Autumn Chorus - The Village to the Vale

>> zaterdag 3 december 2011

Al enige jaren geleden verscheen Autumn Chorus bij mij in het vizier. Op dat moment was er weinig meer beschikbaar dan enkele samples op Myspace. Dat was echter meer dan voldoende om tot op de dag van vandaag reikhalzend uit te kijken naar een debuutalbum van dit uitzonderlijke viertal uit Brighton. The Village to the Vale is zonder twijfel één van de mooiste albums die mij dit jaar hebben bereikt en ik durf te voorspellen dat de plaat de tand des tijds beter zal weerstaan dan de voorzichtige belofte destijds.

Brighton is een bruisende muziekstad. Voor een groot deel speelt zich dit af op het gebied van de folk en kamerpop. Het is een stad waar de huidige generatie muzikanten bij uitstek in staat blijkt staande tradities op een hedendaagse manier te herinterpreteren. Bij Autumn Chorus gaat dat echter niet zozeer om folk of kamerpop, hoewel de band ook niet met wijde boog om deze stromingen heen stuurt. In plaats daarvan is The Village to the Vale een plaat van ingetogen grootsheid. Het bundelt een fenomenaal inzicht in muzikale genres, maar het is nog belangrijker dat Autumn Chorus met die kennis weergaloze composities construeert.

Zelf plaatsen ze zich in de ‘post rock’ en ‘post klassiek’. Post geeft misschien niet veel meer weer dan dat de band zich weinig van gevestigde genres aantrekt en dat is hoe dan ook heel erg ‘nu’. Het is echter een ontegenzeggelijke zegen dat Autumn Chorus zijn eigen koers vaart. Ja, we horen de soundscaping geluidsmuren die kenmerkend zijn voor de post rock. Deze worden opgetrokken met feilloze precisie die zijn beoogde effect niet mist. De geluidsmuren zitten barstensvol texturen en een vaak overdonderende kracht.

Dit meeslepende effect is toe te schrijven aan het gevoel voor muzikale dynamiek dat rechtstreeks uit de klassieke muziek lijkt te komen. Niet alleen vinden we in de bezetting veel traditionele akoestische instrumenten, de composities zijn vaak opgebouwd uit zich lang ontwikkelende bewegingen die soms een symfonische diepte en complexiteit aannemen. Daarnaast is er echter veel ruimte voor rust en ruimte waarin solopartijen zoals Robbie Wilsons trompet tot zijn recht komen. Autumn Chorus laat zijn werk ademen in zeeën van tijd en ruimte. The Village to the Vale is in staat om de luisteraar vanuit kleine gedetailleerde fijnzinnigheid onder te dompelen in een euforie van muziek. Zo krijgt het nummer Rosa maar liefst ruim 16 minuten om tot volle wasdom te komen, waarvan geen moment wordt verspild.

Tenslotte hebben de mannen van Autumn Chorus gevoel voor het lied en dat brengt dit album in contact met ideeën uit de moderne folk en kamerpop. Dat betekent dat de fantastische instrumentale stukken gepaard gaan met prachtige liederen. Autumn Chorus brengt met name deze twee peilers in verbinding ten gehore. Het is een schitterende mix waarin zowel de ene of de andere inslag naadloos in elkaar kunnen overlopen. De melodielijnen worden gesierd door intrigerende teksten die met veel gevoel door zanger Robbie Wilson worden geïnterpreteerd. Alle elementen in de muziek komen samen in de gedecideerde bewegingen van het spel en zal niemand makkelijk onberoerd laten.

Robbie Wilson bekleedt een hoofdrol en is begiftigd met een licht en helder timbre dat een innemende karakter krijgt door een klein vibrato. In zijn gedreven prestaties doordrenkt hij de liederen met veel emotie en een doortastende zelfverzekerdheid. Bovendien kleurt de breekbare onschuld in zijn stemgeluid ook mooi met een donkerder geluid, zoals op Never Worry en Thief of de tedere vrouwenstem op Brightening Sky. Zo af en toe slipt iets van het breekbare melodrama van Wild Beasts en Scott Matthew in Wilson’s stem, hetgeen mooi wordt opgevangen in de solide arrangementen. En als we dan toch referenties rondstrooien kan het oeuvre van The White Birch niet ontbreken. Die ruilden immers hun grote gebaren en complexe composities in voor fijne, rustige popliedjes. Een andere referentie is meer dan dat alleen. Thomas Feiner bracht ons enkele jaren terug een overweldigend schone en originele plaat met zijn uitbreiding op The Opiates dat hij eerder met zijn band Anywhen uitbracht. Autumn Chorus wist niemand minder dan deze Thomas Feiner te strikken voor samenwerking en zijn aanwezigheid is in meerdere opzichten te horen, hoewel hij op het nummer Never Worry ook daadwerkelijk meespeelt. Sommige mensen hebben een neus voor talent en het blijkt vaak genoeg dat talent talent aantrekt. Autumn Chorus is daarin niet anders.

