The Clientele - Bonfires on the Heath

>> zaterdag 28 november 2009

Alleen al door de schitterende afbeelding op de albumhoes werd mijn interesse gewekt. Dat Bonfires on the Heath reeds het vijfde album (een plaat met rarities buiten beschouwing gelaten) van deze Londense band is, had ik niet gedacht. Het volledige bestaan van de band beslaat inmiddels bijna twintig jaar en een misser hebben ze nog niet gekend. Het opmerkelijke feit wil nu eenmaal dat de band al die tijd de dans van succes ontspringt. In de VS is dat overigens in mindere mate het geval. Dit is volstrekt onbegrijpelijk als je het schier perfecte popplaatje Bonfires on the Heath opzet.

Het geluid van de band wordt gekenmerkt door een sterke hang naar nostalgie, waarin telkens weer de jaren ’60 en west coast pop op lijken te duiken. Catchy is het nauwelijks, maar de schitterende, dromerige popliedjes brengen een fantastische ontspanning met zich mee. Avontuur wordt verzorgd door de creatieve invullingen van de arrangementen. Licht eigenwijze instrumentkeuzes maken dat de songs telkens weer een extra laag krijgen die de luisteraar verder de plaat in zuigt. Oorstrelende melodieën prikkelen teder de zintuigen. De hele plaat lang weet The Clientele dit gevoel vast te houden en naar diverse hoogtepunten te brengen. Ze laten geen enkele steek vallen. Psychedelica is slechts in subtiele mate deel van de mix en het woord geweld is wel het verste van hun gedachten. Misschien is dat ook wel een verklaring voor het gebrek aan aandacht. Er is op de plaat geen vuiltje aan de lucht en als het schemert dan was het nooit eerder zo zacht.

Op Bonfires on the Heath speelt The Clientele twaalf nummers lang voor Klaas Vaak. Dat gebeurt weliswaar op de best mogelijke en meest charmante wijze die de popmuziek rijk is, maar mist vrijwel iedere vorm van pit. Het is voor te stellen dat niet iedereen dergelijk gespecialiseerde belangstelling heeft. The Clientele komt echter met een genotsgarantie voor die momenten waarop dream pop gevraagd is. Tel daarbij het samenvloeien van sierlijke invloeden uit de muziekgeschiedenis en hun persoonlijke creativiteit op en het wordt haast onmogelijk The Clientele geen warm hart toe te dragen.

Read more...

Pete Astor - Hal's Eggs

Hal’s Eggs is een plaatje uit oude doos. Kennelijk legen ze momenteel die doos bij Static Caravan, want hij viel toch echt pas enkele dagen terug bij mij in de bus. Het werk van deze singer-songwriter is mij onbekend, maar is al sinds eind jaren ’80 op schijven te vinden. Hij speelde bij bands als Wisdom of Harry, The Loft, Ellis Island Sound en The Weather Prophets. Hal’s Eggs was in 2005 zijn eerste echte soloplaat. De multi-instrumentalist is gezegend met een opvallend stemgeluid dat zich enigszins gruizig over de arrangementen vleit. Dit gitaargedreven album klinkt oorspronkelijk, zij het niet uitzonderlijk. Het brengt een organische mix van folklijntjes in typische vertelliedjes en indie gitaarpop. Over het algemeen heeft Hal’s Eggs een vlakke dynamiek en hangt de emotionele geladenheid volledig af van Pete Astors stem. Yo La Tengo, Wilco en Alfie zijn niet ver weg, maar er blijft toch een specifiek singer-songwritergevoel over. Uiteindelijk is het niet verbazingwekkend dat de plaat geen hoge ogen gooide. Daarvoor kabbelt Hal’s Eggs teveel voort en daar brengt de gemoedelijk stijlmix en aangename stem weinig verandering in.P

Read more...

Wave Machines - Wave of You're Really There

>> vrijdag 27 november 2009

Als Britse band moet je tegenwoordig van goede huize komen om op te vallen. Het ontbreekt het Wave Machines niet aan creativiteit op hun debuut Wave If You’re Really There. Desondanks is het voor een indieband vrijwel onmogelijk geworden om niet tegen het licht van tientallen jaren popmuziek te worden gehouden. Ook hier zijn er weer invloeden te over. Dat neemt niet weg dat Wave Machines toch een aardig alternatief biedt. Voor een traditionele bandopzet zijn er simpelweg teveel opties, dus de bandjes die de aandacht willen trekken, moeten minstens een eigenzinnige troef hebben, zoals bijvoorbeeld The Soundcarriers, Jape of Delays. Gelukkig blijkt Wave Machines zich daarvan bewust. De songs worden boven het gangbare uitgetild door speelse ritmes en tegendraadse lijntjes. Deze kunnen zowel worden verzorgd door een instrument als door lukrake bliepjes en synthetische geluidjes. Het zijn vooral de synth-elementen die Wave Machines, zoals de naam doet vermoeden, zijn karakter geven. Wave If You’re Really There heeft daardoor zeker zijn momenten, maar blijft toch enigszins flauwtjes. Het mist urgentie en de vocalen zijn erg anoniem. Wave Machines biedt onderhoudende indiesongs, maar zal weinig opzien baren.

Read more...

The Irrepressibles - Mirror Mirror

Hoewel Mirror Mirror een debuut betreft, maakten The Irrepressibles al de muziek voor de film The Forgotten Circus, dat begin dit jaar werd uitgebracht onder de naam From the Circus to the Sea. Niet alleen hadden die composities een perfecte kennismaking geweest met deze al zeven jaar oude groep, de titel en het thema van dat project licht stilistisch een tipje van de sluier op.

The Irrepressibles is hard op weg om de meest onderscheidende ervaring uit de Britse popmuziek te worden. Toch zou een bespreking van Mirror Mirror niet compleet zijn zonder te beginnen bij hun Welsche collegae Wild Beasts. Bovendien hadden ze ook zomaar een product kunnen zijn uit de theatrale, eclectische scene van Portland, met bands als Parenthetical Girls. The Irrepressibles noemen zich een ‘performance orchestra’. Ze zijn tien man sterk en staan onder leiding van vocalist Jamie McDermott, die qua androgyn geluid zeker aansluiting vindt bij Antony Hegarty. In lijn met hun ongeëvenaarde podia spektakels, luistert Mirror Mirror als een opera of theaterstuk. Het is groots, doch voldoende dynamisch en ingetogen in alle fantastische orkestraties. De plaat leidt regelmatig tot nagalmende cathartische momenten. Het laat zich raden dat de ontdekkingstocht voor de luisteraar minstens zo ingrijpend is als voor de bandleden. Dat de gebruikelijke emotieve thema’s worden aangesneden, waarin biografische elementen van voorman McDermott in zijn verwerkt, is snel vergeten. Deze rococobenadering van muziek is daarvoor te overdonderend. Zoals gezegd, beperkt zich dat niet tot de composities en begeesterde performance. The Irrepressibles hebben een weldadige live reputatie en zoeken telkens nieuwe, excentrieke samenwerkingen op met andere kunstvormen, waaronder film, dans en theater. Bovendien steken ze zich regelmatig in overdadige avant-garde kostuums en make-up. Dat, op zich, is niets nieuws, maar in combinatie met de modern klassieke muzikale pracht van deze popoverstijgende groep bereikt het nieuwe hoogtes.

