Kellarissa - Moon of Neptune

>> zondag 27 maart 2011

Moon of Neptune volgt Flamingo op, het debuut van Larissa Loyva’s soloproject Kellarissa (hetgeen in de kelder betekent). Voor de astronomen onder ons is de titel wellicht onbevredigend aangezien er maar liefst twaalf manen rondom Neptunus draaien. Aan de andere kant geeft dit het album een zweempje mysterie. Het zou zelfs kunnen dat we hier met nummer dertien te maken hebben. Na haar doop als Kellarissa, was Larissa Loyva nog te horen op het mooie album van Fanshaw, terwijl ze ook een plekje heeft in The Choir Practice en P:ano, wier lo-fi aanpak in contrast staat tot de synth-elektropop die ze als Kellarissa maakt. Tegelijkertijd is veel van de sfeer en het melodische gevoel alle projecten niet vreemd. Daarnaast toert Larissa als deel van Destroyer’s band. Ze vormt duidelijk één van de fijne stukjes van het Canadese muzieklandschap.

Moon of Neptune spint verder aan het web dat Flamingo begon. Wie erin wordt gevangen, is verzekerd van enkele ongemakkelijke momenten. Kellarissa is er niet op uit wie dan ook gerust te stellen. Met haar lichte stem en een blikkerige productie zet ze een scherp geluid neer. De repetitie in zowel de ritmische elektronische begeleiding als de vocalen sleuren de luisteraar een duistere spiraal in. Hoewel ze zingend dit geheel afwisselt met zweverige melodieën klinkt het geheel beheerst. De referentie naar Cortney Tidwell houdt zo zeker stand, maar Kellarissa’s bezwering is magie van de zwarte aard. Daardoor is ook hier en daar de invloed van PJ Harvey te bespeuren. De bevreemdende wereld kent op Moon of Neptune een onstopbare opmars. Uiterst gedecideerd spant ze de lijnen van haar web zodanig aan dat het begint te snijden. Ze ontpopt zich tot een koor van sirenes dat de passant met enige afschuw verleidt. Omdat dat de muzikale intrige van Moon of Neptune geen resolutie in schoonheid vindt, gelijken de fascinerende klanken het experimentele werk van Björk en modern klassiek. Doordat ze haar strijdmiddelen beperkt, blijft er een pad zichtbaar, hoewel de tocht er doorheen niet makkelijk is.

Aan het einde is het lastig te bepalen of Moon of Neptune een aanbeveling waard is. Kellarissa maakt geen muziek voor groentjes, voor de geduldige doorgewinterde avant-gardist is het vinden van parels na een moeilijke tocht mogelijk juist de onbetwiste overwinning.

Read more...

The Unthanks - Last

Het ensemble dat sinds het vorige album Here’s the Tender Coming als The Unthanks (naar de twee zussen die aan de basis van de formatie staan) door het leven gaat, profileert zich voornamelijk met herinterpretaties. Het woord cover dekt hier echt de lading niet.

In eerste instantie vinden we traditionele volksliedjes die zorgvuldig zijn omgevormd tot muzikale hoogstandjes met hedendaagse bloedlijn. Dat uit zich niet in de voornamelijk klassieke akoestische bezetting van de groep, maar vooral in de arrangementen en subtiele intonatie van de vocalen. Daarin vinden we een meesterschap dat de oorspronkelijke traditionele melodieën tot ver boven hun gebruikelijke uitvoeringen laat uitstijgen. Het is even meeslepend als fascinerend om te horen. Op Last horen we veel terug van de vaste pianist van The Unthanks, Adrian McNally, die ook het titelnummer schreef. Dit lied doet meer aan als een popsong. Er zijn meer alternatieve keuzes. Zo vinden we een cover van Jon Redfern (een nog relatief onbekende singer-songwriter), Tom Waits, King Crimson en een van oorsprong theaterlied van Alex Glasgow. Enkele composities worden op dynamische wijze uitgerekt. Alleen al op die manier krijgen ze een ander karakter dan een eenvoudig liedje.

The Unthanks tonen op Last nogmaals dat hun unieke muzikale visie verstrekkende gevolgen kan hebben. Ongeacht oorspronkelijk genre weet het ensemble ieder lied mooi en aantrekkelijk te laten klinken. Over het hele album wordt naar schoonheid gestreefd die als vanzelf verankert lijkt in de arrangementen. Waar het de ‘quirky’ oubolligheid van traditionele melodieën betreft, geeft The Unthanks ze de kracht weer vele jaren mee te gaan. Laten we hopen dat de albumtitel slechts verwijst naar het gelijknamige nummer. The Unthanks maken een volstrekt eigen en zeer welkome aanvulling op het hedendaagse muzikale spectrum.