Opmerkelijk genoeg zag de band zich gedwongen om dit juweel van een plaat zelf digitaal uit te brengen op Bandcamp, maar het laatste nieuws is dat er toch ook fysieke exemplaren op de markt zullen worden gebracht. Na al die jaren werken en worstelen is er geen album dat het meer verdient. Als er één album in de jaarlijstjes van velen zou moeten staan, is het The Village to the Vale. Autumn Chorus is voor mij een openbaring op de schaal van betoverende excentriekelingen als bijvoorbeeld Patrick Watson, Sweet Billy Pilgrim en Punch Brothers. Waar het ene indrukwekkende genie tot grote hoogtes klimt, blijft het andere onbekend. Autumn Chorus is het van harte gegund om nog grotere hoogtes te bereiken dan degenen die bedwongen worden op dit debuut. Dat heeft overigens ook een egoïstische reden, want wat zou het geweldig zijn om Autumn Chorus een keer in een verlaten kerk of oude fabriekshal te horen spelen. Talent en meesterschap moet worden beloond, maar momenteel neem ik al genoegen als iedereen die dit leest het album eens gaat beluisteren op Bandcamp. Hopelijk volgt de beloning dan aan weerskanten.

Read more...

Nils Frahm - Felt

>> donderdag 22 september 2011

Onder de vleugels van het markante label Erased Tapes heeft componist en pianist Nils Frahm in de loop van slechts twee jaren maar liefst vier platen (albums en EPs) uitgebracht. De eerste drie brachten hem een stortvloed van lof. Stilistisch is hij gemakkelijk onder te brengen in het groeiende genre van de neoklassieke muziek. Omdat genres momenteel als eroderende rotsen tot zand verworden is het wellicht behulpzaam om enkele ijkpunten aan te reiken die neoklassiek kenmerken, met name ten opzichte van modern klassiek. Nils Frahm is immers klassiek geschoold pianist met een educatieve genealogie die is terug te voeren op grootmeester Tsjaikovsky.

Toch is zijn muziek niet uitsluitend te verbinden aan de formele concertzaal met pluche zetels. Zijn vierde collectie composities, Felt, geeft mogelijk zelfs zijn mooiste geheimen prijs door de koptelefoon waarin de innovatieve opnametechniek het best tot zijn recht komt. Dat is moeilijk te repliceren in de concertzaal. Dergelijke benadering van het muzikale ambacht past meer bij de introspectieve ‘slaapkamerpopartiesten’. Neoklassiek in de zin van Nils Frahm slaat dus een duidelijke brug naar genres in de populaire muziek, hetgeen verwantschap oplevert met componisten en muzikanten als Ólafur Arnalds, Peter Broderick, Dustin O’Halloran, Jon Hopkins en Yann Tiersen. Dit wordt nog eens extra bevestigd door zijn label dat zich placht te richten op muziek met uitgesproken beeldende kwaliteit en vernieuwing waarin genres versmelten. Vermelden dat Nils Frahm’s muziek filmisch is lijkt zowel een understatement als een contradictie. Zijn adaptatie van het minimalisme creëert juist een ervaring die meent dat tijd stil staat (luister daarvoor met name naar Wintermusik). De repetitie van dartelende patronen met veelvuldig gebruik van zangerige harmonie vertoont kleinschalig verschuivende modulaties die haast onopgemerkt voorbijgaan, waardoor het verstrijken van de tijd pas bij het bereiken van het ‘segno’ merkbaar wordt, dit in tegenstelling tot de meeste cinema. Het filmische karakter toont zich eerder in de dromerige expressie die een schitterend decor vormt voor alternatieve exposities.

De voorgaande platen The Bells (solopiano) en de samenwerking met Anne Müller (7fingers, een fusie van klassiek en ambients met elektrobeats) gaven een verbreding van zijn oeuvre en stijlontwikkeling aan als pianist en muzikaal pionier. Met Felt wordt voornamelijk teruggegrepen naar Wintermusik, terwijl de toegevoegde waarde van de beleving juist te vinden is in Frahms ontdekkingsdrang. Zoals gezegd, de vernieuwing van Felt zit in de opname techniek. Voor de composities op Felt bracht hij microfoons aan zo dicht mogelijk bij de hamers van de vleugel. Hierdoor zijn details te horen die buiten de klinische omgeving van de studio verloren zouden gaan. Deze vorm van opnemen is een gedurfde stap, omdat de microfoon totaal niet vergevingsgezind kan zijn. Alles, inclusief de fysieke gesteldheid van Frahm zelf, is te horen. Storend is dit echter niet. Het samenspel van bedoelde en onbedoelde klanken is precies wat Frahm zoekt op Felt.