Het mag een klein wonder heten dat hun melodrama niet eens ernstig vermoeid. Daardoor laat het vooral de ruimte aan genot in een muzikale wereld die het best zonder kaart kan worden betreden.

Read more...

Erin McKeown - Hundreds of Lions

Hundreds of Lions vond een thuis in het label van Ani DiFranco, Righteous Babe Records. Erin McKeown nam drie jaar om het album te krijgen zoals ze het hebben wilde. Gezien de rijkdom in de arrangementen en grote diversiteit een sferen en stijlen is deze tijd goed besteed. Hundreds of Lions opent met een orkestrale song. De licht dramatische en symfonische inslag van To a Hammer geeft het karakter van een musical ouverture. Desondanks niet onprettig, omdat de productie niet is overdreven. De sobere singer-songwriterballade You, Sailor staat daarmee in schril contrast. Over de gehele plaat vinden we klassieke invloeden terug, maar gelukkig ook een pittigere song als The Foxes. Het label catchy is daarbij zelfs niet ongepast. In dit alles toont Erin McKeown zich een sterk vocaliste. Haar muziek heeft hier en daar wel wat weg van Lonely Drifter Karen en Anni Rossi, maar vocaal topt Erin McKeown deze laatste. Dat maakt Hundreds of Lions voor het gros van het publiek ook een stuk makkelijker beluisterbaar. In de intelligente, spitsvondige songs is Erin bovendien constant op zoek naar harmonische experimentjes. Dat is nergens overdreven en maakt dat Hundreds of Lions comfortabel langs de lijn carnavaleske folk en pop noir heen en weer schuift met klassiek akoestische bouwblokken als constanten. Groots en klein tegelijk, Erin McKeown overtuigt gemakkelijk met haar fijne songs.

Read more...

Isbells - Isbells

Nog nauwelijks zijn we bekomen van de prachtige plaat van Bony King of Nowhere of de Belgen verbazen opnieuw. Isbells groeide van een pure singer-songwriter met het traditionele beeld van een man met een gitaar uit naar een modeste band. Gaëton Vandewoude, zoals de man in de wereldlijke werkelijkheid door het leven gaat, heeft een fluweelzacht en uiterst licht stemgeluid. Het is haast onvermijdelijk de vergelijking met Bon Iver te maken. Daarnaast doet de zwak lichtvoetige, akoestische percussie met subtiel gelaagde stemmen meer dan eens denken aan Fleet Foxes. Isbells is een plaat vol echte liedjes die het beste werk uit de folkpop van vorig jaar blijkt te combineren. Dat wil overigens niet zeggen dat onderscheid maken moeilijk is. Zowel americana als popinvloeden kleuren het geluid van Isbells op een andere wijze dan bij voornoemde bands. Isbells mist het tergende lamento van Bon Iver, maar ook de afwisselende opgetogenheid van Fleet Foxes. Daarentegen kent Isbells een etherische melancholie en een verheven droefenis. De songs zijn ontspannen en zeer sober ingevuld. Daardoor wordt zijn fijnzinnige stem nooit overstemd. De aangename balans in het ambigue sentiment blijft door de eenvoud bereikbaar en begrijpbaar. Voor wie de emoties van Bon Iver te donker waren en met Fleet Foxes de folky jaren ’70 te dichtbij kwamen, zal Isbells perfect zijn. Anderen zullen überhaupt weinig meer overtuiging nodig hebben.

Read more...

Soap & Skin - Lovetune for Vacuum

>> dinsdag 24 november 2009

Soap & Skin werd enkele maanden geleden met veel lof als jonge nieuwkomer onthaald. Op dat moment wilde de plaat in mijn hoofd maar niet gedijen. Als liefhebber van artiesten met een frisse aanpak in muziek, kwam dit vreemd op mij over en ik besloot te wachten. Nu is het zover dat een nieuwe poging uitsluitsel moet geven. Is het terecht dat elders deze plaat soms al als beste van het jaar wordt gezien? Het eerste dat mij opvalt, is dat Lovetune for Vacuum ook een stuk zachter is dan het aanvankelijk aanvoelde. De agressiviteit en afstandelijkheid van enkele composities had, bij nader inzien, in het begin een afschrikwekkende werking.

Wanneer de luisteraar zich in de muziek verdiept, ontbloot zich een negentienjarige vrouw met rauwe randjes, die ook kwetsbaar is in haar nog groeiende muzikaliteit. Onder de brutaliteit van bepaalde nummers speelt zich namelijk verrassend weinig af. Zeker in de grof aangezette, luidere songs is de gitzwarte diepgang eigenlijk beperkt. Dit gebrek aan dynamiek vlakt enigszins af. Het is pas in het geheel van het album dat het verlorene wordt hervonden. Er kan een valse vergelijking met het debuut van Elbow worden gemaakt. Op Asleep in the Back toont de band twee gezichten; een herkenbaar popgeluid wisselt een vervreemdend, licht experimenteel geluid af. Soap & Skin kent op Lovetune for Vacuum een vergelijkbare afwisseling in sferen, maar blijft stilistisch dichter bij een late PJ Harvey. De momenten waarop noise, sampling en elektronica-effecten noodzakelijk worden geacht, lijken mindere songstructuren te verhullen. De composities die durven sober te blijven of verrassend klassiek aandoen, blijven daarvan gevrijwaard.

Zoals gezegd, is de spanning tussen deze twee gezichten de grote winst op het album. De Oostenrijkse Anja Plaschg heeft zeker een frisse kijk op popmuziek en weet daarbij relatief eenvoudige, klassieke pianopartijen effectief in te zetten. Ze heeft misschien niet de mooiste van stemmen, maar haar soms licht dissonante intonatie weet de aandacht goed vast te houden. De meeslepende donkerte blijft in zijn vijandige somberte echter regelmatig recalcitrant op afstand; een ongeduldige kreet om hulp.

Het album bevat diverse momenten waarop een heldere visie en schoonheid samenvloeien, maar blijft toch steken in interessante pretenties die verdere nuancering behoeven. Over het Franse Aaron, dat ook debuteerde met een onverwachtse fusie van stijlen, werd vergelijkbaar gesproken. Toch bezorgde hun plaat mij met grotere regelmaat kippenvel en een onbedwingbare hang naar meerdere luisterbeurten. Daarvoor moet je op Lovetune for Vacuum teveel tijd voor overbruggen. Dat de (brute) eenvoud en haar aangenaam imperfecte stem onbetwist bijzonder goede bouwstenen zijn, blijkt wel uit het venijnig sussende Spiracle, opgevolgd door de simpele lyriek van Mr. Gaunt PT 1000 en het scherpe contrast met Marche Funèbre. Het schept verwachtingen voor innovatieve uitwerkingen op nieuw werk. Na een moeizame kennismaking blijkt het dus de belofte van dit debuut te zijn dat terecht wordt geloofd.

Read more...

