed geluisterd naar de vooruitstrevendere elektropopbands en weet elementen daaruit te combineren met een licht rockende groove of een zachtaardige melodie. Heel erg geëngageerd klinken de Zweden niet. Wellicht dat de noordelijke afkomst of het verleden ze voorzichtig maakt. Alsnog klinkt het album monter en toegankelijk. Het is zelfs sfeervol te noemen ondanks de ruime aandacht die aan ritmiek wordt geschonken. Enkele muzikale tierelantijnen voorkomen onderkoeling, terwijl de vervormde vocalen vrijwel in iedere song blijven boeien. Toch vormt de gruizigheid soms nog een obstakel. Songs als single David zijn zonder sterk genoeg. Clinging to a Scheme is geen overrompelend offensief, maar heeft het in zich The Radio Dept. weer positief op de kaart te zetten.

Read more...

Efterklang - Magic Chairs

Als Tunng een milde versie van folktronica demonstreert, is het Deense Efterklang een boegbeeld. Op hun derde album, Magic Chairs, wordt de experimenteerdrift die voorgangers Tripper en Parade zo tekende afgezwakt. Dat mag echter niet tot gefronste gezichten leiden, want Magic Chairs maakte een geweldige ontwikkeling in hun geluid. Waar het zoeken naar samengestelde klanken en onwerkelijke harmonieën eerder nog de boventoon voerde, wint het popliedje terein op Magic Chairs. Dat wil absoluut niet zeggen dat Efterklang plotseling een alternatieve indieband is geworden. De stijlkenmerken waarmee de Denen voorheen bij de connaisseurs al wisten te verbazen blijven de fundamenten van hun songs vormen. Achter de nu duidelijk te volgen melodielijnen heeft een begerig streven zich van de band meester gemaakt. Dat leidt tot ongehouden grote gebaren en kleine, breekbare emoties. De vindingrijke combinatie van de sentimentele zwier van indiebombast en een tik van klassiek georiënteerde kamerpop maakt van het huidige album een relatief toegankelijk doch kunstzinnig document. Daarin blijft de ‘tronica’ bestaan, terwijl folk een handreiking doet aan pop en Sufjan Stevens, Adem, Athlete en Saybia af en toe aan de horizon verschijnen. De weg naar grote menigten lijkt te zijn ingezet, hoewel het is te hopen dat Efterklang de ondersteuners van hun afkomst niet zal verloochenen. Ondanks alle ontwikkelingen blijft Efterklang muziek maken die toch vooral tot zijn recht komt in de besloten kring van echte liefhebbers. Wel zal die kring met Magic Chairs zeker gaan groeien.

Read more...

Tunng - ...And Then We Saw Land

>> maandag 15 maart 2010

Het Britse Tunng groeide van een tweemanschap (Sam Genders en Mark Lindsay) uit tot een band van vijf. …And Then We Saw Land is het vierde album van Tunng en het derde album als vijfmanschap. In beperkte kring maakte Tunng furore met een geluid dat is geïnspireerd op de vriendelijke kant van het experimentele experiment uit de jaren ’60-’70. Ondanks dat avontuurlijke karakter heeft de band gestaag zijn succes uitgebreid. Dat is zonder meer verdiend, want zo buitenissig klinkt Tunng momenteel ook weer niet. De tijdsgeest loopt op hen in. Daarvan getuigen de vele namen die kunnen worden gebruikt voor vergelijkingen met delen van hun geluid. Een beperkt lijstje levert namen op als Adem, Winterpills, Psapp, Badly Drawn Boy, Ben Sollee en Broadcast2000. Tunng hult echter graag hun muziek in nevelen, een enigma dat wordt versterkt door een verpakking die nauwelijks iets prijsgeeft over de inhoud. Een bont geheel van klopjes, tikjes, toontjes, koortjes en geluidjes bewaart ruim voldoende samenhang om een sprankelende begeleiding van rasechte liedjes te verzorgen. In de voornamelijk akoestische pluriformiteit vallen zaken als koperblazers en met name de synths hier en daar extra op. Daarnaast kan een typische Tunng-song zich ook een welgezind rockgeluid aanmeten. Over het algemeen bestaat Tunng’s stijl uit hedendaagse folk met een milde folktronica inslag. Daarin hebben ook mooie liedjes, simpelweg gebaseerd op een vriendelijk gitaartje, hun plaats. De relatief opgewekte onbezorgdheid maakt dat …And Then We Saw Land nooit met overtuiging het predicaat indrukwekkend kan dragen. Dat is waarschijnlijk voorbehouden aan Tunng zelf. De toonzetting lijkt in de albumtitel te zijn verklaard, waarmee de narratieve sfeer nog eens wordt benadrukt. Enkele instrumentale momenten tonen de kracht van hun composities. Tunng schept uit meevoerende klanken wederom een wonderlijke wereld die een alsmaar groeiende schare volgers werft.

