Seahawks - Secrets of the Deep

>> maandag 31 mei 2010

Iedereen die zich ooit heeft afgevraagd hoe dancemuziek met postrockinvloeden in de oceaan zou klinken, doet er goed aan eens bij Seahawks te gaan buurten. De EP Secrets of the Deep brengt een zestal nummers die, ondanks hun stevige plaats in de ambient hoek van de dance, zich weten te distanciëren van de massa. De manier waarop allerhande aquageluiden worden gebruikt, vervormd of nagebootst, in de nummers is fascinerend en maakt een luisterbeurt zelfs voor non-believers interessant. Secrets of the Deep is niet uitzonderlijk catchy, noch uitermate dansbaar. Bovendien is het net niet de muziek om nu eens hip op te gaan zitten chillen vanwege de zware grooves. Het is een vorm van dance die dergelijke soundscapes produceert dat het vooral loont echt te luisteren. Al helemaal als is geweten dat in hun geluiden flarden soulvolle shoegaze en zonnige beachpop de ronde doen. Het een is opmerkelijk groots klinkend werk dat zonder meer het genre weet op te rekken. Overigens gebiedt eerlijkheid mij te zeggen dat Secrets of the Deep slechts een begeleider is van de High Tides/Astral Winds 7” ‘picture vynil’ van Seahawks. Bij een huidig gebrek aan een platenspeler heb ik beluistering daarvan voorlopig uit moeten stellen. Dat neemt niet weg dat Secrets of the Deep alleen al voor muzikale waterratten de moeite waard is. Wie weet, Seahawks zou zo maar eens de perfecte band kunnen zijn voor jouw zomer.

Read more...

Hjaltalín - Terminal

Terwijl wij met hooggespannen anticipatie uitkeken naar het soloalbum van Sigur Rós’s Jónsi, viel IJsland als een blok voor het nieuwe album van Hjaltalín. Net als voorganger Sleepdrunk Seasons opent Terminal met blazers, die algauw door een compleet kamerorkest lijken te worden bijgestaan. De band houdt duidelijk van een grootse, bombastische entree. Het past zonder meer ook bij hun theatrale stijl.

In opener Suitcase Man neemt de ritmiek gaandeweg de hoofdrol over met de binnenkomst van de vocalen. De ritmiek is op zijn minst eclectisch en druk te noemen; het reizen strekt duidelijk verder dan alleen de songtitel. Het zet de toon voor het specifieke opgewekte karakter in de nummers. Hoewel de noordelijke sound tekenend is voor zowel Jónsi als Hjaltalín, tonen zij beiden dat die sfeer niet is voorbehouden aan grauwe stemmigheid, uitgestrekte soundscapes en enigmatische pop- of folksongs. Naast Jónsi lonkt Terminal naar orkestrale landgenoten Sea Bear en Amiina. Opvallend zijn voor mij ook de structuren in de melodie die bij tijd en wijle aan Patrick Watson doen denken en in geval van de vrouwelijke vocalen aan Juliette Commagère. Daarmee is zeker nog niet alles gezegd.

In de composities van Hjaltalín lijkt constant een liefde voor de big band en musical op te borrelen, die wordt aangedikt met accenten uit de jazz, soul, klassiek en wereldmuziek in de percussie. Het is een bonte verzameling die wonderwel en behoorlijk aanstekelijk werkt. Bovendien weet Hjaltalín de veelvormigheid nu ter meerdere eer en glorie in diverse nummers om te zetten.

Om hun internationale appel kracht bij te zetten zijn nu alle songs Engelstalig. Op Sleepdrunk Seasons was de kwaliteit van de vocalen nog wisselend, maar Terminal neemt zijn revanche. Zangeres Sigga werd zelfs bekroond als ‘Voice of the Year’ op de Icelandic Music Awards, maar die eer had tevens zanger Högni toe kunnen komen. Waar de majestueuze en soms jazzy klanken van de hoge stem van Sigga zo uit een theatrale musical komen aanwaaien, brengt Högni, met constante spanning van stijlen, een geaspireerd stemgeluid met de gedragenheid van pop met een randje. Hun beider vocalen hadden ongetwijfeld niet misstaan op een album van Oi Va Voi of Zero7. Terminal wordt herhaaldelijk naar een hoger plan getild door de expressie van deze twee.

Om het geheel af te maken laat het zevental instrumentaal de vele kansen op excentriciteit niet onbenut. Dat geeft Terminal de verrassingen die een goed orkestraal album zeer lang houdbaar maken, hetgeen al helemaal bij zonnigere muziek vaak moeilijk blijkt. Hjaltalín is overduidelijk klaar voor de wereld, maar het is nog maar de vraag of iedereen klaar is voor Hjaltalín. Terminal is geweldig en onmiskenbaar aantrekkelijk, de manier waarop de band al hun inspiratie samensmelt, zou echter bij veelbepalende conformisten op gefronste wenkbrauwen kunnen stuiten.

Read more...

Thomas Larcher - Madhares

>> zaterdag 29 mei 2010

Dit ECM album Madhares is mijn eerste kennismaking met de Oostenrijkse componist Thomas Larcher. Het kost weinig moeite te erkennen dat zijn muziek een zeer eigenzinnige stijl vertoont. Die stijl is overigens niet makkelijk te typeren.

De composities zijn onmiskenbaar modern. Larchers stijl is eerder minimaal dan minimalistisch. Toch wordt de dynamiek in Böse Zellen afwisselend verschoven van minimale tot volle bezetting, zowel schetsmatig als to the point. Moedwillig gebruikt Larcher hier niet het woord concert. Dat zou grotendeels een misvatting zijn geweest. Goed luisteren levert een opmerkelijke combinatie van invloeden op. Percussieve speeltechnieken en lyrische harmonieën wisselen elkaar in uiterst spannend samenspel af. De gevoelsmuziek uit de fin de siècle evenals jazzy akkoorden vullen dankbaar hun plaats. Tegelijkertijd ontstaan er minimalistische trekjes die Michael Nyman niet hadden misstaan, ondanks het abstractere karakter van Larcher’s werk. Tenslotte vind ik soms gelijkenis met de harpconcerten van tijdgenoten Roel van Oosten en Jan Rokus van Roosendael.

Er bestaan grote contrasten tussen de drie werken op dit album. Niet alleen appelleren ze aan totaal verschillende ideeënwerelden, Larcher koos ook voor afwijkende klankkleuren in ieder werk. Daar hebben een geprepareerde piano en excentrische speeltechnieken een belangrijk aandeel in. Hulpmiddelen als munten en rubberen wiggen worden niet geschuwd. De compositie Still gedraagt zich beduidend meer als altvioolconcert dan Böse Zellen een pianoconcert is. Still is geschreven in twee, relatief vloeiende bewegingen, terwijl Böse Zellen letterlijk celmatig is bedoeld; feilloos geaccentueerd door het expressieve spel van Till Fellner. In alle composities speelt ritmiek een belangrijke rol. Hoe groot of klein de composities ook worden gehouden, in de ritmiek lijkt zich altijd de algemene blauwdruk alsmede de aanloop naar de contrasterende lijnen te bevinden. Het strijkkwartet Madhares brengt veel eerder gehoorde aspecten samen en valt onder andere op door een periode van zelfstandig spelen die een improvisatorische benadering van de rode draad tot gevolg heeft. Het kent een minder aangrijpend, kernachtige uitdrukking van sfeer dan de overige werken.

De begeleidende tekst vergelijkt Larcher’s werk treffend met abstracte ruimtes en tijd in architectuur. Madhares bevat bepaald geen luchtkastelen en ondanks de ideële titels blijft er voldoende instinct en emotie bewaard om genreoverstijgende aantrekkingskracht uit te oefenen. Er gaat van Larcher’s composities een ontstellende overredingskracht uit die gedurfd is uitgevoerd in deze opnames.

Read more...

The Subhuman - Life after Death EP

>> donderdag 27 mei 2010

Besprak ik pas geleden nog I Am Oak, ditmaal is het de beurt aan The Subhuman. The Subhuman is het singer-songwriterproject van Stefan Breuer, die zich ook leent als bandlid van de live formatie van I Am Oak. Life after Death volgt op het album A World Full of Melodies waarmee The Subhuman na heel wat jaren uitgaven in eigen beheer te hebben gemaakt op Snowstar Records het ruime(re) sop koos. Het huidige Life after Death is slechts een EP van vijf nummers.