Het experiment is geboren uit de noodzaak om muziek zo stil mogelijk te kunnen spelen en vervolgens heeft hij de techniek uitgebuit in daarvoor bestemde composities. Hierin komt zijn beheersing van pianospel met vederlichte aanslag waaruit met uiterst subtiele nadruk een melodie ontspruit (Wintermusik) uitstekend van pas. De expressievere dynamiek die hij ten gehore bracht op The Bells zou de opnametechniek verzuipen. Nog meer dan op Wintermuziek komt Felt tot leven door de zangerige boventonen en het spontane samenvallen van de golvende harmonische klankkleuren met de bijgeluiden. Een absoluut uitzonderlijke ervaring is het slagwerkkarakter van de aanslag van de hamers die in enkele composities duidelijk hoorbaar is. Het is een ongekende luisterervaring met het effect van een minutieuze canon, dat in die zin gelijkenis vertoont met Antennae van Timothy Andres. Er is een mooie balans van langzaam gespeelde akkoorden die Frahm gedragen laat weerklinken en de vlottere composities die vaak op minimalistische patronen zijn geschoeid. Het betreft niet alleen piano, maar er wordt gebruik gemaakt van enkele alternatieve instrumentale accenten, elektronica en glockenspiel. Gelukkig vergroot dat het rustgevende effect van de muziek in tegenstelling tot de samenwerking met Anne Müller. Frahm put uitgebreid uit de ervaringen van zijn voorgaande werk, maar weet desondanks met Felt een ongekende atmosfeer te creëren waarin techniek, beheersing en emotie op fijnzinnige wijze samenkomen.

Hoewel als criticus men het tegenwoordig vaak moet stellen met de matige kwaliteit van digitale compressies, kan worden gesteld dat voor dit bijzondere klankfeest een ongecomprimeerd formaat een onbetwiste meerwaarde is. Nils Frahm’s Felt blijft het neoklassieke genre uitbreiden en zal wederom liefhebbers van klassieke en populaire muziek aanspreken. Dat neemt echter niet weg dat Frahm zijn grote talent vooral op eigen wijze heeft door ontwikkeld.

Read more...

Jóhann Jóhannson - The Miners' Hymns

>> maandag 11 juli 2011

Jóhann Jóhannson’s nieuwe werk, The Miners’ Hymns, ontstond uit een opdracht van BRASS: Durham International Festival 2010 en werd gecomponeerd als begeleiding voor de eponieme film van Bill Morrison. Tezamen vormt het werk een ode aan de mijnwerkersregio in het noordoosten van Engeland en de muzikale component daarin.

Bill Morrison is een filmmaker die bekend is van zijn werk met found footage en The Miner’s Hymns is daarop geen uitzondering. Naar verluidt volgt de soundtrack van Jóhann Jóhannson de film op de letter, hetgeen niet door iedereen op waarde wordt geschat. Luisterend naar alleen de soundtrack is het niet moeilijk voor te stellen hoe de dramatiserende en ruimtelijke crescendo’s als ondersteuning van beelden kunnen dienen. Het zijn geen gemakkelijke composities. Het tempo is laag en de sfeer is onplezierig dreigend. Dat levert echter ook de bedoelde fascinerende vergelijking op met het uitzichtloze, risicovolle, ondergrondse werk in de mijnen. De lange muzikale zinnen omringen de luisteraar met een donkere verblinding in een haast verstikkende greep. Dit zijn an sich geen onbekende stijlkenmerken in Jóhann Jóhannson’s werk.

Als eerbetoon aan de kopermuziektraditie van de kolenmijnindustrie bestaat de bezetting van The Miners’ Hymns voornamelijk uit een flink zestiendelig koperensemble. Het spel van dit ensemble kent een expressieve emotie en de motieven en harmonieën vormen een schoon geheel. Daarnaast is een rol voor het orgel van Durham Cathedral weggelegd. The Miners’ Hymns opent met een aantal prachtige, gedecideerd gespatieerde orgelakkoorden, een atmosferisch patroon dat op gezette tijden terugkeert. Verder zijn de compositie waar nodig aangevuld door percussie en elektronica bestuurd door Jóhann Jóhannson zelf. De galm van de kathedraal werkt dynamisch versterkend in de opnames. Het draagt bij aan het gevoel van immersie en overmacht, hoewel de heldere koperklanken soms een sprankje getemperde euforische opluchting vertonen met name voortgedreven door de percussie.

Waar naar verluidt de componist de op het festival vertoonde film soms te letterlijk heeft geïnterpreteerd, heeft het album een interessante verhalende kwaliteit die mooi wordt vertolkt in de coherentie bezetting. Bovendien vormt dit krachtige sfeerstuk een mooi contrast met voorganger And in the Endless Pause there Came the Sound of Bees.

Read more...

Scott Matthews - What the Night Delivers...

>> zaterdag 9 juli 2011

Gelukkig maakt de meeslepende pop van Scott Matthews een behoorlijk andere singer-songwriter dan Scott Matthew. Met zijn verbluffende debuut Passing Stranger maakte hij een album dat op eenzelfde wijze als Jeff Buckley een weelderige eigenzinnige popvisie koppelde aan goed toegankelijke nummers die zelfs hier en daar op de radio konden verschijnen. Het was opmerkelijk dat na zo’n binnenkomst Scott Matthews met opvolger Elsewhere juist voor een geluid koos dat bewust de ruimte nam voor muzikaal experiment. De bedoeling was niet om goed verteerbare popsongs te schrijven, maar popmuziek te smeden met fijnzinnig gevoel voor compositie. De vergelijking met het bombast van Jeff Buckley bleef op gepaste afstand.