Read more...

Men Among Animals - Run Ego

>> zondag 14 maart 2010

Iedereen die momenteel even zijn buik vol heeft van alle indiebandjes die zich profileren met Afrikaanse beats moet vooral eens naar (het begin van) het album Run Ego van de Deense band Men Among Animals gaan luisteren. Uit de aanzwellende klanken is eerst maar moeilijk een rode draad te halen, maar vanuit de batterijen van beats volgt uiteindelijk een onderhoudend repetitief melodielijntje. De Denen van Men Among Animals maakten het goed ontvangen debuut, Bad Times, All Gone, en zetten alle zeilen bij om dat door te zetten op Run Ego. Naar eigen zeggen voelde Bad Times, All Gone aan als dag, terwijl Run Ego aanvoelt als nacht. Desondanks is Run Ego geen erg donkere of sombere plaat. Zeker door de opzwepende ritmes aan het begin klinkt het album nog altijd relatief opgewekt. Bij Gavrilov komt daar een iets melodischer comtemplatieve lijn in die het duisterder karakter beter uitdraagt. Als Gavrilov zich ontwikkelt breekt echter ook het moment aan dat de repetitie op het album enigszins begint te vervelen, vooral omdat het ritmische geweld zo pregnant aanwezig blijft. De nummers zitten enorm sterk in elkaar en de band klinkt strak. Daardoor staan er ook voldoende leuke nummers op Run Ego die op alternatieve wijze het populaire scherpe beatsgedreven indiepopgeluid vormgeven. Dat blijft over het album als geheel genomen de voornaamste reden om Run Ego aan te schaffen. Men Among Animals pakt het net wat anders aan, tegelijk is dit album ongeveer even vermoeiend als Vampire Weekends laatste. Hoewel niet het toonbeeld van originaliteit, kennen de nummers aardige vondsten. Dat neemt niet weg dat zodra de band op dreef is er te weinig (afgezien van niemendalletjes) variëteit en opbouw in spanning plaatsvindt. Voor Men Among Animals geldt ‘je krijgt wat je ziet’ op een leuke manier en dat kan net genoeg zijn.

Read more...

Seabear - We Built a Fire + While the Fire Dies

>> vrijdag 12 maart 2010

De IJslandse band We Built A Fire startte als een soloproject van Sindri Sigfússon, maar werd voor de opvallende debuutplaat, The Ghost that Carried Us Away, al getekende door een innige samenwerking. De lichtvoetig georkestreerde folk van Seabear werd met die plaat niet alleen een bescheiden indiesucces, hun muziek werkte duidelijk ook aanstekelijk voor andere muzikanten. Op het debuut werd bandleider Sindri Sigfússon bijgestaan door leden van Múm, Benni Hemm Hemm en Sigur Rós. Deze Scandinavische namen typeren overigens de muziek van Seabear veel beter dan het vaak gehoorde ‘Sufjan Stevens meets Arcade Fire’. Denk in plaats daarvan aan een kruising van de recente plaat van Musée Méchanique met The Miserable Rich, of de stevige lyriek van Leaves op een singer-songwriterdieet dat strikt met folk wordt ingevuld. Hoe dan ook is Seabear anno 2010 definitief uitgegroeid tot maar liefst zeven leden en kan, ondanks de relatief sobere ensembleklank, een waar folk kamerorkest worden genoemd. Solo is Sindri Sigfússon overigens alsnog te bewonderen onder de naam Sin Fang Bous. De toonzetting van Seabears songs is nog altijd niet het zwaarwichtig deprimerende dat van IJsland, zeker in deze tijd, zou kunnen worden verwacht. Het tempo ligt niet uitgesproken laag en zelfs met de dromerige ondertoon klinken de liedjes eerder opgewekt dan zweverig. Ten opzichte van het debuut is de knutselachtige lo-fi-klank wel rijker en complexer geworden. Het geheel klinkt net wat trefzekerder en de rauwe randjes zijn van het spel afgeschaafd. Er kan over worden getwist of dit een goede ontwikkeling is, maar in mijn ogen legt het veel meer van de mooie texturen in de compositie bloot waardoor het luisterplezier wordt vergroot. Dat dit minder urgent en aanstekelijk klinkt lijkt een weloverdacht offer. Doordat het album eerder uitlekte, kan de koper nu zichzelf trakteren op de gelimiteerde editie met de EP While the Fire Dies. Juist omdat de songs daarop in verlengde liggen van het album is deze ‘extended play’ versie extra de moeite waard.