Stefan is gezegend met een mooie, lijzig bronzen stem. In de juiste context doet Stefan’s stemgeluid enigszins denken aan een aarzelende Tom Smith (Editors), maar in deze typische, ingetogen singer-songwriternummers komt het prima uit de verf. De onvolwassen onrust waarvan voorganger A World Full of Melodies werd beticht, blijkt definitief verleden tijd. Een goede stem op een basis van gitaarbegeleiding, erg opzienbarend klinkt dat niet, toch heeft The Subhuman een eigen karakter. Dat heeft Stefan Breuer dan ook over lange tijd kunnen ontwikkelen. Daarom steekt Alive Forever ietwat amateuristisch af bij de overige nummers. The Subhuman lijkt er sowieso niet op uit een zwaargewicht te worden en dat zou zijn voorzichtige nummers ook niet sieren. Daardoor blijft zijn werk voornamelijk voorbehouden aan kenners, hetgeen ook bijdraagt aan de echte indiepopcharme.

Read more...

I Got You On Tape - Spinning for the Cause

>> woensdag 26 mei 2010

Kopenhagen heeft al jaren een goed lopende indiescene. I Got You On Tape is daarin zondermeer één van de smaakmakers, niet in de minste plaats omdat de leden van deze band aldaar bekende muzikanten zijn. Voorman Jakob Bellens kennen we bijvoorbeeld van Murder. Spinning for the Cause is reeds hun derde album. Inmiddels heeft I Got You On Tape dus ook op eigen conto een schare volgelingen. Zeker niet onterecht, want hun mix van zwaardere postrockinvloeden en artistieke elektropop is herkenbaar en plezierig om naar te luisteren.

Hun songs krijgen door hun gelaagdheid en traagheid psychedelische kwaliteiten zonder zich echt aan psychedelica te wagen. Een vergelijking met Air ligt voor de hand, maar ziet de songstructuren over het hoofd. Waar Air in eclectische zin composities bouwt, maakt I Got You On Tape duidelijkere keuzes en schrijft nog altijd overwegend popliedjes. De songs bevatten een intense stuwende kracht waar ondanks hoge dichtheid van beats juist een haast serene rust in ontstaat. Dat zorgt ervoor dat Spinning for the Cause op bepaalde punten grenst aan bitterzoete ‘easy listening’. Tegelijk grijpt het in het gebruik van synths en elektronica terug op de jaren ’80. Naast Air zijn in de contemplatieve en soms dansbare sound Engineers, The Most Serene Republic en een vleugje Zero7 terug te horen.

Het ruimtevullende, solide geluid van I Got You On Tape wordt in het thuisland enorm gewaardeerd en het ligt in de lijn der verwachtingen dat Spinning for the Cause hier ook hoge ogen gaat gooien. De opmerkelijke combinatie van donker rockende somberheid en ontspannen pop blijft van a tot z intrigeren.

Read more...

I Am Oak - On Claws

>> dinsdag 25 mei 2010

De naam I Am Oak was in goed ingelichte kringen al enige tijd op omfloerst hoorbaar. In 2008 presteerde de Utrechtse singer-songwriter achter I Am Oak, Thijs Kuijken, het om twee uitgaven in eigen beheer te maken. Nu, op Snowstar Records, kreeg hij terecht de kans om een ruim beschikbaar debuut te maken.

Nog niet zo lang geleden werd de ongelukkige term ‘on-Nederlands goed’ nogal eens gehoord. We hoeven ons talent natuurlijk niet zo te bagatelliseren. Dat blijkt weer uit On Claws. In dit specifieke deel van het folkgenre zijn nog niet veel Nederlandse artiesten openlijk actief. I Am Oak bewijst dat een pure, sobere vorm van hedendaagse folk bij hem in uiterst kundige handen is. Hoewel elektronica en computers geen principieel deel hebben in zijn stijl, vond ook dit project zijn oorsprong in een geïsoleerde slaapkamer. Slechts op het podium is I Am Oak een band. Dat geeft On Claws (dat misschien beter ‘op kousenvoeten’ had kunnen heten) die kenmerkende desolaat melancholische sfeer. Expressieve muzikale elementen worden op gepaste wijze spaarzaam gebruikt. De ritmesectie bestaat voornamelijk uit accenten in plaats van pregnante metronomen. Eenvoud siert de mens.

On Claws is goed gevuld in een korte speeltijd. Desondanks werkt de rust aanstekelijk en de subtiele afwisseling van gemoedstoestanden maken het album tot een volwaardig geheel. I Am Oak het slachtoffer maken van de digitale nummersmentaliteit is zonde, hoewel duidelijk is dat de kleine sfeerstukjes zich voor velerlei toepassingen zouden kunnen lenen. Doordat de aandacht voor excentrieke percussie piekende golven kent en ook een banjo met hier en daar koperblazers gegarandeerd op aandacht kunnen rekenen, werd er al scheutig rondgestrooid met hooggespannen referenties. Sufjan Stevens, Bon Iver en Iron & Wine zijn geliefde smaakmakers. Gek genoeg wordt er bij ‘off beat’ percussie nauwelijks gesproken over het debuut van Adem, terwijl dat hier ten dele zeker toepasselijk zou zijn. Daarnaast kan ook naar de plaat van Matt Bauer worden verwezen. Thijs’ stem is bovendien variabel en kleurrijk. Daarin zijn de fluisterklanken van Ola Fløttum (The White Birch) en zelfs, schuchter, Antony Hegarty te ontdekken.

I Am Oak brengt ons een onbetwiste prachtplaat vol slowcore folk die kan worden gemeten aan grote en minder grote internationale namen. Daardoor zou bijna worden vergeten dat On Claws op zichzelf een zeer heuglijk album is dat tegelijkertijd met gemak iedere echte spiegeling van zich af schudt.

Read more...

Woost - 6 Minutes South

De Nederlandse band Woost heb ik altijd wat links laten liggen. Vooral de rockerige uitstraling hield mij onder het mom van rauwe stevigheid op afstand. Beluistering van 6 Minutes South bevestigt in eerste instantie mijn keuze van toen. Echter als het titelnummer inzet met een eenvoudig, zacht gitaarloopje en een heerlijk fluwelen melodie warm het me op als een gloeilamp. Het was doorgaans zoeken naar de lagen onder de nummers van Woost en op 6 Minutes South lijken deze zichtbaarder dan voorheen.

Wellicht dat de zorg voor de totstandkoming van het album daaraan heeft bijgedragen: de productie bleef in eigen handen, gemixt door Pieter Kloos en voor de master werd de afstand tot New York overbrugd. Met nevenprojecten van de bandleden met rollen bij Coparck en Roosbeef zijn ook de mensen achter de band verder gegroeid. Niet voor niets stond Woost dan ook met deze bands, Marike Jager en Krezip op het podium. Woost laat op 6 Minutes South horen dat ze alle aandacht puur voor zichzelf ook zeker waard zijn. Waarom Woost al die jaren op festivals nog geen enorme hit was, is mij een raadsel. Mijn eigen voorkeuren voor de rustigere kanten van de muziek daargelaten, valt er bijzonder weinig op de indierock van deze jongens af te dingen. Het is weliswaar moeilijk om met hun sound anno 2010 nog opzien te baren door echte oorspronkelijkheid, Woost laat de muziek hoorbaar uit hun tenen komen. Dat levert een aantal, relatief bekend klinkende, groovende rocknummers op, maar ook enkele nummers die op subtielere ballades zijn gestoeld. Week als ik ben, kan ik daarmee beter uit de voeten. Songs als Six Minutes South en Unforgiven tonen aan dat de geluidsgolven die de band lustig drapeert gefundeerd zijn op melodische structuren.

Het feit dat op 6 Minutes South zo duidelijk wordt, rolt ongetwijfeld de loper uit naar nieuwe groepen liefhebbers. Me dunkt dat dit met dit vierde album is verdiend.

Read more...

Karen Elson - The Ghost Who Walks

>> vrijdag 21 mei 2010

The Ghost Who Walks is een album dat lijkt te zijn geschreven op een heldere, maar klamme zomernacht. In de afgelopen jaren hebben we diverse modellen en acteurs zich zien wenden tot de muziek. De van origine Britse Karen Elson prijkte eerder in campagnes van grote namen als Armani, Prada, Chanel en Yves Saint Laurent. Wat valt er dan muzikaal te verwachten?