What the Night Delivers... herhaalt geen van beide albums en toont daarmee wederom wat een uitzonderlijk talent Scott Matthews heeft. Natuurlijk mogen we de wereld op blote knieën danken voor die hemels uithalende stem, maar niemand kan voorzien hoe zijn eigenaar die zal inzetten. De subtiel gelaagde weelde van Elsewhere is blijvend van invloed in de songstructuren en toch is tegelijk het juist het medium van de song dat op What the Night Delivers... weer aan aandacht wint. Hoewel het instrumentgebruik niet bijzonder groot is, behouden de zwierige composities ook in de kleinste vorm een ruimtelijke ervaring opgeroepen door de pure kracht in Scotts stem. Overigens vinden we op What the Night Delivers... meer naakte songs, zoals de jazzy ballade Bad Apple en het lieflijk dromende Head First into Paradise. Het kundige gitaarspel is niet altijd de leidraad voor de nummers op What the Night Delivers... en dat opent mogelijkheden voor het naar voren schuiven van andere klankkleuren. Naarmate het album vordert lijkt dat steeds voorzichtiger met de tedere liedjes om te gaan. Waar Passing Stranger bijna overrompelde met emotie en rijke arrangementen, doet het huidige album een flinke stap terug en pakt de luisteraar juist langzaam wiegend in. Het effect is echter bedrieglijk gelijk.

Dit derde album is door de directere aard van de nummers gemakkelijker luisterbaar dan Elsewhere. De ingetogenheid zorgt voor een besloten atmosfeer die de aanwezigen onmiddellijk betrekt bij de ervaringen die Scott Matthews ze toevertrouwt. Deze zeer persoonlijke benadering zal wellicht bij sommigen wat ongemakkelijk aanvoelen, maar wie zijn hart opent vindt zich ongetwijfeld al snel dankbaar in de greep van deze exceptioneel muzikale man.

Read more...

Scott Matthew - Gallantry's Favorite Son

Ook voor hun derde album hebben Scott Matthew en Scott Matthews afzonderlijk van elkaar besloten deze in kort tijdsbestek van elkaar uit te brengen. Als liefhebber van beiden is het verschil meer dan duidelijk, maar naar buitenstaanders toe blijft dat toch verwarrend. Naar verluidt vreesde de introverte troubadour Scott Matthew het opdrogen van de inspiratie. Op Gallantry’s Favorite Son is daar weinig van te merken.

De flamboyance die nog van belang was op het debuut verdween reeds met de onvolprezen voorganger There is an Ocean that Divides. Gallantry’s Favorite Son neemt het pikdonkere sentiment van dat album over. De songs hebben veelal een ferme, diepe basis, maar blijven de kenmerkende eenvoud houden die Scott Matthew’s eigenzinnige stijl zo opmerkelijk maakt. Het gebruik van melodie is ingetogen, maar behoudt een doeltreffende spontaniteit en timing. Scott Matthew onderdrukt constant de snik die achter iedere muzikale zin kan worden verwacht en weerhoudt zich ervan uit de band te springen. Muzikale versierselen zorgen vooral voor atmosfeer en minder voor decoratie. De onderwerpen ontspringen wederom aan een uiterst individuele belevingswereld waarvoor Scott Matthew waarschijnlijk slechts door weinigen wordt benijd, ondanks de artistieke uitingen waar die de voedingsbodem voor vormt. In de poëtische lyriek is geen plaats voor optimisme. Zelfs verjaardagslied Felicity stemt tot melancholie en hij maakt zelfs van de atypisch zonnige westcoast cadans van The Wonder of Falling in Love een fascinerend stuk muziek.

Ook na drie albums veroorzaakt iedere hartenkreet van Scott Matthew, gezongen als een luide fluistering, nog voor een brok in de keel. Technisch bleven ook de interessante contrasten tussen de muzikale en melodische eenvoud en de metrisch onverewachts gedrapeerde vocalen die de luisteraar telkens weer één en al aandacht maken. In de meeste opzichten borduurt Gallantry’s Favorite Son dus geruststellend voort op de paden die deze even aandoenlijke als charmante muzikant eerder insloeg. Alle gemaakte beloftes worden ingelost. Daarnaast vernieuwt Gallantry’s Favorite Son juist vooral in de inzet en structuren van de vocalen.

De nieuwe ballades voegen een essentieel hoofdstuk toe aan een bijzonder oeuvre dat bij iedere beluistering emotionele reacties teweeg brengt. Scott Matthew blijft ongetwijfeld te excentriek voor het grote publiek en daardoor zal de haast spirituele intimiteit van zijn performances hopelijk beschermd blijven.

Read more...

Esmerine - La Lechuza

>> vrijdag 8 juli 2011

In bepaalde kringen hebben de bands Godspeed You! Black Emperor en Thee Silver Mt. Zion grote faam vergaard. Toch zullen in die kringen nog steeds velen niet weten dat percussionist Bruce Cawdron en celliste Beckie Foon al tien jaar lang daarnaast vooruitstrevende neoklassieke muziek maken als Esmerine. La Lechuza is het eerste album van de groep rondom dit tweetal in maar liefst zes jaar. Het is opgedragen aan de verleden jaar overleden singer-songwriter Lhasa de Sela, eveneens een opmerkelijke muzikante. In meerdere opzichten is La Lechuza vernieuwend voor Esmerine. De groep is gegroeid met onder andere harpiste Sarah Pagé en percussionist Andrew Barr. Andere bijdragen komen van Colin Stetson en Sarah Neufeld (Arcade Fire, Bell Orchestra).