Read more...

Somers Town, van Shane Meadows

Shane Meadows’ Somers Town is een juweeltje van een film. Vanwege zijn sociaal realistische stijl wordt Shane Meadows wel vergeleken met Britse grootheden als Mike Leigh en Ken Loach. Vaak heeft sociale thematiek de neiging grimmig te worden, zeker als het onderwerp van het verhaal het leven in de lagere millieus betreft. Dat is zeker het geval bij de hoofdpersonen in Somers Town. Marek is de zoon van een Poolse arbeidsmigrant en Tomo komt op de pof naar London, omdat hij nergens een thuis heeft. Tussen de introverte Marek en de charmante druktemaker Tomo ontstaat een onwaarschijnlijke vriendschap. Het verhaal is een smaakvol en gedetailleerd zwart-wit gefilmd tegen de achtergrond van een sociaal woningproject in de Londonse wijk Somers Town. Ondanks de thematiek weet Shane Meadows te verrassen op een verhaal dat je met het gevoel van een luchtige feelgood movie achterlaat.

Read more...

Drew Andrews - Only Mirrors

>> donderdag 11 maart 2010

Nadat de onfortuinlijke toer waarin de gear van zijn elektronische rockband Via Satellite in Lower East Side Manhattan werd gestolen, keerde Drew Andrews met vrijwel lege handen terug naar San Diego. Hij was aangewezen op een oude, verweerde gitaar om nieuwe songs mee te maken. Om zijn kamergenoten te ontzien werd hij tevens gedwongen dit alles op een fluistertoon te doen. Met deze creatieve volharding kunnen wij nu ontzettend blij zijn. Only Mirrors is een mooie, ingetogen singer-songwriterplaat. De songs die Drew stilletjes op zijn kamer componeerde hebben in het productieproces een voller geluid gekregen door ze te voorzien van smaakvolle arrangementen. Daarin komt de enigszins nasale stem van Drew goed tot zijn recht. Dat levert enkele heerlijke nummers op, zoals I Could Write a Book en Counterfeit. In zijn stijl zijn elementen terug te vinden van de vijf jaar die hij inmiddels doorbrengt als gitarist in The Album Leaf. Het ambient minimalisme van deze band is echter hier omgevormd tot subtiele, melancholische popsongs. Daarnaast blijkt uit de songstructuren een interesse in shoegaze en postrock. Dit maakt Drews nummers een stuk interessanter dan het laatste album van The Album Leaf. Gelukkig voorkomt Drew iedere onnodige stevigheid, waardoor Only Mirrors altijd uitermate sfeervol blijft klinken. Het talent van Drew Andrew straalt van zijn debuut af. Dat moet het één jarige label Lili is Pi uit Luxemburg zich ook hebben beseft. Er is geen betere manier om te laten zien dat je als label oog voor talent bezit dan het uit te brengen. Only Mirrors is een heel fijn en rustig luisteralbum en de introductie van een veelbelovend singer-songwriter.

Read more...

The Nocturnal Suite (Moodgadget)