Read more...

Dustin O'Halloran - Lumière

>> zaterdag 19 maart 2011

Het album Lumière laat zien hoe hecht de huidige generatie neoklassieke muzikanten en componisten is. Dustin O’Halloran, zelf pianist en componist, is hoofdverantwoordelijke. We vinden bemerken echter snel dat medewerking is gezocht van onder andere componist Jóhann Jóhannsson (mix), Peter Broderick (viool op We Move Lightly), Nils Frahm en de strijkers worden verzorgd door het ACME ensemble. Na de dankbetuigingen gaat de aandacht natuurlijk naar de muziek die het album bevat die is gecomponeerd, gearrangeerd en geproduceerd door Dustin O’Halloran. O’Halloran is onder popliefhebbers misschien beter bekend als de instrumentale helft van het ter ziele gegane Dévics (samen met singer-songwriter Sara Lov). Ook maakte hij enkele albums met solo piano werken. Hij componeerde onder meer voor Sofia Coppola’s Marie Antoinette.

Bij mijn weten is Lumière echter het eerste album waar zijn compositorisch talent in ruimere bezettingen de volledige aandacht krijgt. Het werk doet qua stijl denken aan Jóhann Jóhannson, Max Richter en Peter Broderick, hetgeen direct aangeeft dat we ons in goed gezelschap bevinden. De composities zijn spaarzaam georkestreerd en hebben een emotioneel beladen filmisch karakter. In de elektronische elementen komen sporen uit de ambient terug. Waar nodig geeft dit een extra laag, hoewel vaak de eenvoudige melodielijnen die door strijkers of piano worden uitgezet captiverend genoeg zijn. In feite kan worden gesteld dat Lumière precies doet wat ervan wordt verwacht. Het is een sfeervolle plaat met enigszins minimale composities die de emotioneel ontvankelijke luisteraar snel onder zijn hoede neemt. In die zin is het misschien niet wereldschokkend, maar de stemmige stukken wekken voldoende interesse. Dustin O’Halloran zelf schittert met name als pianist, waar hij de schaarse rijkdom in zijn muziek het meest weet te benutten. In de huidige neoklassieke beweging is Lumière een veilige plaat, maar wel een fijne.

Read more...

PJ Harvey - Let England Shake

>> zondag 13 maart 2011

Al jaren bevindt PJ Harvey zich aan de top van het singer-songwriterwezen. Een nieuwe plaat gaat dus nooit onopgemerkt voorbij. Nu ik inmiddels enige tijd in Engeland verblijf, lijkt het niet meer dan toepasselijk om een album met de titel Let England Shake te vereren met enkele woorden. Wie weet vinden we een gepaste opvolger voor Badly Drawn Boy’s Born in the U.K. Natuurlijk heeft PJ Harvey’s Let England Shake daar weinig mee te maken. We gaan van autobiografische lofzang naar zwartgallige klaagzang. De gelijkenis houdt op bij de liefdevolle, grootse ambitie die beide platen uitstralen.

PJ Harvey maakt platen waarbij song, sfeer en melodie worden geëvenaard door de teksten. Dat vergeet je overigens even bij openingen als van The Glorious Land, dat cynisch de duistere aard van het land huldigt. Dit album heeft een boodschap. Het is niet in het bijzonder de belichaming van politieke denkbeelden, maar wel een maatschappelijk commentaar waarin oorlogsgruwelen de alledag uitmaken. Die militaristische ondertoon is eveneens een muzikale rode draad. Hierdoor wordt een fantastisch contrast gevormd met de afwisselend grimmige venijnigheid en ijzingwekkend mooie schittering in Harvey’s vocalen. De urgente, rauwe schoonheid van England is verbazingwekkend, terwijl In the Dark Places haast een klassieke jaren ’90 ballad lijkt. Let England Shake bezingt een duisternis die de luisteraar met bittere afschuw achterlaat.

Ook na een lange carrière maakt deze muzikante platen die wat te melden hebben. Waar veel artiesten juist als jongeling uit de school klappen, laait het vuur in PJ Harvey nu weer op. Let England Shake kan daarom mogelijk een nieuwe generatie liefhebbers aan zich binden. Protestplaat of niet, Let England Shake is in ieder geval een muzikale overwinning.