Nils Frahm - Wintermusik

>> zaterdag 21 november 2009

Als dromen vangbaar zouden zijn, dan zouden ze kunnen klinken als de sprookjesachtige composities van Nils Frahm. Wintermusik is zijn eerste release en bevat slechts drie door pianopartijen geleide stukken. Eigenlijk waren die bedoeld als Kerstcadeau voor familie en vrienden. Erased Tapes besefte echter dat deze muziek onmiddellijk grote schare vrienden zou kunnen werven en daar mogen we het label dankbaar voor zijn. Nils Frahm is klassiek geschoold op de piano door Nahum Brodski die op zijn beurt student was van de laatste leerling van de grote meester Tsjaikovski. De sprookjesachtige werken van deze Rus leven in de muziek van Nils Frahm nog altijd voort. Het is echter duidelijk dat de tijd niet heeft stilgestaan. Beïnvloed door cinematografische en minimalistische muziek klinkt Wintermusik kernachtig, rijk en sober tegelijk. Nils heeft geluisterd naar het scala aan hedendaagse klanken en negeert de ontwikkelingen in de pop en folk daarbij niet. Labelgenoot Ólafur Arnalds is nooit ver weg, maar daarnaast liggen Peter Broderick en Dustin O’Halloran ook voor op de tong. Niet verwonderlijk dus dat Nils met deze laatste twee heeft samengewerkt. Anders dan de piano worden de schitterende, meeslepende melodieën gedragen door accordeon, orgel en hemels heldere klanken van de celesta. Heel zachtjes, haast ongemerkt nemen de emoties op Wintermusik de overhand. De enige manier om die magie te laten voortduren is telkens weer opnieuw te luisteren en de ogen te sluiten.

Read more...

Table - Songs You Can Sing

Met twee songs is Songs You Can Sing slechts een single, maar gezien de indrukwekkende schoonheid die deze twee nummers hebben, is het meer dan gepast daar een aantal woorden aan te verspijkeren. Table is een zeskoppige band uit Manchester onder leiding van singer-songwriter David O’Dowda. De link met Elbow is door de stad snel gemaakt, maar de orgelklanken die Songs You Can Sing inleiden, geven het nummer dergelijk sacraal karakter dat het recente Choir of Young Believers misschien passender is. In het nog altijd zeer contemplatieve en ingetogen tweede nummer Most is Elbow dichterbij. Toch is van echte pop- of rockinvloeden nauwelijks sprake. Het is eerder een singer-songwriterachtige aanpak van verschillende hedendaagse vormen van folk die de vocale pracht van Richard Walters met de rust van The White Birch en sober de klankqueesten van, bijvoorbeeld, Broadcast 2000 combineert. Houd deze band in de gaten!

Read more...

White Rabbits - It's Frightening

Ten tijde van hun debuut, Fort Nightly twee jaar terug, leek White Rabbits enigszins onder te sneeuwen door de lof voor band als Yeasayer en de daarop volgende albums van Vampire Weekend en het percussiezware The Dodos. Gezien het recente verleden was hun afkomst (Brooklyn) goed en met producer Chris Zane (o.a. Passion Pit, The Walkmen) hadden ze een sterke cocktail van ingrediënten. White Rabbits had echter t.o.v. Vampire Weekend en zeker The Dodos een uitgesproken voorliefde voor indiepop. Daarvan getuigt ook de tour met Kaiser Chiefs. Ze klonken en klinken een stukje steviger en puntiger dan deze bands. Die lijn zetten ze op It’s Frightening voort. Rockinvloeden zijn duidelijk deel van hun stijl. De keuze voor percussie is gehandhaafd, maar It’s Frightening blijkt een subtielere balans op te zoeken dan het brutale debuut. Chris Zane werd ingeruild voor Britt Daniel (Spoon). De songstructuren zijn wat meer opengewerkt, waardoor de ritmes aan catchiness winnen. De onderliggende wijds ruimtelijke lagen van toetsen geven de ritmische songs bovendien een lift. Het hele album kent een grotere spanningsboog waarin de spitsvondige, syncopatische melodielijnen goed uitkomen. Luister maar eens naar Lionesse. White Rabbits is geen band die je luistert voor de vooruitstrevendheid, maar weet effectief gebruik te maken van trends om een eigen en toegankelijk indiegeluid neer te zetten. Het huidige album It’s Frightening heeft daarmee veel te bieden.

Read more...

François & The Atlas Mountains - Plaine Inondable

François & The Atlas Mountains is een formatie van Franse singer-songwriter François en zijn band van muzikale vrienden, velen gemaakt na zijn verhuizing naar het Engelse Bristol. In die begeleidingsband vinden we namen terug als Rozi Plain en Rachael Dadd. Dat plaatst François & The Atlas Mountains direct stevig tussen folky popacts die graag op zuivere wijze musiceren, maar zeker niet als standaard folk klinken. Een vergelijkbare Frans-Engelse combinatie in de folk vonden we ook al bij de mooie plaat van Emily Loizeau. Muzikaal is de oversteek dus meer dan de moeite waard.

François is overigens bepaald geen nieuwe naam in de muziek. Er staan al enkele releases op zijn naam, maar pas nu met Plaine Inondable lijkt er voldoende organisatiekracht achter de plaat te zitten om grote groepen te bereiken. De improviserende experimenteerdrift van François wordt regelmatig geroemd, maar die noemer blijkt voor Plaine Inondable enigszins overtrokken. Het warm zinderende openingsnummer Friends doet denken aan de tijdloze pracht van Hope Sandoval’s laatste album. De lo-fi karakteristieken herinneren aan Peter & the Wolf, de sterk op folk geënte basis aan This Is the Kit. Daarbij mag natuurlijk opvallen dat geen van de genoemde namen zeer vergelijkbare of conventionele muziek maken. Dat gebeurt op Plaine Inondable ook niet. Grotendeels kabbelt het album op plezierige ritmes. Knisperende muzikale lagen wisselen elkaar af en de drukkende atmosfeer is eerder tropisch dan herfstig. Als geheel kent het een haast bezwerende cadans die in zware, mistige wolken om je heen blijft dansen. De songs behouden een zekere spontaniteit die ongetwijfeld voortkomt uit de wisselende combinaties van eigenzinnige muzikanten in The Atlas Mountains. Door de voornamelijk akoestische arrangementen en muzikaal ingezette koortjes blijft Plaine Inondable toegankelijk en klassiek klinken, terwijl de onconventionele songstructuren ook uitnodigen tot intensievere luisterbeurten. Wie daar de moeite voor neemt, ontdekt de ware schoonheid van deze plaat. Langzaam, maar onvermijdelijk nestelt Plaine Inondable zich in hoofd en hart.

Read more...

Sufjan Stevens - The BQE

>> donderdag 19 november 2009

Wat Philip Glass en Godfrey Reggio kunnen, kan Sufjan Stevens in zijn eentje. The BQE is een werk op commissie van de Brooklyn Academy of Music voor hun jubileum. Het onderwerp: de Brooklyn-Queens Expressway. Dit keer weer geen Amerikaanse staat voor Sufjan Stevens, maar niet meer dan een weg, hoewel een belangrijke verbinding voor ’s werelds meest aanlokkelijke stad.