Hoewel de ontwikkeling eerder een evolutie betreft dan een omslag is het effect aanzienlijk. Neoklassiek is een subgenre dat weliswaar geleidelijk aan aanhang wint, maar toch behoorlijk exclusief blijft. La Lechuza slaat echter middels deze lofrede een brug naar een ruimer publiek. Enkele composities die hun plaats op dit album hebben gevonden, volgen voor een belangrijk deel de regels van de onafhankelijke en eigenzinnige popsong. Het is dan ook weinig opmerkelijk dat juist Patrick Watson (bovendien een goede vriend van Lhasa) gastvocalist is. Esmerine’s muziek is veel ingetogener dan Watson’s eigen stijl en zijn vocalen zijn dan ook betrekkelijk bescheiden aanwezig. Het effect, zoals gezegd, is echter aanzienlijk. La Lechuza toont Esmerine in de grootse rijkdom aan klanken sinds de oprichting. Lhasa is niet alleen aanwezig in geest, maar postuum ook in de creatieve richtingen die voor dit album werden gekozen. De uitbreiding van de band is mede aan Lhasa’s visies te danken. Met die invloed zijn gelijk de soms volkse ritmesecties en wereldlijke accenten in de composities verklaard. Juist door de neoklassieke jas van Esmerine raken deze voldragen en krijgt het volkse een prachtige diepte die raakt aan de dramatiek in Lhasa’s eigen werk. Overigens horen we zelfs Lhasa zelf nog terug op het slotnummer, een niet eerder uitgebrachte versie van Fish on Land.

Esmerine beweegt zich in de kringen van Rachel’s, Clogs, de atmosferische werken van Balmorhea en zelfs iets van de intense nieuwe jazzklanken van het Portico Quartet. Het blijft daarin meer een dynamisch ensemble dan veel werk van minimalistische neoklassieke componisten. La Lechuza is een zachtjes kabbelend en tegelijk onverzettelijk meeslepend album waarin met name de nummers met medewerking van Patrick Watson ook ieder pophart zullen doen smelten. Het is nergens eenvoudig effectbejag, maar schittert telkens in fijnzinnig opgebouwde structuren en sequenties. La Lechuza is evengoed een mooie emotionele elegie als een fiere stap in een creatieve ontwikkeling.

Read more...

Dark Dark Dark - Wild Go

>> dinsdag 24 mei 2011

De opvolger van het uit 2008 stammende The Snow Magic waarvan mij toen geen nieuws bereikte, werd vooraf gegaan door de EP Bright Bright Bright. Daarmee werd een statement afgegeven dat positief werd ontvangen. Vandaar de de oren inmiddels waren gespitst voor de echte opvolger van kamerpopband Dark Dark Dark: Wild Go. Van dat album werd de single Daydreaming reeds gebruikt in de successerie Grey’s Anatomy, hetgeen meer dan eens een voorbode van consolidatie is.

Dark Dark Dark kenmerkt zich door het eigenzinnig combineren van stijlen en hun wat recalcitrante en prikkelende perspectieven. Vanaf de eerste minuut pakt Wild Go de aandacht. De percussiezware opening ontwikkelt zich tot een interessant en divers nummer. Hoewel misschien de vocalen de luisteraar niet direct met schoonheid voor zich winnen, contrasteren ze mooi met de akoestische arrangementen waarin accordeon, strijkers, piano en slagwerk samensmelten. Een vurig vervolg kan worden verwacht, maar Dark Dark Dark laat hun dynamische kant zien door voort te gaan met het beladen Daydreaming. Zes man sterk buit de band alle kanten van hun bezetting uit bijgestaan door accentuerende koortjes. Na de ietwat schelle vocalen van Nona Marie Invie is de afwisseling met de zachte vriendelijkheid in de intonatie van Marshall Lacount in Heavy Heart welkom en spoort ook Nona aan om een meeslepend melodisch stuk weg te geven in Celebrate. Wild Go is een album dat zijn invloeden haalt uit volksmuziek, kamermuziek en vanzelfsprekend goede popsongs. Dat is geen ongehoorde combinatie en toch neemt Dark Dark Dark met opvallend meesterschap en variatie afstand van vele collegae. De akoestische bezetting doet de songs tijdloos klinken, terwijl het zweempje theater juist eigentijds aandoet, zoals het mooie Something for Myself toont.

Dark Dark Dark levert een glorieus staaltje ensemblepop af, opgesierd door een aangenaam zonderlinge experimenteerdrift die slim de muzikale spanning vasthoudt. Wild Go is een album dat zich thuis voelt bij serieuze muziekliefhebbers, maar ook geen brug te ver is voor de eenvoudige genieter. Het sextet weet precies wat goede muziek moet doen en overtuigt ieder nummer opnieuw zonder nodeloos te dramatiseren.

Read more...

Rebekka Karijord - The Noble Art of Letting Go

>> zaterdag 21 mei 2011

Rebekka Karijord is al enkele jaren in thuisland Noorwegen een gewaardeerde singer-songwriter. Hoewel The Noble Art of Letting Go, haar derde album, reeds uit 2009 stamt, werd het slechts schamel opgepikt. Daar moest verandering in komen, vandaar dat er rond deze tijd een internationale heruitgave op stapel staat.