Moodgadget is een jong en ambitieus label gevestigd in Brooklyn en LA. Hun motto: exposing the diversity in electronic music. Dat motto dragen ze inmiddels al zes jaar uit en in die tijd zagen al twee eerdere compilaties het levenslicht: The Rorschach Suite en The Synchronicity Suite. Hoewel de huidige compilatie, The Nocturnal Suite, maar liefst 24 nummers bevat, zijn daarmee drie goedgevulde albums net genoeg om alle muzikanten die zich bij Moodgadget hebben aangesloten een plekje te gunnen. Dat zijn er namelijk al meer dan zeventig en het mooie is, de meeste mensen zullen er daarvan met moeite een handvol kennen. Dat geeft gelijk het doel aan van deze releases door Moodgadget. The Nocturnal Suite laat van 22 nieuwe en veelbelovende acts één nummer horen (en Shigeto krijgt er twee). Doordat de gemene deler uit creatief gebruik van elektronica bestaat, blijft echter enige samenhang gewaarborgd. Een ervaren mixtape liefhebber had het waarschijnlijk niet beter gedaan. Vanaf het eerste moment kan het ontdekken beginnen. Openingsnummer Rich Doors van New Villager is goed gekozen. Het catchy ritme stemt gunstig en pakt lekker de aandacht vast. In zoveel muzikale diversiteit als The Nocturnal Suite bevat, is het onmogelijk dat ieder nummer zo opvalt. De muzikanten tonen dat elektronica zich laat vormen tot vele genres. Zo bestaat het op zweverige folk geënte City Center naast de dansbare klanken van Body Language en de spannende, melodische beats van Wisp. Andere interessante tracks zijn van The Landau Orchestra en Khonnor, maar het kan worden verwacht dat iedereen zijn eigen keuzes maakt op deze rijk geschakeerde plaat. Nadeel aan dergelijke pluriformiteit is het wisselende niveau. Daarom luidt hier het devies: zet de plaat op en pik de krenten uit de pap.

Read more...

S - im not as good at it as you

>> woensdag 10 maart 2010

De eenvoudig genaamde uitlaatklep van Jenn Ghetto kent een onzekere geschiedenis van tien jaar. De songs die Jenn schreef na haar tijd bij Carissa’s Weird kwamen haast abusievelijk op het podium terecht, waarna van de home recordings een album volgde. S groeide daarna uit tot drie muzikanten en er werd een nieuw album gemaakt. Op dat moment waren er geen plannen meer om met S door te gaan. Toch ligt hier na vijf jaar weer een nieuwe collectie songs.

Ditmaal spelen andere muzikanten mee, zoals Mat Brooke op de banjo en ukelele (Grand Archives, ex Band of Horses) en Sara Standard op viool. Er wordt op im as good at it as you nauwelijks afgeweken van het eerdere stramien. Waar Jenn Ghetto uiterst lo-fi begon, is het geluid hoogstens wat gegroeid. Toch blijven de songs rauw en puur. De arrangementen zijn gedoseerd. S maakt zeer direct klinkende sadcore. De songs zijn welgemeende emotionele kreten, die de luisteraar per ongeluk in flarden lijken te bereiken. Zoveel blijkt ook uit de escapistische lyrics. Ondanks de rauwe, moedwillig iets onzuivere klank van Jenn’s vocalen, klinken de meeste songs verbeten harmonieus in al hun spaarzaamheid. Juist omdat er relatief weinig gebeurt, planten de creatieve ritmes en wisselende dynamiek zich stevig in je hoofd. De rijk bedeelde omslagen in de muziek weten keer op keer te verrassen. Van syncopatische gitaarklanken tot haast etherische stemmen over akkoorden, zoals in R.I.P. Calgon.

Er schuilt een zekere vernieuwingsdrang in het album dat zou kunnen worden vergeleken met Cortney Tidwell, hoewel Tidwell’s experimentalisme veel openlijker plaatsvindt. De gitzwarte sfeer in de sombere nummers doet tevens denken aan bepaald Scandinavisch werk, zoals van Lampshape en Promise and the Monster, en verbetert de wat vlakke klank van Marissa Nadler. Deze positionering is mede treffend, omdat S met weinig instrumenten een confronterend scherp en onstuimig geluid weet neer te zetten. De ongepolijste werkwijze en ongereserveerde emoties op im not as good at it as you zullen nu, na vijf jaar wachten, zeker nieuwe zielen voor S kunnen winnen.

Read more...