Read more...

Treefight for Sunlight - Treefight for Sunlight

Het Deense Treefight for Sunlight zwemt tegen de stroom in. Ze kijken niet vooruit, maar terug. Daarnaast is het niet hun bakermat die doorklinkt in hun debuut, maar de westkust van Californië. Die westkust zag vooral in de jaren ’70 enkele muzikale iconen opkomen. Dat is precies waar Treefight for Sunlight de mosterd haalt. Vanaf dat moment kan het vriezen of dooien. Immers, wie zit er nog te wachten op wat veertig jaar terug in zwang was? Luister naar dit compacte debuut en je beseft dat er geen nostalgie nodig is om voor dit geluid je huis uit te komen.

Treefight for Sunlight debuteert met een onweerstaanbare en geniale herinterpretatie van het geluid van de jaren ’70. Natuurlijk is het geen volledige kopie, maar zijn er ook recentere decennia in terug te horen. Het is echter volstrekt onnodig deze muziek te ontleden. De gematigd psychedelisch gedrapeerde lagen met plezierig lichte samenzang van de drie frontmannen (jawel, even goddelijk als het Romeinse consulaat) overheersen de plaat. Hoewel het idee dat Treefight for Sunlight springerige vrolijkheid en zorgeloze zonneschijn biedt hardnekkig vanaf het begin wordt gehandhaafd, wordt de band er ook mee tekort gedaan. De composities zijn veel uitdagender dan glimlachliedjes. De songs zijn een soort korte, intense symfonieën. In rap tempo worden deze op je af gevuurd. Een lot dat menigeen maar graag ondergaat. Songs als The Universe is a Woman, Facing the Sun en What Became of You and I? zijn westcoast hits après la lettre en zitten als gegoten in dit knappe debuut. Treefight for Sunlight is een heerlijke plaat waar niemand van dacht dat die er behoefte aan zou hebben.

Read more...

Elbow - Build a Rocket Boys!

>> vrijdag 11 maart 2011

En dan nu een album van degenen die de Mercury prijs wel wonnen. Elbow maakte in 2008 de belofte van jaren waar en leeft nu het leven waar iedere beginnende band van droomt. Het succes en de aandacht is enorm. Hoewel niet minder indrukwekkend dan eerder werk, is nu iedereen het wel over hun kwaliteiten eens. Een lofzang die voorlopig geen einde kent. Build a Rocket Boys! zet dat slechts voort. Dat neemt niet weg dat single Neat Little Rows niet het meest interessante of geïnspireerde Elbow-nummer is dat we ooit hoorden. Naar verluidt gaf de band zelf aan dergelijk nummer nodig te hebben voor de verwachting van de massa. God zij dank is Build a Rocket Boys! echter het meest contemplatieve album van de Britten tot nu toe. Nadat ik als recensent mijn voorliefde bij de bespreking van vorig album liet blijken, heb ik me gepermitteerd het album even te laten rijpen. Toch kan ik het niet laten erover te schrijven.

In feite heeft Elbow nu geen introductie meer nodig. Liefhebbers herkennen de sound overal. De band heeft de opmerkelijke gave om in een behoorlijk traditionele formatie met een alom bekende methode liedjes te schrijven die altijd hun eigen identiteit uitdragen en telkens bijzonderder blijken dan hun familieleden. Bovendien rijpen hun creaties zonder uitzondering uitstekend. Zowel muzikaal als tekstueel doet Elbow geen water bij de wijn. De scenario’s zijn vaak herkenbaar, maar worden op poëtisch, sluikse wijze gepresenteerd. Ze appelleren aan aanvaarde gevoelens om en kiezen geen partij in netelige thema’s. De menselijkheid zegeviert. Nooit wekt de band het gevoel pretentieus te zijn of was er de noodzaak de aandacht te trekken. Elbow krijgt de aandacht van een trouw en liefdevol publiek. Het karakter van frontman en uitzonderlijk zanger Guy Garvey draagt daaraan bij. Vanuit die gedachte is ook Build a Rocket Boys! gemaakt.