We hebben Sufjan Stevens leren kennen als een begenadigd en enigmatisch muzikant met enkele verborgen gezichten. The BQE bestaat uit een film en een groot muziekstuk; twee delen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Niet alleen de muziek is van Sufjans hand, ook de film maakte hij zelf. Het kunstwerk dat hij fabriceerde kent een vergelijkbaar procedé als het drieluik van Glass en Reggio, maar is beduidend anders. De aanpak van Sufjan is niet zo gejaagd of afstandelijk als het voornoemde, minimalistische, werk kan zijn. In plaats daarvan nodigt het uit, het verwondert en omarmt de kijk-en-luisteraar. Afzonderlijk zouden beide werken misschien niet eens zo uitzonderlijk zijn, maar tezamen bestrijken ze een eigen niveau. Muziek en film zijn volledig complementair.

Het contrast in The BQE bevindt zich afzonderlijk in de film of de muziek. Natuurlijk wordt er nadrukkelijk gespeeld met dit samenspel der media. Er is veelvuldig op en naast de maat of specifieke klanken gemonteerd. Zoals de gelaagde ritmes in de muziek, kent ook de film eigen ritmes. Doordat Sufjan koos voor een zeer smal, maar breed beeld, waarin drie vensters naast elkaar staan, krijgt ook de film de hem kenmerkende gelaagdheid. Op diverse momenten minimaliseert of maximaliseert hij de mogelijkheden van deze drie vensters in de compositie van de beelden. Sufjans typerende vorm van psychedelica is nu ook zichtbaar. De muziek voelt grotendeels vertrouwd aan. Desondanks verrast hij even met een grove omslag naar elektronica. Eerst werkt dat confronterend, maar al gauw verwordt het tot muziek die leent van Air en St. Etienne. Natuurlijk maakte Stevens in het begin van zijn muzikale loopbaan ook al elektronisch werk, dus hij is bepaald geen beginner. Het valt op dat niet alleen de scheiding tussen beeld en geluid vervaagt, ook de scheiding tussen klassiek en de populaire genres draagt niet langer betekenis. Deze ontwikkeling is ook niet nieuw, luister bijvoorbeeld ook naar Lars Horntveths Kaleidoscopic, maar in Sufjans handen is de beleving totaal anders.

The BQE is zondermeer een bijzonder werk. Het blijft enigszins een excentriciteit, maar is tegelijkertijd zeker ook een prachtig kunstwerk. Ondanks de nieuwe vormen, blijft het idiosyncratische karakter van Sufjan Stevens’ werk bewaard, dus ook liefhebbers met minder artistieke moed zijn van harte uitgenodigd.

Read more...

Homelife - Exotic Interlude

>> maandag 16 november 2009

Een beetje tegenwicht is altijd welkom. Aangezien er altijd verschillende platen zijn die perfect overeenkomen met het jaargetijde, is het ook heerlijk om een warme folkpopplaat als Exotic Interlude ernaast te leggen voor een knusse gloed dit najaar. Gezien de titel past het misschien beter als nazomer plaat, maar het zal bij de gemiddelde warmtebron met dimlicht niet misstaan. Sowieso maakt het prettig lome tempo het album uitermate geschikt voor een nachtelijke soundtrack.

Ondanks een bestaan van ruim een decennium is het niet vreemd als de naam Homelife niet direct een belletje doet rinkelen. Bij het horen van Exotic Interlude rijst wel de vraag waarom dat is. In al die jaren maakte Homelife vier albums en veranderde nog veel vaker van samenstelling. Op het hoogtepunt bevatte de band zelfs achttien leden. Dat staat in scherp contrast met de bescheiden opzet van twee bandleden nu. Die twee bandleden zijn toepasselijk genoeg wel de mannen die toen al aan de basis van de band stonden: Paddy Steer en Tony Burnside. In de opzet is het duo in ieder geval geslaagd, want het geluid kent een solide kern met herkenbare stijlkenmerken, die hun buitenbeetjes reputatie bevestigt. Hoewel een veelvoud aan klanken gebruikt wordt, is het merendeel van wat ten gehore wordt gebracht akoestisch tot stand gekomen. Afkomstig uit Manchester lijkt het huidige Homelife al het stedelijke te ontkennen. Toch is wel een typische Engels gevoel bewaard gebleven. Het is bepaald niet makkelijk hun geluid te vast te pinnen. Er zijn momenten dat Yo La Tengo niet ver weg lijkt en zelfs het idiosyncratische I Am Kloot lijkt mee te kijken. Dat laatste is misschien dan toch te danken aan de stad die ze delen. De kleine opzet, maakt echter dat Exotic Interlude vooral ook dichtbij folk blijft. Daarin drijft een typische Engelse vorm van tropische accenten rond met van die Hawaïaans klinkende glijders. Op de meest ontspannen, lyrische momenten is Exotic Interlude ook geschikt voor onder film, maar dan laat het plotseling weer een excentrieke en humoristische kant zien die zelf alle aandacht opeist.

Homelife heeft van Exotic Interlude een spitsvondig muzikaal album gemaakt dat zijn inspiratie op vreemde plaatsen heeft gevonden, hetgeen tot een eveneens bonte verzameling liefhebbers zal leiden.

Read more...

Ólöf Arnalds - Við Og Við

Lang niet iedereen zal mijn liefde voor de klanken van de Scandinavische talen delen, maar zeker in gezongen vorm klinkt het prachtig intrigerend. Ólöf Arnalds is een graag geziene muzikante in de IJslandse scene, waar ze al in diverse bands speelde en sinds 2003 toert met Múm. Oorspronkelijk is ze klassiek geschoold in zang en viool, maar haar eigen singer-songwriter project volgt een haast traditioneel folk stramien, waarvoor de sobere basis gelegd wordt in haar opmerkelijke stemgeluid en veelal een eenvoudige begeleiding. Haar debuut Við Og Við stamt al uit 2007, maar nu, aan de vooravond van de opvolger (Ókídóki), wordt de plaat ook hier uitgebracht. Net als voor de geplande opvolger werkte ze op deze plaat samen met Sigur Rós’ Kjartan Sveinsson. In haar muziek vinden we elementen terug uit pop en klassiek, waarmee het verschil tussen traditionele folk en een eenvoudig popliedje vervaagt. Við Og Við is een echte troubadourplaat, waarop enkele prachtige liedjes die het vanwege de taal vooral van hun scherpzinnige intonatie moeten hebben. Haar ijzige, heldere stem doet me enigszins denken aan Coco Rosie, terwijl de muziek enigszins richting de uitgeklede aanpak van het laatste album van The Tiny gaat. Vanwege de beeldschone eenvoud zijn ook de platen van Lisa o Piu en Jæ plezierige vergelijkingen. Het sfeertje op Við Og Við leent zich uitermate goed voor bevroren landschappen waarin schoonheid zich op ingetogen wijze verheft. Het roept aansprekende associaties op die onlosmakelijk verbonden lijken met de herkomst, zoals alleen Scandinaviërs dat schijnen te kunnen.

Read more...

William Fitzsimmons - The Sparrow and the Crow

>> zondag 15 november 2009

Na de reissue van Goodnight in ons land volgt ook snel deze nieuwe plaat van singer-songwriter en, inmiddels al, gevierd indiesucces William Fitzsimmons. Een goed moment om eens te beoordelen of alle lof en aandacht ook terecht is.