Erving - Lonely Girl at Heart

Lonely Girl at Heart is het debuutalbum van de in Berlijn wonende Carrie Erving. Hoewel de plaat consistent klinkt, kunnen afzonderlijke nummers geïnspireerd zijn door uiteenlopende muziekgenres. Zo doet de opener Rip Your Heart Out aan als een song van Aimee Mann waarover een totaal ander klanksausje is gegoten. Het daarop volgende Airport is een haast op classicistische leest geschoeid nostalgisch popnummer, terwijl Don’t Put Your Crazy on Me duidelijk een fris, puntig, doch vriendelijk elektropop geluid laat horen. Dit met elektronica doorspekte geluid is één van de gemene delers op deze plaat. Daardoor is het makkelijk even snel te knipogen naar de eveneens Duitse act Bobby and Blumm, hoewel dat een ingetogener klank heeft. Titelnummer Lonely Girl at Heart laat horen dat Erving zelfs van blues influx opvallende elektropop kan maken. Er valt niet te ontkomen aan allerhande lichte Americana invloeden in het songschrijverschap van Carrie Erving, maar desondanks blijft na afloop vooral de indruk van een creatief singer-songwriter popalbum hangen. Het solide bandgeluid dat de elektronica ondersteunt doet daarvoor veel goeds. Daarnaast bewijst Carrie dat ze ook heel behoorlijk kan zingen in nummers als Time for a Princess. Erving is misschien niet eigenzinnig genoeg om ieders hoofd te doen draaien, maar heeft duidelijk voldoende in haar mars om volwaardig mee te spelen.

Read more...

Sea Wolf - White Water, White Bloom

De band rondom Alex Brown Church wist geen hordes mensen aan te spreken met de debuutplaat Leaves in the River. Daarom passeerde de release van White Water, White Bloom ons vrijwel onopgemerkt tot nu toe. Onterecht, want Leaves in the River was een smaakvolle plaat met een plezierige mix van het geluid van hedendaagse folkbands met een wat uitgesprokener poprockgeluid. Die lijn wordt op White Water, White Bloom verder doorgezet. Aanvankelijk kan het daardoor lijken dat er een vaker gehoorde formule wordt gevolgd. Sea Wolf is echter een band waar de magie plaatsvindt in de details, in de onverwachte lagen van strijkers en andere folky elementen. De band uit L.A. weet rustiger landschappen te funderen op stedelijke onrust. Daar komen regelmatig erg mooie nummers van, hoewel eerlijkheid gebiedt te vermelden dat net als bij zijn voorganger niet ieder nummer weet te schitteren. Alex Brown Church was verrassend genoeg recentelijk nog te horen op Sara Lov’s soloplaat, maar zijn band heeft meer weg van een stevige versie van The Accidental of Bowerbirds. Deze verwijzingen doen met reden enkele stemmige pareltjes verwachten. Sea Wolf’s White Water, White Bloom is wederom een fijne plaat voor het staartje van de winter.

Read more...

Lonelady - Nerve Up

>> maandag 8 maart 2010

Het uit bandstad Manchester afkomstige Lonelady verschijnt op het vermaarde Warp label. Dat geeft vaak al voldoende aan in welke stijl het werk moet worden gezocht, hoewel het label in de afgelopen jaren duidelijk een kwalitatieve verbreding heeft doorgemaakt. Lonelady is het singer-songwriterproject van Julie Campbell. Ondanks de onmiddellijk frisse klank van Nerve Up betreft het hoofdingrediënt een spannende mix van elektronica-elementen met een ouderwetse inborst die zeker tot de jaren ’70 terugwerkt. De urgente songs blijven echter vooral steken bij een herziene, geordende vorm van opzwepende punk. Daardoor ontwijkt Lonelady die overdreven experimentele klanken die Warp artiesten zich plachten aan te meten. Ze nam het album op met Guy Fixsen (bekend van o.a. Stereolab, My Bloody Valentine), hetgeen ongetwijfeld ten grondslag ligt aan de goede afwerking van het album. Ondanks de beperkte arrangementen verveelt de plaat, die nogal moet leunen op ritmes en daarmee melodie in alle aspecten overstemt, niet. Julie’s stem past prima bij de hippe, mainstream acts van dit moment; de juiste heldere hoogtes gecombineerd met ietwat rauw klinkende laagtes. Waar Lykke Li nog een lieve popklank bewaart, stort Lonelady zich op dansbare scherptes. Nerve Up klinkt nergens mainstream genoeg om gemakkelijk het succes van naburige singer-songwriters gemakkelijk te evenaren. Een stijlvol plaatsje in de marge, net als labelgenoot Diamond Watch Wrists eerder, zou Lonelady echter evenzeer sieren.

Read more...