Kennelijk behoorlijk veel, want haar debuut The Ghost Who Walks opent met twee zinderend warme en groovy nummers die met een retro orgeltje de toon zetten. Het begin van The Ghost Who Walks lijkt aanvankelijk duidelijk een eenduidige, rijke stijl neer te zetten. Hoewel het de lading niet echt dekt, want de variabele nachtelijke sfeer voelt wel degelijk anders, lijken Howling Bells, Aimee Mann en Clare and the Reasons belangrijke invloedbronnen. Enkele nummers verder hebben diverse songschrijftradities het licht gezien. Opmerkelijk is dat bluesy americana en country het soms afleggen tegen Britse traditionele folk. Luister bijvoorbeeld naar het volkse slaapliedje Lunasa en haar interpretatie van Stolen Roses. Die combinatie is een sierende creatieve lijst om haar onmiskenbare talent. Een constante factor lijkt te schuilen in het opnieuw vormgeven van vervlogen stijlen. Dat is echter in een karakteristiek moderne nostalgie verpakt die zeer popgericht is.

De thematiek is tegelijkertijd gebruikelijk als ongebruikelijk. Verloren liefdes, bedrog, hopeloosheid en passievolle misdaden passeren op een meer dan onderhoudende wijze de revue. Ze heeft haar dramatische uiterlijk, een lijkbleke huid met vurig rode haardos, mee om dergelijke verhalen extra spannend te maken. Slechts op plaat overtuigt Karen Elson echter even hard. Het is ook niet de eerste keer dat ze zich leent voor de muziek. Ze was al te horen met Robert Plant en op een Serge Gainsbourg tribuutplaat. Daarnaast speelt ze net als haar bandlid Rachelle Garniez (accordeon en vocalen) in de New Yorkse Weimarcabaretband The Citizens Band. Die invloed is ook duidelijk op The Ghost Who Walks dat soms haast Evelyn Evelyn-achtige trekjes vertoont.

Door deze staat van dienst (en misschien haar intrigerende uiterlijk en aanlokkelijke vocale talent) wist ze gitarist Jackson Smith, voornoemde Rachelle Garniez, Jack Lawrence (The Dead Weather) op bas, Carl Broemel (My Morning Jacket) op pedal steel en producer Jack White op drums als band te vergaren. Dan weet je ook gelijk waarom het geheel zo goed en volgroeid klinkt voor het uiterst gevarieerde debuut dat het is. The Ghost Who Walks doet wat mij betreft haar modelcarrière (nog verder) verbleken en belooft een muzikale toekomst waarin we misschien in stijgende mate ook haar eigen werk en stijl zullen verwelkomen. Voorlopig vormt haar debuut in ieder geval een erg fijne luisterplaat voor de komende zomer.

Read more...

The Acorn - No Ghost

>> donderdag 20 mei 2010

De Canadese Rolf Klausener en zijn eigenzinnige folkgezelschap debuteerden met het elektro-akoestische The Pink Ghosts. Het was een debuut waarop duidelijk gezocht werd naar een eigen identiteit. The Acorn kreeg door het debuut duidelijk zelfvertrouwen en dat had een zeer positieve uitwerking op de vocale groei van Rolf. Op de EP Tin Fists, niet veel later, klonken opeens zes karaktervolle poppy folkliedjes, waarop Glory Hope Mountain bij Bella Union een warm thuis vond.

No Ghost is de opvolger en heeft de zware last de verrassend rijke folkmix van Glory Hope Mountain voort te zetten. Nu had Glory Hope Mountain door het hoog autobiografische concept een aparte status. Het is dus niet verrassend dat No Ghost gevarieerder en zelfs gebalanceerder overkomt dan de idiosyncratische voorganger. Het kent iets meer de indiepopstijl van de nummers op Tin Fist en grijpt niet langer in de uitgesproken Caraïbische snelkookpan. Gelukkig betekent dat niet dat The Acorn zijn eigenwijsheid heeft verloren. Er is eerder sprake van verdere groei waarin de band steeds meer zijn plaats claimt tussen geliefde acts als Yo La Tengo, Le Loup, Fleet Foxes en zelfs Vampire Weekend. No Ghost geeft echter niet langer een hoofdrol aan percussie. Meer dan ooit zijn het semispontane popliedjes die het album zijn karakter geven. Daardoor is No Ghost opgewekter en explosiever. Dat wordt in balans gebracht met rustigere contemplatieve nummers. Wellicht is dit het effect van het tweeledige ontstaanstraject van No Ghost. The Acorn trok eerst een zomer het platteland in om vervolgens het album in een stedelijke studio in Montreal te vervolmaken.

Het resultaat laat een band horen die nu zeker, in volle wasdom, op eigen benen staat. Ze hebben geleerd van het aftasten van diverse sounds en voor verschillende nummers duidelijke keuzes gemaakt. Dat levert een sterk, afgewogen album op dat de kenmerkende fijnzinnigheid en innovativiteit behoudt.

Read more...

Templo Diez - Freiheit EP

De afgelopen maanden zagen we een opvallende productiviteit van Pascal Hallibert en zijn bands. White Sands veranderde in Point Quiet en startte met een nieuwe plaat. Ook zijn soloproject Praise the Twilight Sparrow debuteerde. Nu komt ook mijn eerste en grootste liefde van de Hallibertprojecten, Templo Diez, met een nieuwe release: Freiheit.

Goed, het is niet meer dan een EP van drie nummers. Om dat aan te dikken is een live recording van The Devil Only You Know, afkomstig van hun debuut, toegevoegd. Waar de andere projecten van de van origine Franse voorman zich meer en meer richten op de basis van traditionele americana en alt. country, lijkt Templo Diez de EP-titel letterlijk te hebben opgevat. De creatieve vrijheid van deze band toonde zich altijd al in een rockend indiebandgeluid, maar de nummers op deze EP lijken meer dan ooit die alternatieve rockkant uit te baten. Noise blijft daarin gelukkig een relatief begrip. De kunst van het schrijven van mooie nummers beheerst Hallibert in al zijn verschijningsvormen. De kenmerkende ‘noir’ sfeer en spanning komen ook op Freiheit weer plezierig naar voren. Templo Diez kent ook na de afsluiting van hun drieluik nog dezelfde stuwkracht. Het slepende tempo dat Merced nog kenmerkte, is iets meer naar de achtergrond geduwd. Dat wil niet zeggen dat het tempo nu significant hoger ligt, maar de zwangere atmosfeer heeft plaatsgemaakt voor meer alarmerende urgentie. De rijke texturen krijgen niet gegarandeerd het karakter van een soundscape, hoewel het dwingende Light Stroking The Walls vergelijkbaar bezweert. Het zou mij welgevallen als Freiheit de opmaat is van het nieuwe album.

Read more...

Mako Sica - Dual Horizon

Dat Dual Horizon geen doorgaanse plaat is, blijkt direct uit de indeling. Er zijn drie nummers met een speelduur van veertig minuten. Mako Sica is de band achter dit debuut. Ze gaan prat op verwantschap met de native americans, zoals te zien is aan de bandnaam die ‘land bad’ zou betekenen. Ze bouwen op Dual Horizon vrijwel hun eigen genre, hoewel voor bands met dergelijke stijl een verwijzing naar God Speed You Black Emperor! niet kan ontbreken. Het openeningsnummer is even interessant, omdat het begint als echte ‘eventmuziek’ (als zoiets bestaat). Het is duister, cinematografisch, maar anders dan als sfeermaker niet erg interessant. In wat volgt hoort men postrock, postpunk en folkpop gevat in ambient soundscapes. I’itoi blijkt nogal rommelige kanten te hebben die weinig goed doen voor de grotere compositie. Daardoor verveelt en irriteert het mij behoorlijk snel. Het vervolg van 5th One Is the Dark maakt duidelijkere keuzes, waarin postrock met een vleugje jazziness de toon zetten. Afsluiter Dunes is ook consistenter en laat muzikaal een grotere spanningsboog horen. Desondanks is telkens mijn aandacht sneller vervlogen dan de compositie zijn eind bereikt. Gedeeltelijk zal dit veroorzaakt zijn door andere genrevoorkeuren. Hoewel bijvoorbeeld Sickoakes een goed album afleverde, is God Speed You Black Emperor! in mijn ogen vaak niet meer dan onderhoudend. Voor Dual Horizon van Mako Sica is het dan ook belangrijk om met de juiste voorliefde te gaan luisteren. Het album is echter volgens mijn informatie (momenteel) alleen op vinyl te verkrijgen.