Het eerste dat opvalt is de vocale gelijkenis met Sufjan Stevens. Ook Damien Rice lijkt niet ver weg. William Fitzsimmons is echter wars van het bombast en de eclecticisme waarvan deze twee singer-songwriters zich graag bedienen. Hij is ook geen tweede Chris Garneau, om de simpele reden dat William totaal geen vooruitstrevende neigingen toont in zijn muziek. Chris Garneau begon rustig met zijn debuut en eveneens de gelijkenis met Sufjan Stevens, maar imponeerde danig met opvolger El Radio. William mist dynamiek en komt wat gezapig over. Het zou niet terecht zijn om zijn muziek saai te noemen, maar het mist allemaal toch wat spanning. De twaalf songs van The Sparrow and the Crow zijn allen mooi vormgegeven en ingetogen uitgevoerd. De songs waaraan ook Priscilla Ahn haar schone vocalen leent, krijgen zeker een extra dimensie. Ten opzichte van de eerder genoemden singer-songwriters lijkt William op een wijze die americana aandoet een pad te kiezen dat zich beter thuis voelt bij de pop dan echte alternatievelingen. Daarom zijn er ook raakvlakken met bijvoorbeeld Aqualung, die ondanks zijn overwegend toegankelijke geluid nooit echt doorbrak. Dat William niet zo avontuurlijk is als al deze collegae en toch hele fijne songs schrijft, is vast de sleutel tot zijn huidige succes.

The Sparrow and the Crow kan gemakkelijk dienen als achtergrondmuziek op een ontspannen avondje onder vrienden. Er zullen weinig mensen zijn die zijn muziek niet te pruimen vinden. Aan de andere kant wordt hij, in mijn ogen, daar ook door begrensd. Hoe goed de liedjes ook in elkaar zitten, uiteindelijk komt het album nooit over een zeker gevoel van gemis heen, maar dat gebrek aan artisticiteit zal waarschijnlijk slechts een kleine groep storen.

Read more...

Audiotransparent - Chekhov Guns

>> zaterdag 14 november 2009

In de aanloop naar de release van Chekhov Guns, het derde album van de Groningse band Audiotransparent, was regelmatig te lezen dat voor dit nieuwe werk nadrukkelijk was gekozen voor een nieuw indiepopgeluid. Dat stemde mij somber, omdat daarmee het vermoeden rees dat de band zijn ziel zou hebben verkocht en daarmee één van de meest originele en mooiste geluiden van de Nederlandse pop een voortijdig eind vond. Nu zou het tegengaan van verandering en ontwikkeling onzinnig zijn. Bovendien moet een band voorkomen in herhalingen te vallen. Dat doet Audiotransparent met Chekhov Guns dus zeker niet. Gelukkig blijven ze ook verre van een dertien in een dozijn indieband.

Er valt ook op dit album nog volop te luisteren naar die typerende Audiotransparent harmonieën en melodielijnen. Het zou alleen niet langer terecht zijn te spreken van een slow fidelity orchestra. Daarvoor is het geluid te uitgesproken dat van een band geworden. De opluchting is voelbaar, want in plaats van de verwachte dramatische omslag is eerder sprake van een fikse verschuiving. Vanaf dit moment van bewustwording staan de oren weer wagenwijd open voor genot. Het indiegeluid van Audiotransparent kenmerkt zich door klankexperiment. Een gedeelte daarvan vloeit over van hun eerdere werk, maar veel zoekt ook met klem vernieuwing op. Daarvoor heeft de band baat bij hun eigenzinnige beginjaren. Ook het feit dat, misschien afgezien van het Belgische Krakow, hun geluid weinig navolging kreeg, helpt. De schitterende, herkenbare stem van Bart Looman beleven we daarnaast op Chekhov Guns op volslagen andere manieren. De lichte americana-invloeden die het geluid van de band altijd al kleurden, zijn in beperkte mate nog steeds aanwezig. Gelukkig geldt dat ook voor elementen van strijkers die voorheen regelmatig op de voorgrond traden. Audiotransparent sleutelde, samen met producer Corno Zwetsloot, twee jaar lang in een volledig analoge studio om allerhande stukjes tot een plaat te smeden. Dat gold overigens niet alleen voor muzikale stukjes. Deze nieuwe plaat is het bewijs van verdiend succes.

Audiotransparent is op Chekhov Guns beduidend minder transparant, maar brandt nog altijd langzaam. Dat geldt ook voor de liefde die moet worden hervonden. Na het uitblijven van een teleurstelling is het huidige geluid van de band een kwestie van gewenning. Mijn gevoelens zijn bij beluistering van de plaat wisselend, maar uiteindelijk weet ieder nummer telkens te overtuigen. Het geheel laat desondanks niet meteen zo’n onuitwisbare indruk achter als het debuut en Nevland. Dat neemt niet weg dat Audiotransparent ook op Chekhov Guns ontzag inboezemt, maar het heeft langer nodig om te beklijven.

Read more...

Leona Naess - Thirteens

Soms is het fijn om op plaatjes terug te komen die eigenlijk alweer een tijdje in de winkel liggen. Thirteens, het vierde album van Leona Naess, is zo’n plaat en werd vorig jaar zonder al teveel aandacht uitgebracht. Hoewel de eponieme voorgaande plaat als een bevestiging van het gelouwerde debuut geldt, vond ik dat Leona op die plaat enigszins anoniem bleef. De liedjes wilden maar niet tot volle ontwikkeling komen. Daarom liet ik de huidige plaat ook lang liggen. Ten onrechte, want met Thirteens is de singer-songwriter in mijn ogen dan toch echt volwassen geworden.

Voorheen vond ze nog bescherming van de faam van stiefmoeder Diana Ross en haar relatie met Ryan Adams. Dat soort bescherming duurt niet eeuwig en inmiddels kan ze duidelijk op eigen benen staan. Het meer op folk geënte geluid van haar derde plaat is naar de achtergrond verdwenen om wederom plaats te maken voor uitgesproken pop. Daarin vinden we wel spanningsvelden met jazzy accenten en, ondanks dat Leona zeker niet het toonbeeld is van originaliteit, enkele bijzonder mooie vondsten in melodie en arrangementen. Haar vocalen doen mij soms een beetje denken aan Corinne Bailey Rae, maar soul is bij haar geen hoofdingrediënt. Op de zoete momenten dat een vergelijking met Katie Melua voor op de tong ligt, besef je gelijk dat Leona Naess muzikaal veel interessanter is. Bepaalde melodielijnen brengen mij onmiddellijk bij de fantastische, fantasierijke Mara Carlyle, maar qua oorspronkelijkheid en vocaal talent kan ze daar toch niet aan tippen. Het is dan ook een ander vaatje waaruit Leona tapt. Haar muziek voelt zich prettiger bij poppy buurvrouwen als Sarah Blasko, Sara Lov en A Girl Called Eddy. Dat is echter toch niet het minste gezelschap. Leona Naess’ Thirteens zal in menig platenkast niet misstaan en zou velen voor zich kunnen winnen en is daarbij beduidend minder cliché dan vele alternatieven.

Read more...