Met gepaste trots erkent de band momenteel de verworven roem. Tegelijkertijd brengt Elbow, onder andere met dit album, vooral met bescheidenheid hun geschiedenis naar buiten. De band plaatst zich in het grote geheel van de veranderende muzikale wereld en beseft waar de huidige situatie aan te danken is. Build a Rocket Boys! is een plaat voor diegenen die altijd al in Elbow’s muziek geloofden en niet een album voor sensatiemakke nieuwe zieltjes. Het leent zich minder voor de grote poparenatoer die ze momenteel maken. Zoals Guy zelf pas geleden schreef: in deze tijd, waarin iedereen zelf muziek naar buiten kan brengen, volgt succes als je goed genoeg bent. Het is bijna met spijt dat ik Elbow dergelijke hoogtes zie bereiken, maar het vervult mij ook met trots. Hun muziek imponeert me nog evenzeer als de eerste keer dat ik hun debuut hoorde. Er is veel muziek die me raakt, maar er is geen andere traditionele band die iedere keer weer overeenkomt met mijn diepste gevoelens. Luister!

Read more...

Portico Quartet - Isla

In de lijst van genomineerden voor de Mercury Prize (album of the year award) zijn vrijwel altijd een aantal platen te vinden die het ook echt verdienen. In 2008 won Elbow de prijs en of het nu hun beste album is of niet, dat was dubbel en dwars verdiend. In het lijstje genomineerden was echter ook en zeer afwijkende band te vinden: Portico Quartet. Hun album Knee-deep in the North Sea haalde het dus niet, hetgeen gezien de zeer avantgardistische muziek van het kwartet begrijpelijk is. Bovendien is het geen populaire popband, maar in essentie een jazzkwartet. Dat er toch een nominatie volgde wil wat zeggen over de grensoverschrijdende kwaliteiten van de muziek van het viertal. Knee-deep in the North Sea demonstreerde een uitzonderlijke muzikale visie die het kwartet naast progressieve jazz ook vergelijkingen opleverde met Radiohead en minimalistische componisten. Opvolger Isla kan dus rekenen op behoorlijk was aandacht, ondanks het genre wat aan Portico Quartet ten grondslag ligt.

Het is plezierig te merken dat Portico Quartet niet omwille van het behalen van groter succes zijn stijl heeft gepopulariseerd. In feite borduurt Isla verder op wat Knee-deep in the North Sea achterliet. De complexiteit lijkt hier en daar gegroeid. Zoals een chef zijn ‘specialiteit’ heeft, is bij Portico Quartet het gebruik van de hang niet weg te denken. Het voegt een klank toe die het kwartet direct apart zet van traditionele jazzformaties en neemt vaak de hoofdrol van drumsets over. Portico Quartet refereert zelf naar het instrument, dat een familielijn deelt met de steelpan uit de Caraïben, als de ‘hang drum’, maar de uitvinder van het instrument vindt dat het drum label de diepte van het instrument verarmt. De emotioneel geladen melodieën die Nick Mulvey met de hang creëert zijn getuige van het gelijk van de fabrikant.

Isla opent sterk. Wie zich het geluid van Knee-deep herinnert, zal er direct zijn weg in vinden, maar er is ook ontwikkeling. Er is aanvankelijk een belangrijke rol voor de saxofoon die een dominantere melodielijn vaststelt dan op het debuut het geval leek. Daarnaast is het album ietwat donkerder van toon. In de laagtes zit een dreiging die golvend naar boven slaat. Die krachtige klanken van het begin geven vervolgens de ruimte aan een opengewerkt vervolg dat in zijn minimalistische opzet weet te experimenteren met gebruikelijke jazzpatronen. Er is een constant spannende dynamiek aanwezig die wordt gedreven door de ritmiek. Het is net alsof Portico Quartet hun eigen klanktaal beter is gaan begrijpen. Hoewel de complexiteit van de muziek de luisteraar vaak weerhoudt van grote emotionele onderdompeling, overspoelt Isla je met een lichte dwang. En ondanks diezelfde complexiteit laat het kwartet je niet verdwalen. Op die manier kan de luisteraar de muzikale verwondering in alle veiligheid ondergaan.

Portico Quartet heeft hun talent kunnen laten rijpen en hun initiële succes heeft ze niet bestierd. Het album dat daarvan het resultaat is, kent dezelfde sterke visie en een vleugje muzikale bravoure. Het overstijgt genres zonder de oorsprong te verloochenen. Wie weet is een nieuwe nominatie niet ver weg.

Read more...