Read more...

Judson Claiborne - Time and Temperature

>> woensdag 19 mei 2010

Christopher Claiborne Salveter trad eerst op met de melancholische band Low Skies. Enige tijd terug bracht hij in eigen beheer zijn debuut Before Midnight Scholar uit onder de naam Judson Claiborne. Die naam is een bijnaam die hij van zijn vader kreeg. Naar eigen zeggen luidde dat een transitieperiode van herwonnen creatief bewustzijn in. Het project is duidelijk persoonlijker dan een band, maar dit tweede album Time and Temperature laat toch vooral een vol bandgeluid horen.

Opvallend zijn de mooie foto’s die het album omhullen. Deze zijn het resultaat van het werk van fotografe Sarah Wilmer in samenwerking met de band zelf. Zoals Judson Claiborne in zijn songs opmerkelijke en bevreemdende verhalen vertelt, tonen de beelden esoterische narratieven gehuld in mystieke duisternis. De inspiratie voor de onderwerpen en portrettering is direct afkomstig van de thematiek en details in de songs. Om de foto’s qua sfeer zo te krijgen, heeft de band drie dagen in de bossen gespeeld. Het resultaat van de aandacht die is besteed aan het artwork dreigt echter de muzikale prestaties te overtreffen.

De psychedelisch rockende basis van waaruit roots en indiefolk liedjes groeien, is overal van ruim voldoende niveau. Hun geluid is bij vlagen voelbaar geëngageerd en afwisselend creatief. Daarin speelt de inzet van twee leden van circus punk fanfareband Mucca Pazza, Ronnie Kuller en Jeff Thomas, een belangrijke rol. Jeff componeerde en dirigeerde de strijkers- en hoornarrangementen en Ronnie tekende voor viool en extra vocalen. Ook voor de engineering van de plaat is een degelijk talent aangetrokken: Tim Iseler (Wilco, Iron and Wine en The Swell Season). Americana is niet weg te denken uit Judson Claiborne’s geluid. Soms klinken de songs als een gemoedelijk jaren ’90 (soft)rock band en hun psychedelica doet denken aan Starless & Bible Black.

Uiteindelijk blijft Time and Temperature duidelijk pop vermengd met folk. Alles klopt en er is niet teveel geprobeerd alle invloeden tot in perfectie te balanceren. Het album heeft zijn momenten, zoals het mooie Song for Dreaming of het oprechte I Am Learning Pantomime. Daarnaast zet het ingetogen vrolijke sfeertje met een speels orgeltje The Woman Inside of Me apart. Dat komt ongetwijfeld doordat het een cover van Nieuw-Zeelandse singer-songwriter Chris Knox betreft. Er valt dus het één en ander te ontdekken op Time and Temperature en Judson Claiborne’s sound is prima te beluisteren. Desondanks mist er vaak een echte connectie. De band blijkt simpelweg net niet uitgesproken genoeg.

Read more...

Winding Stairs - Everything

>> dinsdag 18 mei 2010

Het is opmerkelijk hoe Scandinavische muzikanten afwisselend met volstrekte eigenzinnigheid of volkomen perfectie het popgenre vormgeven. Het Zweedse duo Martin Wahlqvist en Lina Wedin gaan op podium en plaat door het leven als Winding Stairs. Winding Stairs lijkt voor geen van beide uitersten te hebben gekozen.

Debuutplaat Everything is gevuld met onmiskenbare popnummers, die in zowel laag als hoog tempo voldoende zoetheid en catchiness bewaren om de oren te doen spitsen. Ze maakten een opmerkelijke stijlmix die op heel veel plaatsen aan mainstream vastplakt, terwijl hun geluid zich daar tegelijkertijd herhaaldelijk tegen afzet. De noordelijke vibe is hoe dan ook aanwezig. De onweerstaanbare, tegendraadse popnummers zijn bijvoorbeeld terug te voeren op bijvoorbeeld A Camp (Nina Persson) en Britta Persson afgelost door de hartenkreten van Maria Mena. Desondanks is Winding Stairs op bepaalde momenten lekker dwars en creatief in tempo’s en elektronica. Daarin zijn invloeden van Martin Hagfors en Thomas Dybdhal te bespeuren. Tegelijkertijd wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van typische jazzy eigenschappen. Dat is terug te vinden in ritmes en het instrumentarium, waaronder de koperblazers aan het begin, die de miskende band The Open in herinnering roepen. Over de hele linie klinkt het duo telkens weer als een potente popband met een ruimtelijk geluid.

De albumtitel Everything zou te verklaren kunnen zijn door de erkenning dat Winding Stairs vele aspecten uit succesvolle mainstreamgeluiden heeft gecombineerd tot een diverse, toegankelijke indiesound. Daarmee creëert het duo ook wel een mogelijke patstelling: ze zijn vlees noch vis en hun volgelingen blijven wellicht steken tussen servet en tafellaken. De tijd zal het uitwijzen. Hun songs zijn in ieder geval geen reden om ze links te laten liggen.

Read more...

El Boy Die - Black Hawk Ladies & Tambourins

El Boy Die is een Franse band met een moderne internationale visie. Ze brengen op dit tweede album, Black Hawk Ladies & Tambourins, een vorm van folk die in het hedendaagse muzikale spectrum zich eenvoudig als freakfolk laat bestempelen. El Boy Die mengt zich echter in dit genre zonder omfloerst te kopiëren.

Hun hele presentatie van artwork tot (song)titels doet duister aan en daarmee is niets teveel gezegd. Verwacht ook geen gepolijst geluid van deze Fransen, noch de uiterst complexe orkestraties van Grizzly Bear en consorten. De songs op El Boy Die tonen een sterk gevoel voor compositie, terwijl ze overwegend van het lo-fikarakter blijven dat een singer-songwriter niet zou misstaan. Kenmerkend is de eigenzinnige wijze waarop de songs zich laten ontwikkelen in klassiek geënte soundscapes, waarvan Moona Luna Tears een uitstekend voorbeeld geeft. Deze soundscapes zijn doorvoed van traditie en behoorlijk wereldwijs. Het vormt een mooi contrast met de gedrevenheid die als stuwende kracht in de onderstroom rust. Wanneer de imperfecte rammel van die onderstroom uitbreekt, is een vergelijking te maken met een volledig getemperde en timide Akron/Family en Arcade Fire. De nummers ontpoppen zich als venijnige fluisterprofetieën. Daardoor is de band stukken minder gemoedelijk dan Bon Iver of The Accidental zonder zich compleet van die sfeer te ontdoen. De ruwe lo-fi aanpak zorgt voor een garagegevoel in hun freakfolk, maar de soundscapes putten uit de overvloedige bron van de psychedelica.

Er schuilt een zekere onrust in El Boy Die die desondanks op Black Hawk Ladies & Tambourins beteugeld blijkt. Dat geeft het album een mysterieus en enigszins beangstigend sentiment. Hun sound is gematigd vernieuwend en kent mooie momenten. Black Hawk Ladies & Tambourins is echter wel een plaat voor mensen die van grimme onderhuidse spanning houden. In die zin is de freakfolk van El Boy Die niet zo meditatief, dromerig of fascinerend complex als bij genregenoten. Hun gebruik van deze stijlkenmerken blijft daardoor juist het hele album intrigeren.

Read more...

Hannah Peel - Tra Mhor

>> maandag 17 mei 2010

De EP Tra Mhor bereikt mij zonder enige vooraankondiging of begeleiding in één van de meest spaarzame verpakkingen ooit (een tweemaal omgevouwen bedrukt stuk dun karton). Behalve naam en titel is er dus niets meer dan een viertal songs om op te concentreren. Dat is in dit geval ook meer dan voldoende. Hannah Peel blijkt een Britse singer-songwriter die in haar eentje de weg ingeslagen is die ook The Unthanks en Lisa Knapp bewandelen. De EP is verdeeld in twee eigen en twee traditionele songs. Allen zijn ze uiterst smaakvol uitgevoerd. Het traditionele Cailin Deas Cruite Na Mbo wordt op minimalistische wijze begeleid door een arrangement waarin vooral Hannah’s speeldoos in opvalt. Ook The Parting Glass is volledig naar het hedendaagse getrokken door de zeer beeldende en verstild romantische pianobegeleiding. In haar eigen songs, The Almond Tree en Solitude, krijgt ze ondersteuning van accordeonist Jesus Penaranda. Vooral in The Almond Tree voegt hij kracht en diepte toe, terwijl in Solitude het geheel klassieker en subtieler is gehouden. Tra Mhor is een mooie introductie op een voor mij nieuwe ster aan het folkfirmament.