Rebekka Karijord’s popliedjes zijn wellicht niet wereldschokkend, maar we hebben te maken met een origineel zangtalent dat prachtige en sfeervolle muziek maakt. De internationaal wel gevierde singer-songwriter Ane Brun is al tijden een vriendin en wederzijds staan ze elkaar met raad en daad bij. Dat maakt het feit dat Rebekka’s zang wel wat weg heeft van Ane Brun minder opmerkelijk, hoewel het tegelijkertijd juist opmerkelijk is dat de twee stemmen überhaupt op elkaar lijken. Luister maar eens naar pronknummer I Wear it Like a Crown. Stilistische referentiepunten vinden we eveneens in het noorden, vooral onder eigenzinnige singer-songwriters als Lise Westzynthius, Anna Ternheim, Christina Rosenvinge, Hanne Hukkelberg en zelfs een vleugje popdrama à la Maria Mena. Met deze lijst alleen al is duidelijk dat er nog altijd een rijk bloeiende vrouwelijke singer-songwritertraditie bestaat in Scandinavië en de output is om van te smullen. Dat geldt ook voor de ietwat weemoedige en duistere nummers op het toepasselijk getitelde The Noble Art of Letting Go. Afgezien van met misschien net iets te zoete To Be Loved by You is dit album een meer dan verdienstelijke voortzetting van deze traditie.

Wie van deze dames de voorkeur krijgt, hangt voornamelijk af van genre en humeur. Wat mij betreft blijft men zijn best doen singer-songwriters als Rebekka Karijord van daar naar hier te halen.

Read more...

Thousands - The Sound of Everything

The Sound of Everything is geen album waar veel woorden aan moeten worden vuil gemaakt. Dit om de simpele reden dat het duo Thousands een zeer pure benadering van muziek offreert. Kristian Garrard en Luke Bergman beperken de middelen voornamelijk tot akoestisch gitaarspel en vocalen. Daarbij zijn imperfecties en het doorsijpelen van fieldrecordings toegestaan, evenals een sporadisch gastinstrument. In beginsel precies die ingrediënten van muziek die spontaan ontstaat en eigenlijk niet op een podium thuishoort. Naar The Sound of Everything luisteren is bijna voyeurisme.

Toch verdient de plaat het juist om te worden bejubeld. Zelden wordt er nog muziek aan een plaat toevertrouwd die tegelijkertijd zo organisch en traditietrouw klinkt en daarbij een sierlijke eenvoud toont die speelt met muzikale complexiteit. Thousands heeft de simpelste liedjes op The Sound of Everything gezet. De twee heren zijn begiftigd muzikanten, maar laten toe dan hun gecontroleerde ambitie menselijke zwakheden demonstreert. Het is haast onvoorstelbaar dat het duo zich op plaat en niet ergens in een geborgen wildernis bevindt. Thousands maakt de liedjes die opkomen tijdens stille wandelingen door bos, hei en duin. De dynamiek belichaamt het gevoel dat je in bevangen enthousiasme ervan weerhoudt te schreeuwen omdat dat geen effect zou hebben. Thousands verstaat de troubadours van de jaren ‘60s, maar verwerkt evengoed muzikale patronen die neigen naar vooruitstrevend klassiek. Vrijwel ieder lied heeft verrassende melodische momenten en creëert een ingehouden spanning door dissonanten op te zoeken of juist op te lossen. Het samenspel is daarbij een absolute lust voor het oor.

The Sound of Everything schittert door de eenvoud van Thousands’ aanpak. Het is muziek die gaandeweg het gemoed besluipt en daardoor een diepe indruk lijkt te hebben achterlaten ondanks alle subtiliteit.

Read more...

Glasser - Ring

>> maandag 16 mei 2011

Soms moet je terugkijken om bij de tijd te blijven. Glassers debuut Ring stamt van vorig jaar, maar het frisse geluid dat daarmee de wereld in kwam verdient ook nu nog aandacht. Gelukkig waren daar de opmerkingen van radiohost Guy Garvey (Elbow) om me de weg te wijzen.

Glasser was enige tijd het soloproject van Cameron Mesirow. Voor het album stal ze de show met het episch klinkende Apply dat uit niet veel meer bestond dan de geprogrammeerde beats uit het Apple programma GarageBand en haar hoge vocalen. Op Ring is Glasser uitgegroeid tot een stevige band om het veelal elektronische geluid aan te vullen. Hoewel beats en vocalen de hoofdingrediënten blijven vormen, heeft Glasser de arrangementen van plezierig volronde uiteinden voorzien. Het nummer Apply is ook voor de plaat een sterke binnenkomer. Het is direct duidelijk dat Glasser niet een doorsnee singer-songwriterproject betreft. Aan de vrouwelijke kant van dat genre bevindt ze zich tussen de venijnigheid van het strijdbare Bat for Lashes en de romantiek van de grootse pop in Florence + the Machine. Dat benadrukt de eigenzinnigheid van haar muziek, hoewel denkbaar is dat de grootse beats het ook bij een wijd publiek goed zouden kunnen doen. Het is opmerkelijk hoe Glasser in staat blijkt van rechtlijnige middelen als pregnante percussieloops en synthetisch overgeproduceerde melodielijnen simpelweg met haar lichte, bezwerende vocalen een haast organische psychedelische luisterervaring te creëren. Die karaktertrek wordt op het debuut flink uitgebuit.