Clogs - The Creatures in the Garden of Lady Walton

>> zaterdag 5 maart 2011

Clogs brengt al vier albums lang op avantgardistische wijze twee werelden samen. Dat geldt zowel geografisch als muzikaal. De band- of ensembleleden van Clogs komen uit de Verenigde Staten en Australië. Hun muziek heeft in de basis nog het meest weg van modern klassiek, hoewel hun composities nooit zonder popmuziek zouden kunnen. Dat het goed mogelijk is om die muzikale werelden te combineren ontdekken we met enige regelmaat. Voor recente vergelijkingen kan bijvoorbeeld worden geluisterd naar Balmorhea en Rachel’s. Overigens zijn in mindere mate ook minimalisme en jazz in hun stijl thuis. Op hun vijfde album, The Creatures in the Garden of Lady Walton wordt van de voornamelijk instrumentale werkwijze afgeweken en zijn enkele vocalisten uitgenodigd.

De medewerking van Shara Worden (My Brightest Diamond) verheldert direct de connectie met indiepop, hoewel ook Andrew Bird kan worden genoemd. Naast haar vocalen zijn op The Creatures in the Garden of Lady Walton ook Sufjan Stevens, Aaron Dessner en Matt Berninger te bewonderen. Die laatste twee zijn geen toeval, want Clogs bestaat in zijn vaste formatie al uit The National bandlid Bryce Dessner en arrangeur Padma Newsome. Met het voorgaande Lanterns leek Clogs al in staat te zijn hun muziek een vriendelijker uitdossing te geven dan daarvoor het geval was. Die weg wordt nu verder uitgediept, maar niet langer voornamelijk als een vooruitstrevend klassiek ensemble. In plaats daarvan vinden we een belangrijk aandeel van complexe liederen. Kamerpop is een aardig label, maar de stijl en structuur blijft dichter bij klassieke liederen dan een popsong. Het hele album staat bol van de creatieve muzikaliteit. Het meesterschap en de visie van de muzikanten straalt er vanaf. Iedere keer opnieuw weet Clogs te fascineren. Voor de doorgewinterde muziekliefhebber is het zelfs behoorlijk toegankelijk. Clogs is op hun vijfde album het pure experiment voorbij en dat leidt tot prachtige muziek.

Zelfs de leek zal waarschijnlijk erkennen dat The Creatures in the Garden of Lady Walton een bijzonder mooi album is, zij het wat excentriek. Radiohead mag dan gezien worden als de enige grote band die er mee weg kan komen om vernieuwing aan een groot publiek te koppelen, het zijn de kunstenaars in de marge die de ontwikkeling echt leiden.

Read more...

Stateless - Matilda

>> vrijdag 4 maart 2011

Het eponieme debuut van Stateless werd ondanks enkele goede kritieken gemengd ontvangen en dus niet zo breed gedragen als ik verwachtte. Ongetwijfeld was mede de ambigue marketing als pop en/of dance. Er kon Stateless aan de popkant een clichématige werkwijze worden verweten en aan de dancekant ontbrak een definitieve dansbare punch. Wat mij betreft waren het echter uiterst sterke popsongs met snijdende, geladen vocalen die goed gebruik maakten van de extra dimensie uit de soundscape-achtige dance-elementen. Het heeft enige jaren geduurd voordat Stateless met nieuw werk komt, maar de herkansing komt in de vorm van Matilda.

Het is behoorlijk andere koek dan die ik hier voornamelijk serveer. Dat kan alleen als er een goede reden voor is. Stateless, op hun nieuwe label Ninja Tunes, brengt de daarbij passende electronische beweging in hun muzikale stijl tot voltooiing. Hoewel Matilda songs bevat die dansbaar genoemd kunnen worden en voorzien zijn van behoorlijk heftige beats en brommende bassen, kost het even voordat de groove van het album zich nestelt. De nog altijd indrukwekkende vocalen van Chris James, ondanks bewerkingen, komen telkens bovendrijven om de luisteraar als volleerd loods naar de veilige haven van de pop te leiden. Alleen al de kracht waarmee de onderlagen van de songs de luidsprekers uitrollen verhult even de grote mate van complexiteit in de opbouw. Hun debuut was toegankelijkere kost, maar toentertijd al ambitieus te noemen. Op Matilda lijkt de ambitie van Stateless zo mogelijk nog groter.