Read more...

Micadelia - Free Ride

Anderen wezen de jonge Zweedse Mika Sundqvist al vroeg op haar mooie stemgeluid. Het duurde echter enige tijd voordat zij dat zelf ook begon in te zien. Vanuit de liefde voor Neil Young en Led Zeppelin beklom ze met twee verschillende coverbands, respectievelijk Mica and The Gold Rush en Mica and The Other Pages, het podium. Na een serie concerten lonkte echter een eigen album. Dat werd Free Ride.

Free Ride moet de weg effenen voor een echte singer-songwriter plaat, want momenteel betreft Micadelia weliswaar Mika solo, maar blijft het op een haar na een coverproject. Die haar is het op americana geïnspireerde Sadness. De overige songs komen van oude bekenden, waaronder natuurlijk Neil Young en Led Zeppelin naast Nick Drake, Nirvana, Carole King, en anderen. Overigens coverde ze nog veel artiesten die niet op deze plaat terecht zijn gekomen. Producer Johan Nilsson speelde al mee in haar eerdere bands, maar tekende op deze soloplaat voor de productie. Belangrijker is wellicht te noemen dat hij ook Mika’s vader is. Zijn liefde is te horen in de warme, volronde wijze waarop hij Mika’s stem de hoofdrol geeft. Met name in Under The Milky Way (van het toepasselijk Australische The Church) vertonen haar vocalen gelijkenis met Sarah Blasko. Toen Ferraby Lionheart op zijn toer Zweden aandeed, werd deze direct uitgenodigd in de studio. Zodoende zingt hij mee op Micadelia’s interpretaties van George Harrison’s Long Long Long en Nirvana’s Polly. Hoewel de iets zwaardere, rockarrangementen waarvan vele songs zijn voorzien, goed passen bij het anderszins duidelijk singer-songwritergeluid, moet de jonge zangeres nog oppassen haar hand niet te overspelen. Het stevige Bron-Y-Aur Stomp (van Led Zeppelin) doet haar talent geen goed.

Free Ride is een goed te pruimen coveralbum waarin de potentie van Micadelia wordt getoond. Desondanks blijf ik een liefhebber van de zuivere eigenzinnigheid van echte singer-songwriters. Sadness is niet de beste song op het album, maar maakt daarvoor voldoende nieuwsgierig naar de toekomst.

Read more...

Altmodisch - Altmodisch

>> zondag 16 mei 2010

Deze Deense band voert de naam Altmodisch, het Duitse woord voor ouderwets. Dat lijkt moedwillig haaks te staan op het geluid dat zij voorstaan. Dit eponieme debuut volgt op twee EP’s die maar een beperkt bereik hadden op hun Deense labels. Desondanks leverde die al vergelijkingen met The Notwist en stadsgenoten Efterklang op. Deze release op Regular Beat zou dus best eens veel meer aandacht kunnen vergaren.

Net als Efterklang, Tunng en genregenoten combineert Altmodisch een akoestisch, klassiek instrumentarium (waaronder viool, cello, banjo, trompet en akkordeon) met elektronica. Er wordt gelaagdheid gecreëerd met digitaal gesamplede loops, drum machines en allerhande elektronische accenten, waarbij ook wat agressieve noise bij komt kijken, zoals Autechre die placht te gebruiken. Gelukkig volgt melodische verlossing vrijwel altijd op een aangenaam intrigerende manier. Altmodisch blijft trouwer aan elektropop of -rock dan de excentriekere folkpop van voornoemde referenties. De songs zijn meer op de beat gebouwd en krijgen daardoor een rockeriger karakter. De vingervlugheid van bijvoorbeeld Efterklang en Tunng blijft achterwege. Ontspanning is er meer op de momenten dat er rust en ruimte in de composities wordt gemaakt. Dat doet aan als ambient postrock, omdat de akoestische instrumenten eerder een spannende achtergrond dan leidraad vormen. Verder valt Altmodisch op door het gebruik van zowel mannen (kop)stem als vrouwelijke vocalen. Deze sieren de elkaar overlappende geluidsdekens van akoestische en elektronische aard. Altmodisch is geenszins ouderwets en heeft met name op het gebied van de rol voor elektronische kraakjes, klopjes, noise en synths een experimentele uitstraling.

Het album is gevuld met zware popsongs die uitstapjes naar de dance en ambient postrock maken. Vooral door de melodische eigenschappen van hun songs blijft Altmodisch goed luisterbaar, doch ietwat eentonig. Hun stijlmix is minder opzienbarend dan hun voorgangers, maar de honger naar alternatieven wordt door Altmodisch met soepele elegantie gestild.

Read more...

Praise the Twilight Sparrow - Color Map of the Southern Sky

Haagse zanger en songschrijver Pascal Halibert was pas geleden nog te bewonderen in Point Quiet, de band die voorheen als White Sands door het leven ging. Een nieuwe EP van Templo Diez ligt ook al te wachten. Ondanks de twee bestaande uitlaatkleppen was er kennelijk nog ruimte en inspiratie voor een nieuwe naam: Praise the Twilight Sparrow. Deze keer is het geen echte band meer. Slechts op vier nummers van het album Color Map of the Southern Sky is een vijfkoppige band te horen. Pascal tekent vrijwel overal voor zowel vocalen als instrumenten. Op deze manier is hij in zijn meest ingetogen vorm ooit te horen; een goede manier om te bepalen hoeveel van Templo Diez en Point Quiet eigenlijk Pascal toebehoort.

Wat haast als vanzelfsprekend de meeste aandacht opeist, is Pascal’s veel geprezen stemgeluid. In principe laat de stijlmix weinig verandering zien ten opzichte van Point Quiet aan de traditionelere of Templo Diez aan de indierock kant: alt. country is al sinds jaar en dag zijn sterkste kant. Toch blijkt alt. country niet langer alles overheersend. Prachtig zinderende songs als H. Wood en Mist On The River lijken meer invloeden uit de etherische pop en folk te hebben opgezogen. Dat is Pascal’s vocalen op het lijf geschreven. De doorleefde klank leeft op bij diepe vibrato’s en rauw kleurende uithalen. Dit maakt Praise the Twilight Sparrow emotioneel meeslepend en dromerig. Een nadeel van de sentimentele soberheid is dat iets minder flexibiliteit in de formule zit. Daarmee is Color Map of the Southern Sky minder gevarieerd en verslapt de aandacht eerder dan andere platen met Pascal aan het roer. Het is een klein schoonheidsfoutje dat snel vervaagt bij het horen van schitterende parels als At Sundown en Enter The Cold.

De manier waarop Pascal Hallibert telkens opnieuw een serie (h)eerlijke songs weet te schrijven, geeft een vrijgeleide om daar nog lang mee door te gaan. Zijn visie op alt. country is uitermate herkenbaar en in alle vormen tot nu toe verzadigend. Door alle verschillende namen waarachter hij zich verschuilt, is het misschien gemakkelijk de man zelf over het hoofd te zien. Hij is echter zonder twijfel één van de opvallendste talenten van de Haagse scene.

Read more...

Alina Orlova - Laukinis Suo Dingo

>> donderdag 6 mei 2010

Alina Orlova is voor mij een eerste introductie tot de popmuziek uit Litouwen. Ongetwijfeld alleen door deze afkomst duurde het jaren voordat er een internationale release kwam van haar debuut Laukinis Suo Dingo. Het is een introductie die we nog lang gaan heugen. Singer-songwriter Alina Orlova heeft een uiterst contemporaine stijl, waarin folkelementen samenvloeien tot mooie, excentrieke popsongs. Het feit dat Alina ervoor kiest om vrijwel ieder lied in haar eigen taal te zingen, draagt op bijzondere wijze bij aan de sfeer.