Rival Consoles - The Decadent EP

Wederom een EP van Ryan Lee West, oftewel Rival Consoles. Met zeven composities komt The Decadent EP daar wel dicht in de buurt van een volledig album. Gezien de evenzeer progressieve als avant-gardistische werken die deze man uit Leicester maakt, schuilt er ook een zekere wijsheid in platen van korte duur. Hoewel zijn composities uitermate interessant luistermateriaal vormen, bestaat er, net als bij excentrieke progressievelingen als Aphex Twins of Autechre, een grens voor het achter elkaar beluisteren van dergelijke werken. Door de relatief korte nummers is dat geen zorg op The Decadent EP. Bovendien bevat de stilistische formule van Rival Consoles een fikse dosis dramatisering vanuit de klassieke muziek. Die sterk hoorbare invloed vormt als een plezierige rode draad houvast gedurende de meer experimentele, zwaarder op bliepjes en beats rustende elektronische chaos. Ryan Lee West is als componist veel minder op zoek naar het ontlokken van emotionele reacties dan bijvoorbeeld Ólafur Arnalds in zijn met elektronica doorspekte composities. Zijn werk is ook veel fragmentarischer van aard dan de subtiel uitgewerkte composities van Arnalds. Het verschil lijkt te zitten in het feit dat Arnalds als klassieke componist en pianist een ander uitgangspunt kent. Ryan Lee West blijft meer aan de experimentele en dance kant van het spectrum. Dat maakt het beluisteren van hun beider werk naast elkaar extra intrigerend.

Read more...

Ólafur Arnalds - Dyad 1909

Niet lang na zijn opmerkelijke project Found Songs, zeven composities in zeven dagen, werd de jonge IJslandse componist Ólafur Arnalds benadert door choreograaf Wayne McGregor. Hij vroeg Ólafur een stuk te schrijven ter begeleiding van zijn ambitieuze nieuwe dansproject Dyad 1909. Dit stuk is geïnspireerd op Shackleton’s zuidpoolexpeditie en geschreven in de geest van Daighilev. Naast Ólafur Arnalds werkten ook diverse visuele kunstenaars en filmmakers Jane en Louise Wilson aan de uitvoeringen mee. Inmiddels is deze fascinerende samenwerking uitgezonden op televisie zodat een breder publiek ervan kon genieten, maar helaas niet in Nederland. Het label Erased Tapes bracht eerder al een dansstuk van Peter Broderick uit; Music for Falling From Trees. Het is dus niet vreemd dat ook hier het label de prolifererende Ólafur Arnalds faciliteert. Gelukkig maar, want ook zonder de dans vormen de zeven delen van Dyad 1909 een half uur captiverende muziek. De ervaring die hij in het duo Kiasmos opdeed met progressieve elektronica en beats wordt hier ingezet. Zelfs computerstemmen worden als muzikale middelen ingezet. Daarnaast blijft hij op minimalistisch geïnspireerde wijze (solo)strijkers en geluiden gebruiken die een melancholische en emotionerende sfeer scheppen. Naast alle haast agressieve hevigheid is Dyad 1909 wederom een breekbare en evocatieve compositie. Midden in de branding waar elektronica en modern klassiek elkaar ontpopt dit opmerkelijke talent zich als genresmid met zeer bijzondere klanken tot gevolg. Het roept verwachtingen op voor zijn aankomende tweede studioalbum.

Read more...

Joanna Newsom - Have One On Me

>> zaterdag 6 maart 2010

In korte tijd is Joanna Newsom het medium album ontgroeid. The Milk-Eyed Mender was een uitzonderlijk debuut van een jonge harpiste die volstrekt eigenzinnige folkpopsongs ten gehore bracht. De plaat trok bij gevorderde muziekliefhebbers de nodige aandacht. De alternatieve muziekwereld stelde echter pas echt scherp bij opvolger Ys. Daarop nam Joanna Newsom met een in vele aspecten gegroeide klank en stijl een loopje met heersende muzikale conventies. Die groei is ontegenzeggelijk voortvarend voortgezet op Have One On Me. Een normaal album bleek eenvoudig weg te klein om die nieuwe spruiten van dit bijzondere talent te dragen. Daarom kan men nu in één keer genieten van maar liefst drie schijven neo-traditionele avantgarde.