Ondanks de aandacht vragende en fascinerende trips is het de vraag hoe het met de houdbaarheid van dergelijk geluid is gesteld. Dat gezegd zijnde, is juist door het gebruik van snel ontwikkelende software de muzikale tijdsgeest goed gevat en kan Ring daarmee een uitstekend historisch document blijken. Glasser heeft in ieder geval bewezen talent te bezitten, hetgeen zich uit in een origineel geluid waar zeker ruimte voor groei in zit, zij het misschien minder in absolute zin. De tribaal dronende beats en de wervelende folky vocalen gonzen in ieder geval in een aangenaam warme roes na.

Read more...

Fuzzy Lights - Twin Feathers

>> zaterdag 14 mei 2011

Door de alsmaar groeiende invloed van het internet is het een tijd geleden dat ik het genoegen smaakte een album te kopen daartoe geïnspireerd door het artwork in een rasechte onafhankelijke plantenzaak. Deze eer valt Fuzzy Lights nu ten deel. Fuzzy Lights blijkt achteraf minder obscuur dan misschien gedacht. Sowieso is Twin Feathers al hun tweede album en ook waren er enkele EPs. Daarnaast kregen ze door critici binnen het postrock genre, hoewel dat misschien een beperkte groep betreft, zeer positieve recensies.

Postrock kan veel omvatten en ik ben zeker geen adept van de traditionele of zware rock. Het is dan ook een plezier te merken dat Fuzzy Lights iets originelers voorstaat. De zwierige opener Obscura roept een dromerige, donker romantische sfeer op die Saint-Saëns een geliefd componist maakte. Daarbij valt de hoofdrol die de viool krijgt op. Een belangrijk stijlelement van Fuzzy Lights’ muziek is kennelijk het combineren van klassieke en akoestische klanken met de geluidswallen die rockende gitaren en drums kunnen opwerpen. Daarmee ontstaat een interessante balans die dynamisch wordt gebruikt in de veelal door minimalistische repetitie opgezette composities.

Zoals het de postrock betaamd is er behoorlijk wat ruimte voor instrumentaal werk, dus is het een bijzonder genoegen de prachtig heldere stem van Rachel Watkins te horen op Fallen Trees, terwijl Xavier Watkins op Through Water juist met een donker prevelen de genrebenoeming vereert. De minimalistische compositie The Museum Song is een moderne lofrede op traditionele Britse folk. Vervolgens raak je vervoert door de schitterende combinatie van viool, harmonium en contrabas in Lucida. Dat doet denken aan een mix van de filmmuziek van Preisner en de hartverscheurende songs van Moddi. Rituals blijkt geënt op een verrassend standaard, ietwat vlakke ballad, die desondanks goed in het geheel past. Naar het eind van het album verliest Fuzzy Lights echter de urgentie waarmee het Twin Feathers was opgezet. We horen in Shipwrecks gelukkig nog even de stem van Rachel, evenals in afsluiter The Sea and the Heather. Er volgt helaas geen muzikale of emotionele apotheose meer, waardoor de spanning van het album enigszins onbehandeld afglijdt. De kans laat op een zinderend eind laat men liggen.

Twin Feathers moet daarom als album superlatieven ontberen, terwijl de band die zeker verdient. Binnen het omarmde postrock genre vindt Fuzzy Lights een eigen pad. Dat levert erg mooie composities op. Om in trance te raken hebben we (gelukkig) trance niet nodig. Het is jammer dat Twin Feathers slechts afloopt met een lui ontwaken.

Read more...

Wild Beasts - Smother

Het Britse Wild Beasts, dat zichzelf uitriep tot het intellectuele antwoord op traditionele arbeidersklassebands, is een band die al op het vorige album, Two Dancers, de weg naar volwassenheid inzette. Het tweetal dat aan de basis staat, Hayden Thorpe en Ben Little, hebben zich vanaf het begin van Wild Beasts laten inspireren door de ‘hogere’ kunsten, hetgeen zelfs terugkomt in hun bandnaam (Wild Beasts is een reïncarnatie van het Franse Fauvisme dat kon worden omschreven als een expressieve vorm van het realisme in impressionisme). Wild Beasts zet met Smother hun interessante combinatie van referenties die velen zullen ontgaan en pakkende indiesongs voort.

De regelmatig terugkerende vergelijking (door hun beider Mercury Prize nominaties) met het ondynamische en ongeïnteresseerde geprevel van The XX is misplaatst. Die band lijkt meer de frustratie van de huidige generatie latente jonge honden weer te geven, vervlakt door de ongemeend betrokken emoties in de sociale media van alledag. Wild Beasts daarentegen maakte van hun debuut een epische exclamatie van een frisse theatrale stijlconventie, die de gedoodverfde oppervlakkigheid van de Britse arbeidersbands moest tegenspreken. De literaire interesse van het duo sprankelde in hun songs en is op dit derde album even sterk aanwezig. Natuurlijk heeft het geen zin de oorspronkelijke schreeuw te herhalen en dus deed Wild Beasts dat ook niet op Two Dancers. Het gebeurt evenmin op Smother.