Alina zet ons direct op scherp door in te zetten met dissonante klanken. Van de over het algemeen korte nummers is de eerste in het Engels en bepaald geen Lovesong in de traditionele zin van het woord. Het zijn echter juist de expressieve, urgente songs in haar eigen taal die de aandacht in een ijzeren greep houden. Alina Orlova meet zich een stijl aan die ik bij Julia Marcel excentrisch realisme doopte, hoewel dat hier op basis van de teksten niet te zeggen is. Dat is in navolging van idiosyncratische singer-songwriters als An Pierlé, Regina Spektor en Frida Hyvönen. Ondanks Alina’s emotionele kreten is er ook veel ruimte voor een mooie melodie gedragen door een sobere, fijnzinnige begeleiding. In de combinatie van pianoklanken met accordeon van de opening is bijvoorbeeld de invloed van Yann Tiersen herkenbaar. Alles wordt ten gehore gebracht met agiele charme en een indringende stem. Het iets theatrale Laukinis Suo Dingo is een goed debuut en een uitstekende smaakmaker voor Litouwse muziek.

Read more...

My Little Cheap Dictaphone - The Tragic Tale of a Genius

Anders dan hun Myspace moet doen geloven, komt My Little Cheap Dictaphone (MLCD) niet van de Virgin Islands, maar uit het Belgische Luik. De Belgen doen rondom dit album hun best zoveel mogelijk een totaalervaring te leveren. In dat offensief omringen ze zich met beroemde namen. Zo spelen Jonathan Donahue (Mercury Rev), Ralph Mulder (Alamo Race Track) en Paul Jenkin (Black Heart Procession) mee, is de plaat opgenomen door Amsterdamse producer Frans Hagenaars en gemixt door Grammy-nominee John Congleton (o.a. Modest Mouse) in Londen. In zekere zin valt te stellen dat deze hulptroepen ook nodig zijn om als indieband nog op te vallen in een genre dat afgelopen jaren steeds meer tot mainstream is gaan behoren.

Terecht is die opmerking echter niet. De songs zijn namelijk behoorlijk fantasierijk en kennen, naast behoorlijk wat dreigend instrumentaal geweld meer dan eens, een chimerische sfeer. In hun songs lijkt bijzonder veel mogelijk te zijn. Hun expressieve songs zijn geschreven als feëriek rockende postpunk pop. The Tragic Tale of a Genius klinkt zo overtuigend dat het opmerkelijk is dat MLCD’s voorgaande twee albums mij onopgemerkt passeerden. Live heeft de band ervoor gezorgd dat niemand The Tragic Tale zal vergeten. Regisseurs Eve Martin en Nico Bueno werden naast scenograaf Catherine Cosme geconsulteerd om de absorberende kwaliteiten van de plaat op het podium tot een onontwijkbare vintage ervaring te maken.

Muzikaal laat MLCD blijken dat ze de stijl van poprock bands als Thirteen Senses en Leya op eigen wijze machtig zijn. In het dramaturgische, duistere bombast herken ik ook een vleugje van recente bands als Erland & the Carnival en Last Shadow Puppets. Bij elkaar is het duidelijk dat ze de grond bebouwen die bijvoorbeeld The Flaming Lips, Oasis, Mercury Rev en Coldplay hebben ontgonnen. Velen gingen hen daarin voor, maar The Tragic Tale of a Genius is zeker meer dan een eenzame blik waardig.

Read more...

Evelyn Evelyn - Evelyn Evelyn

Evelyn Evelyn is een uitzonderlijk duo. De Siamese tweeling Eva en Lyn Neville (Evelyn en Evelyn) werden in 2007, na een circusloopbaan, op Myspace ontdekt door de welbekende Amanda Palmer (The Dresden Dolls) en ex-straatmuzikant en accordeonist Jason Webley. Sindsdien zijn het de alter ego’s van deze twee muzikanten en vervullen zij de rol van de tweeling op het podium. Zo heeft Amanda Palmer er naast haar solocarrière een nieuwe uitlaatklep bij.

De achtergrond van The Dresden Dolls kennende en wetende dat Jason een mix van folk, gypsy en punk speelt, krijg je een goed idee van de hoek waarin Evelyn Evelyn zich bevindt. Het duo maakt melodramatische liedjes en hun eponieme album luistert dan ook als een avond variété of muzikaal theater. Ze putten inspiratie uit bevreemdende verhalen over de tweeling en bezitten ook een flinke dosis zelfspot, zoals duidelijk wordt in A Campaign of Shock and Awe. De stijlmix van hoorspelen en liedjes appelleert aan de samenwerking tussen Bertolt Brecht en Kurt Weill. Die waren ook niet uit de lucht bij The Dresden Dolls en Jason’s liefde voor de accordeon begon tevens met een opvoering van Brecht. De muzikale invloeden zijn breed. In hun liedjes zweven ze tussen de excentrieke folkpop van Soy Un Caballo en het buitenissige classicisme in de popsongs van Michael Andrews. Daarnaast zijn invloeden uit folky filmmuziek, zoals van Yann Tiersen, terug te horen. Bovendien blijven stijlelementen uit de gypsy en Balkan aanwezig.

Evelyn Evelyn is hun eerste album, dat na een snel uitverkochte EP komt. Gezien het spannende drama dat zich op zeer inventieve, muzikale wijze op dit album ontvouwt, is verder succes te verwachten. Er zou ook een strip van de hand van Cynthia von Buhler over de tweeling in de maak zijn. Dit alles draagt bij aan het groeiende mysterie rondom de tweeling, terwijl de mengvorm performance puur op talent een reputatie opbouwt.

Read more...

Peter Wolf Crier - Inter-be

>> woensdag 5 mei 2010

Het duo Peter Pisano en Brian Moen uit Minneapolis maakt lo-fi folkpop die op hedendaagse leest is geschoeid. Singer-songwriter Peter Pisano zong al in de band War of 1812. Toen die band een pauze inlaste, bleef hij schrijven en zingen. Voor het verfijnen en sleutelen aan de songs voor Inter-be nodigde hij drummer en engineer Brian Moen uit. Die voegde daar zijn rollende, tikkende en marcherende percussie aan toe. Zo kreeg Inter-be vorm en werd het duo Peter Wolf Crier geboren.

De sound die ze creëerden, doet denken aan een mix van vele moderne folkgeluiden, waaronder Bowerbirds, Bon Iver, The Dodos, Ben Sollee en Department of Eagles. De iets klaaglijke vocalen kleuren verrassend verschillend bij de aanwezige percussie. Tegelijkertijd zorgt die ritmische onderlaag voor een stevige grip op de luisteraar. Het veroorzaakt de bewust rammelende groove waarin de melodieën vorm krijgen. Untitled 101 bewijst dat achter de minst inventieve titels de leukste songs kunnen zitten. De lichte aarzeling in de composities over de snelle muzikale groei geeft het duo een oprecht menselijke uitstraling. Peter Wolf Crier begeeft zich in een druk bezet, maar ook één van de meest lonende, genres van dit moment. Dat maakt Inter-be eigenlijk voor liefhebbers verplichte kost, hetgeen bepaald geen straf is.

Read more...

Tommigun - Come Watch Me Disappear

Tommigun wordt gepresenteerd met een fantasierijk verhaal over zondagse schietsessies die uiteindelijk tot verveling en een band met deze naam leidden. In ieder geval is het de nieuwe band van Thomas Devos, de voorman van Rumplestitchkin dat als Humo Rally finalist van 1998 twee albums uitbracht. Thomas trok met Joeri Cnapelinckx (Kawada, De Anale Fase) naar San Diego voor het opnemen van een plaat, hetgeen de fundering legde voor Tommigun. Intussen zijn daar drie bandleden aan toegevoegd.

Met vuurwapens heeft de muziek van Tommigun weinig te maken. Het is niet de explosieve band die misschien bij de naam en presentatie wordt verwacht. In plaats daarvan vinden we een selectie doordachte en smaakvolle Belgische indiesongs. Er zijn twee elementen die daarbuiten Come Watch Me Disappear tot een spannende plaat maken. Tommigun heeft een aangenaam vleugje excentriciteit. Dat is bijvoorbeeld te horen in het gebruik van de kopstem, zoals in Square Des Blindés. Daarnaast hebben ze een typisch ‘noir’ randje dat zich zo af en toe behoorlijk kan laten gelden. What Happens Next is daar een goed voorbeeld van. De heerlijk lyrische koperklanken van de trompet in de titelsong laat horen hoe subtiel het bandgeluid van Tommigun eigenlijk is. In de arrangementen vindt je verder scherpzinnige vondsten en tegendraadse melodielijntjes. Come Watch Me Disappear is misschien niet de meest opvallende vorm van originaliteit, maar klinkt wel als een goed gerijpt album. Er is genoeg te genieten.