The Antlers - Hospice

Hospice, het tweede album van The Antlers uit Brooklyn, ontstaat. Het is niet gemakkelijk beter uit te drukken. De Prologue van het album ontstaat uit weinig meer dan schimmige klanken en vanaf dat moment lijkt het album zich te vormen vanuit één langgerekt gebaar. Daarbinnen gebeurt echter erg veel waarin de band een constante weemoedige schoonheid weet te bewaren die regelmatig alomvattend wijds uitwaaiert.

The Antlers hebben met Hospice een perfecte plaat gemaakt voor het isolement van de winter, of dat nu met beklemmende nevelen of met kraakheldere, ijzige uitzichten gepaard gaat. Toch vind ik de plaat niet ongenuanceerd somber, laat staan donker. De uitgestrekte klanken overspoelen de luisteraar moeiteloos, maar kennen vrijwel geen ongemakkelijkheid of dreiging. Dat neemt niet weg dat sommige songs wel een heel directe hartenkreet van verdriet lijken, maar tegelijkertijd zijn deze nooit van alle hoop ontdaan. Door het grootse gebaar gaat Hospice totaal voorbij aan Bon Iver’s For Emma, Forever Ago en volgt ook een onconventioneler pad. Van de vocalen van voorman Peter Silberman tot de subtiele koortjes hebben alle stemmen sacrale karakteristieken. Daarin sluiten de stedelingen zich aan bij de Noren van Choir of Young Believers. The Antlers spelen niet met melodrama en toch is een knipoog naar Antony & the Johnsons haast onvermijdelijk. Tegelijkertijd schuwt de band het bombast ook niet volledig. Daarin herkennen we Patrick Watson en Jeff Buckley, maar dan wel op intieme en ingetogen momenten. Tenslotte komt het geluid van de Antlers comfortabel uit bij stadse vormen van de freakfolk. Dat blijkt de werkelijke basis van hun ietwat etherische, doch ondermaanse muziek. Hun stadgenoten Grizzly Bear en Department of Eagles hebben er een muzikale zielsverwant bij. Hoedt je voor de vergissing dat deze opmerking betekent dat dit alles op elkaar lijkt, want dat is niet het geval.

Waarschijnlijk is The Antlers van alle genoemde namen nog wel de minst toegankelijke. Hun songstructuren gedragen zich meer dan eens als een klassieke suite en geven niet altijd onmiddellijk hun pracht bloot. De geluidsmuren die de band hier en daar opwerpt, zijn een verdedigingslinie die doorbroken moet worden om de klanken naar je hart te laten ontsnappen. Rust en een fijnzinnig stel oren zijn dan ook een vereiste. Indien dat aanwezig is, zou Hospice op den duur stevig kunnen wedijveren met alle overige, mooie albums in dit brede, hedendaagse genre.

Read more...

The Bony King of Nowhere - Alas My Love

De Gentse Bram Vanparys koos een schuilnaam die hem ingegeven werd door Radiohead. The Bony King of Nowhere is namelijk de ondertitel van de single There There van het album Hail to the Thief. Het zijn echter ook zeker de opvallende songs van de Belg zelf die ervoor zorgen dat de naam al geruime tijd in besloten kringen rondwaart. Lang zal die heimelijkheid niet voortduren.

Alas My Love is een hartverscheurend album met een lichte en een donkere zijde waarin meewarigheid altijd zegeviert. Dat leidt tot een donker lied als Maria en een zweverig sussend slaaplied als Losing Gravity, allen gezongen met een diepzinnig muzikaal gevoel. Het lichte timbre van zijn zachtzinnige tenor klinkt soms meer klaaglijk dan dromerig. Het doet in hoge uithalen denken aan een kruising van de stemmen van Scott Matthews en Chris James (Stateless). Het klaaglijke valt toe te schrijven aan een scheurende kraakje en de lichte aarzeling die Brams vocalen omlijsten. The Bony King of Nowhere mijdt het grote gebaar dat deel is van de muziek van voornoemde zangers. Zijn kracht schuilt in een brede visie op folk, waar de specifieke karakteristieken van zijn stem ook het best bij passen. Hij mist de kracht en weet dat zijn muziek dat niet nodig heeft. Tegelijk staat dit een bluesy jazznummer als Taxidream niet in de weg, maar hij schittert vooral in een song als There I Am. De breed uitwaaierende variëteit is met soepel oprekkende kleding beteugeld. Vanuit de knutselpop en freakfolk is het inmiddels gebruikelijk om allerlei klanken in je arrangementen te gebruiken. De manier waarop Bram Vanparys ermee speelt, kent ongelofelijke schoonheid. Zo af en toe dwalen in dezen mijn gedachten af naar het jonge, bijna overmoedige Yoñlu. De invulling van de songs op Alas My Love is echter transparant. Het zijn toch voornamelijk pure, akoestische middelen die de boventoon voeren en de songs hun verrassende klankkleuren geven. Gedurende de ontwikkeling van zijn geluid en voor de opnames kon Bram leunen op mentor Koen Gisen (o.a. An Pierlé). Deze muzikant, componist en producer begeeft zich vaker op de achtergrond dan de voorgrond en verricht daar kennelijk kleine wonderen. Bij The Bony King of Nowhere zijn ongeremde emotionele ontladingen voorkomen en is de plaat kraakhelder gebleven. Ook de eindmix van Jon Kelly (o.a. Kate Bush) heeft daaraan bijgedragen. Alas My Love blinkt uit in de volatiele dynamiek van zijn ingetogenheid.

Er wordt veel over de plaat geschreven, getuige ook deze woorden, maar een echt treffende vergelijking blijft voorlopig uit. Het bewaren van die eigenzinnigheid is een uiterst knap staaltje voor een plaat die liefhebbers van Fink tot Fleet Foxes zou kunnen aanspreken. Mede door de lo-fi feel en de korte duur van de afzonderlijke nummers blijft het album aanvoelen als een kleinood. Het is een bescheidenheid die een genie verhult die je eerder vermoedt dan volmondig erkent. Die tot stilte manende intimiteit maakt The Bony King of Nowhere zo indrukwekkend.

Read more...

Archive - Controlling Crowds Part IV

>> woensdag 11 november 2009

De afgelopen albums van het collectief Archive rondom Darius Keeler en Danny Griffiths waren allen ontegenzeggelijk overweldigend. Controlling Crowds was enkele maanden geleden het nieuwe hoofdstuk en alsof een bijna tachtig minuten durend opus nog niet voldoende was, wordt er met Part IV een hoofdstuk aan toegevoegd. Part IV kan als los album worden aangeschaft of samen met de eerdere drie delen van Controlling Crowds. De nieuwe plaat doet dan ook geenszins onder voor een volledig album.