De fijnzinnig uitgewerkte songs zijn als echte composities te beluisteren. Door de zorgvuldig gearrangeerde texturen en lagen in alle orkestraties is een vergelijking met klassieke muziek niet langer uit de weg te gaan. Desondanks luisteren we nog altijd voornamelijk naar folk en zeker ook naar popsongs. Joanna Newsom was voor een ruime groep aanvankelijk lastig te waarderen door het jonge, schrille geluid van haar excentrieke stem. Hoewel de herkenbaarheid nauwelijks heeft ingeboet, is Joanna anno 2010 uitgegroeid tot een kundig vocaliste. De scherpe randjes van haar timbre weet ze zowel expressief in te zetten als glad te strijken, al naar gelang de behoefte voor de composities. Have One On Me biedt daardoor een gebalanceerd muzikaal totaalplaatje toegespitst op de fijnproever. Het is een uitgebreid document van hedendaagse genreoverstijgende kamermuziek. Enige gelijkenis is te vinden in de loopbaan van Andrew Bird en zijn meest recente album Noble Beast/Useless Creatures. De twee zijn vaandeldragers voor de vrije genrecombinaties in de moderne muziek. Slechts verschillen in stijl (Newsom is voorzichtig meer op folk geënt dan Bird) of de sfeer van het moment kunnen eventuele keuzes tussen deze twee motiveren.

Have One On Me is niet expliciet experimenteel van opzet en blijft dicht genoeg bij de pop om een ruime schare kenners aan te spreken. Joanna Newsom heeft in rap tempo een eigen muzikale taal ontwikkelt die magisch realistisch aandoet en daarmee een onwerkelijke schoonheid in zich draagt. Enig geduld is geboden om door de dunne defensieve linie van vervreemding heen te breken. Haar huidige werk is groots genoeg voor een zaal en sober genoeg om te genieten in een besloten, vertrouwelijke omgeving. Er is altijd een open uitnodiging tot doling en dwaling in een nog onontdekte wereld aanwezig.

Het is echter ook gemakkelijk om je te verkijken op de omvang van Have One On Me. Hoewel Joanna Newsom de ruim twee uur aan nieuwe muziek treffend over de drie platen weet te doseren, met voldoende afwisseling in de dynamiek, blijft de speelduur het voornaamste risico als dit album in zijn geheel wordt beluisterd. Hier zal het geoefende oor zich onderscheiden van de doorgewinterde connaisseur, maar laat dat geen reden zijn voor novices hier met een boog omheen te lopen. Stilistisch is Joanna’s derde tegelijkertijd het meest uitgekiende en, wellicht, meest toegankelijk klinkende album tot nu toe. We hebben op Ys een knop tot bloei horen komen en kunnen nu met ongereserveerd zwelgen in de weelde van het boeket. Daaronder blijft geen muziekminnaar onbewogen.

Read more...

Owen Pallett - Heartland

>> donderdag 4 maart 2010

Al enige jaren was Canadese singer-songwriter Owen Pallett muzikaal actief onder de naam Final Fantasy. Deze voorgaande platen zijn nu slecht verkrijgbaar en met dit nieuwe album bereikt ons ook het bericht dat eerdere platen een reissue wacht. De naamsverandering is ingegeven door de wens zich te distantiëren van het gelijknamige computerspel. Daar heeft Owen’s muziek dan ook weinig mee te maken. Het is al gauw duidelijk dat we te maken hebben met een oorspronkelijk talent dat zich beweegt in kringen als Get Well Soon, DM Stith, Beirut, Midlake en Patrick Watson.

Op Heartland klinkt Owen Pallett groots en meeslepend. Door de hoge mate van complexiteit kan het even moeilijk zijn om, door de vele gebeurtenissen, grip te krijgen op de rode draad. Om deze indrukwekkende sound te creëren, maakte hij gebruik van de strijkers van het Tsjechisch symfonie orkest en het blaasensemble The St. Kitts’ Winds. Hij zelf is overigens de viool en andere instrumenten behoorlijk machtig. Owen is duidelijk beïnvloed door modern klassiek en opera, hetgeen in het licht dissonante melodrama is terug te horen. Hij heeft een plezierig fluwelen timbre dat vaak strak de arrangementen gladstrijkt. Naast een conventioneel akoestisch instrumentarium schuwt hij hedendaagse elektronische middelen niet. Zowel in drums en synths breidt hij daarmee op goed aansluitende wijze de klankkleur uit. In de door Owen geschapen wereld is het heerlijk dwalen. Er ligt constant spanning op de loer, maar zijn stem is een fijne gids en vormt oase van rust. Heartland betreft ditmaal geen one-man-orchestra, maar one man vs. orchestra. De door klassiek geïnspireerde orkestraties zijn een nadrukkelijk stijlkenmerk van zijn songs. In de meest wervelende harmonieën begeeft Heartland zich in filmische sferen. Voor het overgrote deel luistert het album echter als een aaneengesmolten voorstelling. Waarlijk een grote prestatie, omdat de plaat enorme diversiteit toont en geen moment verveelt of vervreemdt. Vrijwel alle nummers op het album zijn opgenomen in de bekende studio The Greenehouse in Reykjavik. Het resultaat is om te zoenen.