Er wordt uit diverse inspiratiebronnen geput. Single Ariel lijkt een vleugje van het mediterrane Midden-Oosten te hebben opgepikt, terwijl er wat oude muziek echoot in de lijnen van Visions. Voor de drammende culminatie van Assassinations is gebruik gemaakt van samples van My Brightest Diamond. Middels een ambient compositie als tussenspel, komen we aan bij I’m On Fire waar vervolgens Shara Worden zelf haar stem voor leende. Bovendien is dat één van de nummers waarop avantgardistisch strijkkwartet Balanescu meespeelt. Daarmee voegt Stateless zich aan een rijtje artiesten waar onder andere David Byrne, Michael Nyman en Kate Bush in thuishoren die eerder al medewerking van dit kwartet genoten. In het geheel lijkt de zwierige bombast in I’m On Fire bijna bescheiden. Met dit nummer vindt overigens een tijdelijke kentering in het karakter van de plaat plaats. Het structuur van het poplied wint het van sfeer. Tegelijkertijd heeft Stateless hier ten opzichte van hun debuut wel een extra klanklaag aan toegevoegd door de aanwezige strijkers. Toegegeven, de begerigheid waarmee een scala aan muzikale contrasten wordt gecreëerd komt her en der over als pretentieus effectbejag. Matilda is absoluut geen alledaagse plaat.

Het zal wederom moeilijk zijn een gepast publiek te vinden. Dance heeft de macht gegrepen, maar dat wil nog niet zeggen dat Stateless een album maakte waarop je onbegrensd uit je dak kunt gaan. Meeslepend is het wel, zij het in de zin van intrige. In feite is iedereen uitgenodigd om eens te gaan luisteren. Goede kans dat het tijd nodig heeft of stilistisch niet je voorkeur blijkt. Desondanks is het moeilijk denkbaar dat het gros van de mensen niet vroeger of later een keer wordt bevangen. Het is met enige trots dat ik momenteel hun thuisbasis deel.

Read more...

The Bony King of Nowhere - Eleonore

>> donderdag 3 maart 2011

The Bony King of Nowhere maakte met het debuut Alas My Love over de gelederen van critici diepe indruk. Singer-songwriter Bram Vanparys, die achter deze naam schuilgaat, zou de druk op zijn schouders wellicht hebben kunnen voelen bij het creëren van de opvolger: Eleonore. Het tegendeel blijkt echter waar. Bram Vanparys is in zijn alter ego totaal bevrijd.

De ingehouden intieme controle die nog aanwezig was op Alas My Love heeft plaatsgemaakt met een stralende zelfverzekerdheid. Dat zijn bepaald geen loze woorden. Uit het gehele maakproces van de liedjes op dit nieuwe album spreekt dat Bram Vanparys zijn succes naast zich neerlegde om het te kunnen toppen. Waar bij veel bands een ‘directere sound’ en live inspelen betekent dat er rouwdouwerig met muziek en compositie wordt omgesprongen om die ‘organische catchiness’ te bereiken, oftewel holle prietpraat voor een hoop flodderige herrie, heeft het bij The Bony King of Nowhere een schitterend effect. Dat is een prestatie, want voor Eleonore gebruikte Bram Vanparys een volledige band. Zelf nam hij nog de gitaar ter hand en zong de koortjes in. Wel leidde hij die band door zijn eigen arrangementen. Één ding liet hij eender en dat is de betrokkenheid van Koen Gisen, hoewel die rol onderschikt werd aan Brams gegroeide visie. Eleonore bevat een aantal heel fijne songs. Zoals we The Bony King of Nowhere leerden kennen, zijn de teksten cryptisch en wijken de onderwerpen af van de standaard. Dat de nummers zelf getuigen van grote muzikaliteit maakt Eleonore een belangwekkende singer-songwriterplaat. Gezien zijn methode blijkt uit dit album dat Bram Vanparys een talent van formaat is.

Terwijl deze bescheiden openbaring de wereld raakt, werkt Bram Vanparys aan muziek voor een nieuwe Bouli Lanners prent: Les Géants. Recentelijk maakte die het opmerkelijke Ultranova en Eldorado. Dat belooft dus een bijzondere samenkomst. Tot die tijd is er deze geweldige opvolger van Alas My Love.

Read more...