Met de voorgaande drie albums (inclusief Controlling Crowds) vond Archive steeds meer een stabiel eigen gezicht dat met iedere release en tour nieuwe liefhebbers aan zich bond. Dat proces wordt met Part IV alleen maar voortgezet. Controlling Crowds vergrootte het contrast in de idiosyncratische songstructuren van accentuerende stijlen. Hoewel die aanpak minder subtiel is dan voorheen, leverde dat een album op dat je op onbewaakte momenten op een emotionele afgrond brengt. Part IV gaat ook weer voortvarend van start. De rol van rap, zoals Archive met Londinium in 1996 ooit begon, wint op alle delen van Controlling Crowds terrein. Gelukkig is het rap van de goede soort. Toch vergroot het ook de delen van de albums die minder melodische subtiliteit bevatten. Aanvankelijk lijkt Part IV zelfs de grote contrasten te schuwen en daarmee af te vlakken en minder dynamische rijkdom in zijn muzikale lagen te bevatten. Anderzijds is het ook mogelijk dat je na tachtig minuten gewoon zelf bent afgevlakt van het behoorlijk muzikaal geweld dat eraan vooraf ging. Een luistersessie van Archive is een mooie ervaring, maar beslist geen sinecure. Met The Empty Bottle hervindt Archive op Part IV toch weer de rust om je zintuigen op scherp te zetten en met enkele verrassingen te komen. De overgang van het etherische Come On Get High naar de typerende Londinium rap van Tought Conditioning is ijzersterk. Later hoor je een klassiek aandoende ballade als To The End en met het atypische Lunar Bend vindt Controlling Crowds als geheel een zacht bevredigend en comfortabeler eind dan met Funeral. Het echte eind is ingeruild voor perspectieven.

Part IV geeft Controlling Crowds een extra dimensie die zeker niet als overbodig kan worden bestempeld. Waarom het collectief er dan voor koos om de plaat in tweeën uit te brengen, in plaats van direct als dubbellaar, blijft onduidelijk. Het werkt in de hand dat de luisteraar op zoek gaat naar bestaansrecht en verschillen in een groot muziekstuk dat kennelijk als geheel moet worden behandeld. De volgende keer mag het van mij weer op de gebruikelijke wijze, hetgeen overigens niets afdoet aan de wederom opmerkelijke kwaliteiten van dit verlengde nieuwe Archive document.

Read more...

I am Kloot - B

>> maandag 9 november 2009

Discussies over definities zijn extreem vermoeiend, dus de wellicht voor de hand liggende vraag of B als een opvolger of puur als een verzamelaar van b-sides en rarities moet worden behandeld, is met de titel direct beantwoord. Zeker is echter dat de band uit Manchester, die te eigenzinnig bleek om zich naar het keurslijf van een gloednieuw erkende stroming in de muziek (new acoustic movement) te voegen, met B een bijzonder fijne dubbellaar op de markt brengt. De combinatie van niet eerder uitgebracht werk met alternatieve versies van oud werk werkt erg goed. De verzameling omvat songs van 1999-2007 en ontloopt daarmee de wens voor opvolging. De afgelopen twee jaar heeft de band niets meer bijgedragen aan B. Door de samenstelling van de twee schijven lijkt het wel alsof je B twee nieuwe platen in één keer brengt. Ondanks die illusie kan dat alleen maar positief nieuws zijn, want na een stilte van vier jaar, opgevuld met een John Peel sessie en een live album, is B verfrissend te noemen. Aan de andere kant zijn niet alle herinterpretaties even goed als de originele versies en dus ook wel overbodig. Aangezien we inmiddels dus aan de derde I Am Kloot release bezig zijn die niet de echte opvolger van Gods and Monsters is, gaat het uitkijken naar een volledig verzorgde studioplaat met twijfel gepaard. Het ontbreken van songs uit 2008 en 2009 is vast een voorteken voor verse wegen die de band momenteel inslaat. Geruchten rondom een titel The Sky at Night doen in ieder geval de ronde en B maakt opnieuw hongerig.

Read more...

El Pino & the Volunteers - The Long-lost Art of Becoming Invisible

>> donderdag 5 november 2009

De bliksemopmars die volgde na de release van het debuut Molten City was waarschijnlijk meer dan El Pino & the Volunteers had durven hopen, vooral omdat de band eigenlijk slechts een zijproject was van de punkrockende voorman David Pino. Direct de last van de verwachting van een laureaat meedragen, valt niet iedereen even goed. Multi-instrumentalist Harm Goslink Kuiper koos daarom het ruime sop, een plaats voor toetsenist Job Roggeveen openlatend. Twee maanden voor de release stapt ook drummer Wouter de Waart op. De bij Excelsior niet weg te denken Jeroen Kleijn nam het slagwerk over.

Molten City toonde een indieband die het fijnste uit de alt. country naar boven wist te halen. Na drie jaar is El Pino & the Volunteers klaar voor een volgende stap en stort zich vol in het muzikale avontuur. Dat geeft schitterende resultaten. Voor de productie werd Nederlandse topproducer Reyn Ouwehand weer in de arm genomen. Reyn tekende pas nog voor de productie van Coparck’s nieuwe plaat. Het moet gezegd dat ten opzichte van het americana geluid van het debuut The Long-lost Art of Becoming Invisible opschuift naar een hecht indiepop geluid, zoals we dat ook van Coparck gewend zijn. Dat betekent gelukkig niet dat El Pino & the Volunteers aan eigenzinnigheid heeft ingeboet. Het kenmerkende warm melodische geluid van hun songs is helemaal terug, de vorm is alleen veel pluralistischer. Dat levert vele aangename verrassingen op. Om nog maar te zwijgen van de mooie gastrollen van zangeres Janne Schra (Room Eleven) en violist Sietse van Gorkom (Kyteman). Het rockende randje geeft het album bovendien een scherpzinnige urgentie. Daarnaast vallen mij de baslijnen op die soms stevig de aandacht grijpen, zoals in het openingsnummer Wake Up waar het me direct naar Air toe leidt. Dat laatste is overigens geen vergelijking die verder moet worden doorgetrokken. Aan de americanazijde van het spectrum doet El Pino me op de meest op ballades geënte momenten denken aan Aimee Mann, terwijl de experimentele inslag trekjes vertoont van Ghost Trucker. De tot mijn plezier nog altijd aanwezige meerstemmigheid draagt daar zeker aan bij.

Het blijkt eens en te meer dat de boeg omgooien voor een tweede album beter werkt dan moedwillig inzetten op het verlengen of overtreffen van een succesvol debuut. The Long-lost Art of Becoming Invisible is een zeer frisse tweede kennismaking met deze Rotterdamse indieband, die overdondert met zijn nieuw gevonden variëteit. De titel is dan ook een antipode van het effect.

Read more...

The Green Kingdom - Twig and Twine

>> woensdag 4 november 2009

De lezers die regelmatig Nieuwe Geluiden raadplegen, kennen mijn voorliefde voor het eigenzinnige Own Records label. Hierop verschijnt regelmatig muziek van onverwachte pracht. Het label kiest zelden de meest voor de hand liggende weg en weet zo een publiek te vinden voor echt alternatieve geluiden. Het atmosferische Twig and Twine heeft echter iets meer tijd nodig mijn hart te veroveren.