Owen Pallett’s Heartland zal niet makkelijk door het algemene publiek worden omarmd. Daarvoor zijn de composities te avant-gardistisch. Voor fijnproevers zal het echter moeilijk te begrijpen zijn hoe het mogelijk is dat de aandacht die nu wordt verworven als Owen Pallett als Final Fantasy hem niet automatisch ten deel viel. Hopelijk laten de reissues niet lang op zich wachten. Daarmee kan een bijzonder talent zijn plek definitief gaan claimen in menig muziekcollectie.

Read more...

Rautavaara Choral Music - Schola Cantorum of Oxford olv James Burton

Einojuhani Rautavaara is een van Finlands bekendste moderne componisten. Hij was een leerling van de grote Sibelius en kreeg door opmerkelijke stukken veelal op eigen wijze succes. Zijn bekendste werk, Cantus Arcticus (voor vogelzang en orkest), zou hij bij gebrek aan een koor hebben geschreven. In zijn composities hebben diverse stijlen een belangrijke rol gespeeld. Aanvankelijk voldeed hij aan de neoklassieke stijl om vervolgens middels dodecafonie en seriële compositie te komen tot een eigenzinnige neoromantische stijlvorm met een zekere dramaturgische inslag die wordt bekrachtigd door atonale elementen. Koorwerken hadden nooit Rautavaara’s specifieke creatieve interesse, maar desondanks is dat deel van zijn oeuvre eveneens invloedrijk. Deze verzameling koorwerken demonstreert overtuigend het waarom. Zoals typerend is voor zijn werk, bevatten alle composities interessante combinatievormen, waaronder de snel en langzame in en uit dissonantie glijdende vocale glissandi, praatzang en de explosieve staccato ritmiek. Telkens weer werkt hij van momenten van moderne uitdaging naar apoteosen van verbijsterende schoonheid. De gebruikte technieken en sferen blijken op den duur een zeer herkenbaar stramien te volgen. De werken op deze plaat zijn prachtig consistent en treffend expressief uitgevoerd door Schola Cantorum of Oxford onder leiding van James Burton. Voor wie zijn korale werk wil ontdekken is dit een must, maar wie een inleiding op Rautavaara’s totale oeuvre zoekt, start wellicht verstandiger bij het bekendere werk.

Read more...

Doelstelling van deze blog

Meer aandacht voor het (nog) onbekende. In tenui labor of toch niet?

Mededelingen

Donderdag 1 juli: deze week weer een frisse herstart verwacht.
Kort reces tot 13-05-10.
Na een kort reces vandaag (24-02-10) weer aan de post. Inmiddels is deze blog twee jaar geworden!
Gedurende december zullen er minder recensies worden geschreven
21-31 augustus: tijdelijk even geen recensies ivm een kort reces
Zondag 14 juni: Creative Commons licentie BY NC ND van toepassing op alle inhoud
Woensdag 3 juni: zoekfunctie en auteursrechtenonderdeel toegevoegd
Dinsdag 19 mei: template aangepast, hopelijk verbeterd
Vrijdag 15 mei: nieuw template; ontwikkeld door Ourblogtemplates.com, 2008

Auteursrechten

© Copyright Benjamin N. Vis

Uitgezonderd waar anders vermeld, is op alle inhoud van deze blog een Creative Commons Attribution 3.0 License van toepassing. Deze is hieronder gespecificeerd als CC BY NC ND. Voor meer informatie klik op de links aldaar.

  © Blogger templates Inspiration by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP  

Creative Commons License
werk van Benjamin N. Vis, Nieuwe Geluiden is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 3.0 Nederland licentie.