Vinsky Project - Acquire the Taste

>> woensdag 2 maart 2011

Acquire the Taste is een toepasselijke titel voor dit vierde album van deze Amsterdamse band met internationale wortels. Het is voor mij een kennismaking en Vinsky Project laat direct van zich horen met een explosieve mix van stijlen waarin van alles lijkt te kunnen gebeuren. Sinds Apocalyptica is men wel wat gewend van de cello, maar in Vinsky project lijkt die veelzijdigheid slechts een facet van het geheel. Wie na twee minuten denkt met een creatieve progressive rockband te maken te hebben, heeft het slechts enkele minuten bij het rechte eind.

In plaats van dergelijke rechtlijnigheid schiet Vinsky Project diverse kanten op. De pittige vocalen van Paulina Dubaj sturen aan op een harde aanpak, voordat een temperende tederheid zijn intrede doet. Dat soort omslagen zijn een kenmerkend onderdeel van de begeleiding. Het is zonder meer op die momenten dat Vinsky Project indruk wekt. Schijnbaar moeiteloos buigt de band voortvarende rock om in rustige kamermuziek en speelt niet veel later een gemoedelijke cadans van een folksong. Dat laatste is een voorname rode draad. Vinsky Project heeft weliswaar een Nederlandse basis, maar er maken ook Poolse en Hongaarse muzikanten deel van uit. Die brengen bovendien alternatieve instrumenten met zich mee. Hoewel de Balkan prominent als invloed wordt genoemd, is het effect op Acquire the Taste niet vergelijkbaar met momenteel gehypete Balkanpop. De populaire inslag ligt immers dichter bij indierock dan indiepop. Bovendien geeft de band zelf ook Latijns Amerika als inspiratiebron. Dankzij dit eclecticisme komt het resultaat eerder in de buurt van Rupa & the April Fishes of zelfs Oi Va Voi. Desondanks blijft het concept van Vinsky Project duidelijker dan de anekdotische stijlkeuzes van Rupa. Dat levert over het geheel een evenwichtigere plaat op die in zijn samenstelling blijft fascineren. De onderstroom van het onverwachtse is daarbij een sterke troef. De luisteraar leert de stijl van de band langzamerhand kennen, terwijl Vinsky Project zelf gedurende het album blijft diversifiëren.

Net als het Belgische DAAU ontstijgt Vinsky Project op gedreven wijze de vermoede gimmick. Het feit dat hier het wereldlijke en instrumentbeheersing samensmelten in gecontroleerd rockende songs maakt het bovendien toegankelijker. Een beetje durven moet je wel. De uitdaging ligt per luisteraar wellicht op een ander vlak. Toch is de kans reëel dat Vinsky Project vroeger of later de juiste snaar raakt. The Hollow Tree is daarvoor ongetwijfeld een uitstekend uitgangspunt.

Read more...

Templo Diez - Greyhounds

>> dinsdag 1 maart 2011

De stevig rammende pulsen waarmee Templo Diez hun vierde album begint brengen mij direct in sferen van zwaargewichten als The Dears, Archive of zelfs een beetje Doves. Dit is niet vergelijkend bedoeld, maar is wel degelijk een compliment. Templo Diez heeft zich gedurende het drieluik dat hun vorige albums vormde bedient van een alt. country, country-noir overstijgende indierockstijl. De voorafgaande EP Freiheit liet al horen dat de band wellicht voor een rockender geluid zou kiezen en dat lijkt bewaarheid te worden.

De titelsong van huidig album was op die EP al te horen, evenals Light Stroking the Walls, terwijl Holler#1 wordt voortgezet als #2. Dat neemt niet weg dat als er in My Spring, Your Fall gewag wordt gemaakt van de onmiskenbare americana geluiden er ook gas wordt teruggenomen. Het slepende Greyhounds, dat de kleuren van postrock draagt, kent een structuur die doet denken aan het vroegere werk van Audiotransparent. Tezamen met de diepe sferen van Holler#2, waarin Greyhounds prachtig uitmondt, krijgt de luisteraar een keur van de stilistische krachten die de stem van Pascal Hallibert bezit. Zijn kenmerkende timbre draagt kunstmatige effecten even makkelijk als een verbeten rasp die Wovenhand in herinnering roept. Tegen die tijd heeft de flow van het album zijn grip bevestigd en bevinden we ons eens te meer in de volle indierockwereld van desolate alt. americana die Templo Diez kenmerkt.