Read more...

Villagers - Becoming a Jackal

Het Ierse sentiment heeft in vele verschijningsvormen een onweerstaanbare charme. Waar anderen soms in hun aanpak falen, kan daardoor een Ierse band het toch geweldig goed verkopen. Villagers debuteert met Becoming a Jackal echter op een niets minder dan indrukwekkende manier. Stilistisch bevinden ze zich in het kielzog van landgenoten als One Day International en Leya. De mooiste songs op het album worden zonder twijfel gevormd door de meest donkere sferen. De titel Becoming a Jackal doet ook een donker album verwachten, maar de Ieren maken ook een onbezorgd poëtisch deuntje als The Pact. Dat is een plezierige afwisseling. Toch huil ik liever mee met een klassieke, pijnlijk intense ballade als The Meaning of the Ritual. Conor J. O’Brien heeft een zeer plezierige luisterstem, waarmee hij op rustige, melodieuze wijze verhalen vertelt. Vooral dat feilloze gevoel voor melodie maakt een band als Villagers zo uitgesproken Iers. Het emotionerende gebruik van blazers en strijkers draagt daar zeker aan bij. Daarnaast staan er op Becoming a Jackal intrigerende songs als het voortstuwende Set the Tigers Free. Villagers weet te imponeren met hun diverse en gevoelsmatige songs.

Read more...

Lone Wolf - The Devil and I

>> dinsdag 4 mei 2010

Waar anders dan bij Bella Union verwacht je een plaat als The Devil and I? Paul Marshall doopte zich, in navolging van een breed scala aan culturele uitingen, om tot Lone Wolf en schreef een ambitieuze serie songs die zijn akoestische debuut onder eigen naam moet opvolgen. In het schrijfproces erkende Paul dat hij niet langer akoestische liedjes schreef, maar ze invulde met een groot scala aan instrumenten. Vandaar dat The Devil and I nu onder de naam Lone Wolf wordt uitgebracht.

In termen van vergelijkingen is het eenvoudig een blik op de Bella Union stal te werpen. Daarnaast zijn er uitbijters, zoals indieballad Keep Your Eyes on the Road dat trekjes vertoont van My Architects en is Lone Wolf in mijn ogen terecht gekozen als de support van het theatrale Wild Beasts. De thematiek is ongeveer zo donker als Editors kan klinken, maar in plaats van een nieuwe telg in de postpunk rock, blijken de popsongs van Lone Wolf eerder teder en zachtaardig. Toch dooraderen pijnlijke emoties zijn subtiele melodieën. Paul klinkt dromerig en spookachtig met een confronterende droefenis. Zijn muziek heeft intrinsieke overredingskracht die met een innemende schittering wordt gebracht. Lone Wolf treedt naar buiten als een band (waarin Lindsay Wilson (Grammatics), James Mabbett (Napoleon IIIrd) en James Kenosha). Het is vooral de warm snijdende stem van Paul die in de uitgesproken ballades het singer-songwritergevoel blijft overdragen.

Met een licht dwingende cadans neemt The Devil and I langzaam bezit van de luisteraar. Het is bijna onvermijdelijk de plaat hypnopedisch te beleven. De ervaring wordt daardoor des te intenser en verrassender. Lone Wolf komt bijna even groots over als John Grant, maar juist door zijn onopvallende bescheidenheid is The Devil and I totaal anders. Mogelijk is dit te danken aan zijn Britse afkomst. Het herinnert bijvoorbeeld aan de prachtige single van Table. Zoveel schoonheid is van de duistere songs niet te verwachten.

Read more...

Sarah Blasko - As Day Follows Night

As Day Follows Night is het derde album van Australische singer-songwriter Sarah Blasko. De voorgaande twee platen lieten zich gemakkelijk in een tegenstelling plaatsen. Het gloedvolle debuut The Overture & The Underscore wist me te warmen met pure popsongs die net even karaktervoller waren dan gebruikelijk. What the Sea Wants, the Sea Will Have bleek een snijdend koude opvolger die zich venijnig en minder toegankelijk toonde. As Day Follows Night zou naar verluidt een nieuwe weg inslaan en in feite waren we dus al niet anders gewend.

De nieuwe weg van As Day Follows Night geeft ons het songschrijverschap van Sarah Blasko op een hoogtepunt. Dat hoogtepunt moet niet in de overtreffende trap van pop worden gezocht, zoals misschien verwacht, maar in subtiliteit. Nooit klonken haar songs fijnzinniger dan nu. Het traditionele popgehalte is aanzienlijk gedaald. Daarvoor in de plaats komt een fikse dosis contemplatie. Deze rust maakt ruimte voor opener en helderder structuren in de arrangementen. Daardoor klinkt het album uitnodigender en Sarah’s stem meeslepender dan voorheen. Naast contemplatie klinkt Sarah Blasko voor het eerst sinds haar debuut ook echt opgewekt en uitgelaten, zoals in Hold On My Heart en Over & Over. Tegelijkertijd lijkt er met songs als Is My Baby Yours? en Lost & Defeated weinig reden tot vrolijkheid. Gelukkig brengt Sarah Blasko haar songs met een vriendelijk stemmende lyriek, die de expressiviteit van What the Sea Wants aangenaam inzet.

Ondanks het geweldige kwaliteit van haar werk heeft Sarah Blasko hier tot op heden beperkt aandacht gekregen. Voor een singer-songwriter die zich kan meten met Regina Spektor, Feist, Jenn Grant, Ane Brun en anderen is dat zeer onterecht. Bovendien heeft ze na drie albums nog altijd haar eigenzinnigheid niet verloren en lijkt haar talent alsmaar aan zeggingskracht te winnen, terwijl ze blijft vernieuwen. As Day Follows Night verdient alle lof!

Read more...

King Me - Them Brawlers

King Me timmert al ruim tien jaar aan de weg en debuteerde ooit met een lovend ontvangen plaat in eigen beheer. Mijn eerste kennismaking met de band stamt van hun vorige LP, Guide Down, en hoewel dat album barstte van de potentie, wist het mij over de hele linie net niet echt te raken. Toch is er voldoende reden om het huidige album Them Brawlers een eerlijke kans op revanche te geven. Them Brawlers is de eerste plaat die bij Dying Giraffe Records uitkomt en dit keer hebben zich leden van Birdskin, Cords en Templo Diez zich om King Me voorman Michael Milo verzameld. Waar King Me telkens weer in positieve zin mee opvalt is een uitgebreide serie aan mooie, creatieve intro’s. Vervolgens ontwikkelen de nummers zich echter vaak teleurstellend, hoewel daar de meningen verdeeld over kunnen zijn. Regelmatig wordt er namelijk een hoop gerommeld in de arrangementen. De visie die ten grondslag ligt aan de composities gaat daarom meer dan eens verloren in onnodige noise pop en rock. Michael’s stem lijkt al dat geweld ook niet helemaal de baas te zijn. Dat is overigens een bewuste keuze, want de productie is in handen van Corno Zwetsloot die o.a. met Audiotransparent ook zeer verstild werk afleverde. Het is duidelijk dat King Me een kant van de indierock opzoekt die simpelweg niet goed bij me past. Voor degenen die een beetje herrie in melodieuze popsongs wel mogen, kan Them Brawlers evengoed een fijne plaat zijn.

Read more...

Darwin Deez - Darwin Deez

>> maandag 3 mei 2010

Op de hoes prijkt een eenvoudig bewerkt portret van een ietwat zonderling, nog onvolgroeid, figuur. Dat kan niet worden gezegd van zijn muziek. Die staat namelijk als een huis. Goed, het mag misschien hier en daar wat zonderling zijn. Het eponieme debuut begint bijvoorbeeld met de woorden ‘twinkle twinkle little star’ in het nummer Constellations. Laat dat echter niet de verkeerde verwachtingen wekken. Darwin Deez’s spitsvondige singer-songwriterstijl is namelijk zwaar op de beats en zonnige electropop.