Grafisch designer en klankkunstenaar Michael Cottone, oftewel The Green Kingdom, is moedwillig op zoek gegaan naar de scheidslijn van pure soundscape en muzikale structuur. Dit interessante spanningsveld geeft Twig and Twine de ontspannen traagheid van uitgestrekte ambient met de licht verstorende elementen van elektrische, milde noise. Daarin blijven echter akoestisch aangezette melodielijnen bestaan. The Green Kingdom vraagt met nadruk om rust bij de luisteraar. Ongeduldigheid is geen gemoedstoestand om dit album te benaderen. De soundscapes zouden niet misstaan bij de transcendente meditatie die filmregisseur Tarkovski in zijn tergende cinematografische stijl herkende. Twig and Twine bestaat uit minimale bewegingen en kleine momenten van verwondering door gebruik van field recordings. Daardoor verwordt het zelf tot een soort metafoor voor gestructureerde muziek. Dat wil niet zeggen dat The Green Kingdom willekeurig is. Het roept herinneringen op aan Triosk zonder de jazzinvloeden.

Twig and Twine brandt langzaam. Het is dan ook niet gemakkelijk om de open, meditatieve staat die het album vraagt op te roepen. Na enige tijd op de klanken te concentreren, neemt de verbeelding het over en blijkt The Green Kingdom voldoende overtuigingskracht te bezitten.

Read more...

Taxi Taxi! - Still Standing at Your Back Door

Uit de hoge hoed van labelbaas Efterklang (Rumraket) komt ook dit debuut. Taxi Taxi! is de naam waaronder de jonge Stockholmse tweeling Johanna en Miriam Berhan optreden. Wetende dat het een tweeling betreft, verklaart ook gelijk de dubbele bandnaam Taxi Taxi! Hun muziek nodigt namelijk totaal niet uit tot dergelijke schreeuwerige uitroep. Dit debuut Still Standing at Your Back Door volgt op twee EP’s die het product waren van een muzikale passie die op vijftienjarige leeftijd op MySpace begon.

De sfeervolle, ingetogen op folk geïnspireerde muziek van Taxi Taxi! sluit niet in het bijzonder aan op Efterklang’s stijl. Het doet eerder denken aan de donkere en sombere klanken van Promise and the Monster, Green Pitch en aanverwante Scandinaviërs, hoewel niet alles op Still Standing at Your Back Door kommer en kwel is. Soms komt het tweetal opmerkelijk scherp en puntig uit de hoek. De tweeling schrijft zonder meer interessante nummers, waarbij de samenzang het meest kenmerkende element is. De dames zijn echter niet de meest getalenteerde vocalisten. De lijn tussen functionele onvastheid of wringende zuiverheid en oncomfortabel in gebreke blijven is soms flinterdun. De melodieën zijn met veel gevoel aan de plaat toevertrouwd, maar door de sobere instrumentale invulling komen de vocale pijnpunten ook bloot te liggen. Het titelnummer dat dienst doet als opening is zelfs aan de saaie kant. Desondanks laat dit debuut een overwegend positieve indruk achter. De momenten waarop emoties tastbaar worden geven de eenvoud een zekere onweerstaanbaarheid. Als de arrangementen rijker worden, blijkt de tweeling ook zelfverzekerder en toonvaster. Dat zijn de momenten waarop de plaat echt mooi wordt. Luister maar eens naar het contemplatieve While I Hold on to the Cliff en het relatief opgewekte Ripest Fruit. Daarmee levert Taxi Taxi! een belofte af voor de toekomst. Door de muzikale stal waar ze hun thuis vonden, liggen in ieder geval voldoende mogelijkheden voor groei open.

Read more...

Slaraffenland - We're on Your Side

>> dinsdag 3 november 2009

We’re on Your Side is alweer het derde album van de experimentele band Slaraffenland uit Kopenhagen. Ondanks de hechte banden met Efterklang (de gelauwerde band die met name optreedt als labelbaas) wil het met Slaraffenland hier nog niet echt lukken. Vreemd, want We’re on Your Side klinkt op eerste gehoor toegankelijker dan de wat gedistantieerde, massieve sound van Efterklang.

De melodieën en structuren van de composities zijn redelijk open, waardoor ze goed te volgen zijn. De percussieve klanken van hun stijl passen goed bij populaire geluiden als van The Dodos en Vampire Weekend. Het verschil is echter dat bij Slaraffenland moeilijk te bepalen is bij welk genre ze de meeste aansluiting vinden. Folk staat zeker niet te ver van hun bed, maar lijkt ook niet de belangrijkste invloed, zoals bij voornoemde bands. Experiment staat daarentegen wel hoog in het vaandel. In dat experiment is pop altijd dichtbij en valt een liefde voor avant-gardistische elektronica te ontdekken zonder dat dergelijke technieken uitputtend worden gebruikt. We’re on Your Side wordt geroemd als Slaraffenland’s meest toegankelijke album, maar zal voor velen nog een brug te ver blijken. De muziek overspoelt je en wie nauwkeurig luistert, verliest zich al gauw in de grote complexiteit. Net als bij Efterklang mogen avonturiers met een voorliefde voor bands als Arcade Fire overigens best een poging wagen. Kakofonisch wordt We’re on Your Side gelukkig niet echt. Er blijven vele lagen van enorme schoonheid bestaan, die worden gedragen door secure instrumentbeheersing, zoals bijvoorbeeld een veelvoud aan blazers en begiftigde gitaarpartijen. In hun meest georkestreerde hoedanigheid lijkt de geest van Sufjan Stevens soms zelfs rond te waren. De energieke schoonheid van het album vermoeit op den duur wel. Tegelijkertijd blijft het onverminderd fascinerend en verleidelijk.

Binnenkort is Slaraffenland te bewonderen op State-X New Forms, niet voor niets een festival met een uiterst vooruitstrevende reputatie. De muziek van Slaraffenland zal niet gauw gemeengoed worden, maar de band schijnt indrukwekkende concerten te geven en met de kunstzinnige presentatie zit het ook wel goed. Niet alleen het artwork van Cody Hudson (Struggle Inc.) is daar getuige van, ook maakt videokunstenaar Vincent Moon een groot video project rondom de release van We’re on Your Side. Reken daarbij de steun van het bekende Efterklang en er zit misschien nog wel een kans op een groter publiek in. Het is deze Denen van harte gegund.

Read more...

Doelstelling van deze blog

Meer aandacht voor het (nog) onbekende. In tenui labor of toch niet?

Mededelingen

Donderdag 1 juli: deze week weer een frisse herstart verwacht.
Kort reces tot 13-05-10.
Na een kort reces vandaag (24-02-10) weer aan de post. Inmiddels is deze blog twee jaar geworden!
Gedurende december zullen er minder recensies worden geschreven
21-31 augustus: tijdelijk even geen recensies ivm een kort reces
Zondag 14 juni: Creative Commons licentie BY NC ND van toepassing op alle inhoud
Woensdag 3 juni: zoekfunctie en auteursrechtenonderdeel toegevoegd
Dinsdag 19 mei: template aangepast, hopelijk verbeterd
Vrijdag 15 mei: nieuw template; ontwikkeld door Ourblogtemplates.com, 2008

Auteursrechten

© Copyright Benjamin N. Vis

Uitgezonderd waar anders vermeld, is op alle inhoud van deze blog een Creative Commons Attribution 3.0 License van toepassing. Deze is hieronder gespecificeerd als CC BY NC ND. Voor meer informatie klik op de links aldaar.

  © Blogger templates Inspiration by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP  

Creative Commons License
werk van Benjamin N. Vis, Nieuwe Geluiden is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 3.0 Nederland licentie.