De stevigheid waarvan de rock op Greyhounds gepaard gaat, is voor mij persoonlijk weleens op het randje. Die voorkeur voor rust, zoals in de ontwikkeling van Pulse of the Sun en She's a Sparrow, wordt wellicht niet door iedereen gedeeld. Met het wegvallen van Gloribel Hernández heeft de band ook wat van zich af te spelen. Gloribel zorgde met name op Merced voor een bijzondere extra laag in Templo Diez’s muziek. De band weet het verlies met dit album echter goed op te vangen en veert terug als een gevierde groep muzikanten. De drijvende kracht achter Templo Diez is nog altijd Pascal Hallibert en hoewel die zijn talent inmiddels deelt over diverse projecten is het nog altijd deze formatie die mij het meest weet te raken. Misschien is het drielijk eigenlijk een vierluik.

Read more...

Talons' - Songs for Boats

Singer-songwriter Mike Talon is een man van concepten. Dat spreekt al uit de verpakking van dit nieuwe album, Songs for Boats, de logische opvolger van Songs for Babes. Het album zelf is ook uit een duidelijke gedachte geboren. Tijdens Mike’s verblijf in Spanje zakte de wereld in recessie en op zijn gebruikelijke, dromerige wijze kwamen Mike’s gedachten op de uitdaging van thuiskomst, nadat de wereld dezelfde niet meer zou zijn. Een boot is dan een hoopvolle gedachte. Noach ging hem immers als herder al voor. Talons’ neemt echter een veel bescheidener positie in, hetgeen hier met recht het label pastorale folk oproept.

Ondanks de ingetogenheid, die gedurende heel Songs for Boats aanhoudt, heeft Talons’ sound een ontwikkeling doorgemaakt. Het klinkt eenduidiger en warmer dan voorheen. Veel tierelantijnen komen er niet aan te pas. De gitaar en stem vormen de basis. Waar wel wordt gearrangeerd, gebeurt dat doorgaans in volronde basklanken onder spaarzaam geplaatste en uitgerekte accenten. Meer dan op Songs for Babes doet dit de folksong zegevieren in plaats van de über-eenvoud van het lo-fi karakter. Die eenvoud is overigens wel weer terug te vinden in de teksten die dit keer minder op humor spelen dan op Songs for Babes. Met het vergaan van de wereld op het netvlies is het ongetwijfeld minder voor de hand liggend goed geluimde grappen over Spaanse seňoritas te verwerken. Dat neemt niet weg dat boten in alle vormen en maten en het deinen van het water onmiskenbaar zijn op Songs for Boats.

Talons’ geluid was een aantal jaar terug een welkom rustpunt in de muzikale tijdsgeest, maar kwam in een golf van soortgelijke folkpop, waardoor inmiddels waarschijnlijk niemand op zal kijken van Songs for Boats. In die context is Talons’ echter wel de moeite waard. De songs zijn met zorg in elkaar gestoken en zullen iedereen vriendelijk tegemoetkomen. Op voorzichtige wijze zijn extra lagen geluid aangebracht die doen denken aan de eerste plaat van Adem. Uitgesprokenheid is hier niet van belang. Dit is het land van hoop en berusting en dan vertrouwen we liever op iets dat reeds ontvankelijk klinkt.

Read more...

Doelstelling van deze blog

Meer aandacht voor het (nog) onbekende. In tenui labor of toch niet?

Mededelingen

Donderdag 1 juli: deze week weer een frisse herstart verwacht.
Kort reces tot 13-05-10.
Na een kort reces vandaag (24-02-10) weer aan de post. Inmiddels is deze blog twee jaar geworden!
Gedurende december zullen er minder recensies worden geschreven
21-31 augustus: tijdelijk even geen recensies ivm een kort reces
Zondag 14 juni: Creative Commons licentie BY NC ND van toepassing op alle inhoud
Woensdag 3 juni: zoekfunctie en auteursrechtenonderdeel toegevoegd
Dinsdag 19 mei: template aangepast, hopelijk verbeterd
Vrijdag 15 mei: nieuw template; ontwikkeld door Ourblogtemplates.com, 2008

Auteursrechten

© Copyright Benjamin N. Vis

Uitgezonderd waar anders vermeld, is op alle inhoud van deze blog een Creative Commons Attribution 3.0 License van toepassing. Deze is hieronder gespecificeerd als CC BY NC ND. Voor meer informatie klik op de links aldaar.

  © Blogger templates Inspiration by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP  

Creative Commons License
werk van Benjamin N. Vis, Nieuwe Geluiden is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 3.0 Nederland licentie.