Desondanks wordt het nergens uitgesproken dance, zoete pop of vergelijkbaar met percussiezware freakfolk. Darwin Deez heeft zich duidelijk door het laatste hoofdstuk in zijn leven, New York City, laten inspireren. Zijn debuut klinkt erg origineel en lekker fris. Als zijn voorliefde voor de anti-folk liefhebbers van het Sidewalk Café hebben geleid tot het volgen van dat genre, zou het label voor Darwin Deez nooit terechter zijn gebruikt. Zijn songs klinken grootstedelijk en prikkelend. Één van de nummers heet zelfs The City. Desondanks lijken ze te zijn gemaakt met de eenvoud en ambachtelijkheid van folk. Door de puntigheid in de beats en ritmes in combinatie met rockende electropop komt een vergelijking met Phoenix om de hoek kijken. Het loont het ook niet veel verder te kijken, want Darwin Deez blijft van a tot z zichzelf en doet daarmee menigeen een groot plezier. Het enige minpunt van de plaat is wellicht dat zijn eigenzinnige stijl nog niet heeft geleid tot grote diversiteit. Dat is een hoofdstuk om naar uit te kijken, want op basis van die schier perfecte debuut moet er wel een opvolger komen. Voorlopig hebben muziekliefhebbers een fijn vooruitstrevend plaatje te consumeren, te beginnen met de leuke single Radar Detector.

Read more...

Octoberman - Fortresses

De armloze zuster op de albumhoes geeft een welhaast wanhopige kijk op de wereld prijs. De songs op Fortresses kennen dan ook lang niet allen een opgewekte aard. Singer-songwriter Marc Morissette is zijn carrière begonnen als een folky troubadour, maar gaf al voor zijn tweede album, These Trails Are Old and New, aan dat hij zou vluchten uit die veiligheid. Deze vlucht lijkt op Fortresses te zijn gecompleteerd. Er wordt met name middels rockinvloeden een stevig fundament gelegd dat duidelijk een ruwe rammeling opzoekt. Als het troudabouren je niet ligt, moet je het niet doen, maar Octoberman blijft met de sound op Fortresses onopmerkzaam. Er zijn slechts een aantal momenten waarop het songschrijverschap van lef getuigt door bijvoorbeeld aritmische stiltes te laten vallen. Dat stemt tot oplettendheid, maar overtuigt niet echt. Juist in de donkere en zwaardere nummers klinkt Octoberman een beetje zeikerig, omdat de emoties nooit gemeend lijken. Daarom is het net even te makkelijk de interesse te verliezen. Ik heb hem liever iets opgewekter en troubadourderig, zoals in Thirty Reasons. Dergelijk nummer tovert in ieder geval een aarzelend glimlachje op je gezicht en ook de uitvoering klinkt solide. Andere aardige nummers zijn het alt. americana Trapped in a New Scene en het drammerige 51. Zo af en toe een trompetsolo voegt, helaas spaarzaam, een broodnodig helder element toe. Fortresses blijft niet lang plakken. De Nederlandse Sir Ian wist met zijn singer-songwriterrock in ieder geval beter te presteren.

Read more...

The Bear that Wasn't - And so it Is Morning Dew

>> zondag 2 mei 2010

Subtiele Belgen, afgelopen tijd kregen we er een aantal gepresenteerd, maar de koek is nog niet op. The Bear that Wasn’t draagt de naam van het kinderboek van Frank Tashlin (Looney Tunes) en is de uitlaatklep van Nils Verresen. Een vergelijking met landgenoten is haast onvermijdelijk. Nils plaatst zich met zijn debuut And so it Is Morning Dew ergens comfortabel tussen The Bony King of Nowhere en Isbells. Zijn creatieve invulling van de arrangementen, die de songs een avontuurlijk karakter geeft, sluit moeiteloos aan bij de gevarieerde muziek van The Bony King of Nowhere, terwijl de fluisterklanken waarmee The Bear zich placht te profileren, zwenkt naar België’s eigen Bon Iver: Isbells.

Het is dan ook niet verrassend dat ingetogen, fijnzinnig gitaarspel veelal de basis legt voor zijn liedjes. Op And so it Is Morning Dew horen we verder lichte invloeden uit de americana en voorzichtig wat jazzy elementen in de cello. Over het algemeen kunnen we echter stellen dat het album plezierige popliedjes bevat die een afstandelijk huwelijk met de folk zijn aangegaan. Opmerkelijk is dat The Bear that Wasn’t vorig jaar zich net niet wist te plaatsen voor een finaleplek in de roemruchtige Rock Rally van de Humo. De bescheiden Belg besefte echter dat het niet altijd is ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’.

Hoewel het nog lastig zal zijn een plek naast voornoemde landgenoten te veroveren, krijgt momenteel zijn toerwijze al volop aandacht. Ook dat gebeurt op ingetogen manier, net als zijn spel, namelijk op de fiets. In feite is het een herhaling van hetgeen hij vorig jaar door België deed. Daarvan verschijnt bovendien nog een cinematografisch verslag. Ditmaal vertrekt hij vanuit België door Nederland naar Denemarken, alsmaar slapend bij goedgezinden. Wie hem zo dichtbij niet mee zal maken, kan ook prima uit de voeten met And so it Is Morning Dew; een prachtig ontwikkelend album waar zeer weinig op valt af te dingen.

Read more...

The Rodeo - Music Maelström

Naam en stijl zijn slechte raadgevers voor de afkomst van The Rodeo. Wie daarvoor gevoelig is valt het anagram van singer-songwriter Dorothée direct op. The Rodeo lijkt echter als naam ook een directe verwijzing naar de folky americana die ruimschoots in haar songs aanwezig is. Desondanks is Dorothée, zoals haar persoonlijke naam doet vermoeden, van Franse afkomst.

Hiermee is echter nog zeker niet alles gezegd. Muzikaal heeft ze breed uitwaaierende roots. Die omvatten naast country ook zeker blues, jazz, soul en gospel. Desondanks maken haar songs een zeer solide en volkse indruk. Bovendien gaat achter de vaak lieflijk aandoende arrangementen een flinke dosis rauwe energie schuil die de puntigheid kent van menig volledige popband. Op diverse momenten is de vergelijking te trekken met Howling Bells’ stevige melancholie. Die duistere kreten worden overigens telkens snel afgewisseld met een staaltje genrekennis. Iedere song an sich vertoont genreontwijkend gedrag. Wat als een onschuldig country deuntje begint, kan op inventieve wijze omslaan. Music Maelström doet daarmee zijn naam eer aan. Daarnaast klinkt The Rodeo behoorlijk strakker en geconcentreerder dan de speelsheid waar echte folkartiesten zich van bedienen. Niet alles hoeft perfect te zijn, maar kracht is een stilistisch sleutelwoord. Haar brede interesse krijgt daarin ruim baan. Enkele songs kunnen stukjes van covers bevatten van opvallende artiesten die niet makkelijk met The Rodeo te rijmen zijn. Haar pittige vorm van folk is wellicht geen echte avant-garde, maar doet evengoed vaak wel zo aan. Op Music Maelström klinkt folk uiterst divers.

Read more...

Doelstelling van deze blog

Meer aandacht voor het (nog) onbekende. In tenui labor of toch niet?

Mededelingen

Donderdag 1 juli: deze week weer een frisse herstart verwacht.
Kort reces tot 13-05-10.
Na een kort reces vandaag (24-02-10) weer aan de post. Inmiddels is deze blog twee jaar geworden!
Gedurende december zullen er minder recensies worden geschreven
21-31 augustus: tijdelijk even geen recensies ivm een kort reces
Zondag 14 juni: Creative Commons licentie BY NC ND van toepassing op alle inhoud
Woensdag 3 juni: zoekfunctie en auteursrechtenonderdeel toegevoegd
Dinsdag 19 mei: template aangepast, hopelijk verbeterd
Vrijdag 15 mei: nieuw template; ontwikkeld door Ourblogtemplates.com, 2008

Auteursrechten

© Copyright Benjamin N. Vis

Uitgezonderd waar anders vermeld, is op alle inhoud van deze blog een Creative Commons Attribution 3.0 License van toepassing. Deze is hieronder gespecificeerd als CC BY NC ND. Voor meer informatie klik op de links aldaar.

  © Blogger templates Inspiration by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP  

Creative Commons License
werk van Benjamin N. Vis, Nieuwe Geluiden is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 3.0 Nederland licentie.