In plaats van hun huidige succes op de spits te drijven, zochten de mannen mogelijkheden om hun sound onderweg met de creatief uitpakkende beperking van elektronica door te vormen. Het resultaat is een understated versie van hun kenmerkende sound. De classificatie ‘understated’ moet dus niet worden verward met vlak. Zodra de vocalen over de monotone glijden is de captiverende dynamiek van de band volledig terug. De meest toepasselijke relatie met The XX is als tegenpool. Smother moet het niet hebben van de onmiddellijk ademstokkende songs van de voorgaande albums. De aard van deze plaat is meer sinister. De krachtige overreding zit in expressieve schakeringen die slim zijn gedoseerd over de solide, van minimalistische patronen doordrenkte, basislagen. De ambiguïteit van de afwisselend diepe vocalen en falset, wordt hier versterkt door de repetitieve tegenstelling van arrangementen en vocalen. Op deze manier krijgt het dubbele gezicht van het Fauvisme een nieuwe lading.

Wederom maakte Wild Beasts een album dat getekend is door charmant, avant-gardistisch iconoclasme. Met dit album vergroot het de afstand tot theatrale alternatieven als The Irrepressibles en zal wellicht beter de weg vinden tot introspectieve shoegazers. Het is opmerkelijk hoe dichtbij Wild Beasts de twee typen bezweringen laat lijken. Ondanks de omvang van hun prestatie, betwijfel ik de kansen op een nog groter publiekssucces. Muzikaal intellect als gevolg van een kleinere aanpak wordt zelden beloond. Aan de andere kant kan de arm van positieve kritieken sterk genoeg blijken. Hoe het ook uitpakt, Wild Beasts doet juist als gewaardeerde underdog hun kunstzinnig eerbetoon recht.

Read more...

Fleet Foxes - Helplessness Blues

Een anticiperende stilte overheerst voordat een band die liefhebbers en critici moeiteloos voor zich won een nieuw album uitbrengt. Helplessness Blues is inmiddels alweer enige tijd aan de publieke opinie overgeleverd. Voor de muzikanten zelf geldt dat echter al sinds hun EP Sun Giant. Na het geweldige indiesucces dat de eponieme debuutplaat bracht, moet het voorman Robin Pecknold duidelijk zijn geweest dat alleen volledige overgave Fleet Foxes in nieuwe richtingen kon dwingen. Naar verluidt uitte deze toewijding tot het beëindiging van zijn relatie. Een offer dat Helplessness Blues ten goede lijkt te zijn gekomen.

De ontwikkeling is samengevat in de eerste lijn van openingsnummer Montezuma: “So now I’m older”. Ouder worden heeft tot effect gehad dat de jeugdige bravoure van de beginnende band is vervangen door een subtielere aanpak van hun stijl. Hoewel minder bevangen door euforie presenteert deze ontwikkeling zich ook in krachtig bestierde stijlexperimenten. Geen zorgen voor de fans, want hun inmiddels iconische herinterpretatie van het communale gevoel van selecte jaren ’70 folk is gebleven. Daarbinnen vindt Fleet Foxes nieuwe wegen. Wederom zijn die getekend door het rijpen van de artistieke grondslag.

Boven alles heeft Fleet Foxes een intiemere sfeer gecreëerd die is getekend door openhartige persoonlijke ontboezemingen. Ondanks de persoonlijke gevoelens worden de songs nog regelmatig als groepshymnes gebracht. Op die momenten komt de dynamiek van hun ongeëvenaarde koralen tot leven. Één van de prachtigste voorbeelden daarvan is het haast religieuze Plains/Bitter Dancer. Fleet Foxes zou niet bestaan zonder folk, met name die folk die de cosmovisie van de Amerikaanse culturele smeltkroes uitdrukt. Fleet Foxes zou echter ook niet bestaan zonder klassieke koormuziek, kamermuziek en psychedelica. Dit culmineert in het langzaam opgebouwde The Shrine/An Argument dat uiteindelijk overspoeld raakt van ontroerende muzikale motieven. Vooral omdat dit nummer aanvankelijk werkt als een klassieke ballade voert het de emotionele druk op voordat er een epische ontlading volgt. Onwillekeurig wordt de luisteraar meegezogen in het emotionele appèl dat direct aan ons gericht lijkt. Robin Pecknolds herkenbare romantische pogingen in het reine te komen met zijn karakter worden weerkaatst in de vooruitstrevende composities, hetgeen dat web verder aanspant.

Helplessness Blues is niet alleen een token van muzikaal meesterschap, het belichaamt een van inspiratie vervulde band. Het begeesterd leiderschap van Robin Pecknold heeft de vruchten van de creatieve arbeid nog zoeter gemaakt. Groot zijn de muzikanten die gevoelens zo toegankelijk weten over te brengen. Fleet Foxes heeft een stilistisch dialect ontwikkeld dat leunt op nostalgie waarvan zelfs jongere muziekliefhebbers zijn doordrongen. Het is bijna onvoorstelbaar dat iemand totaal onbewogen naar Helplessness Blues kan luisteren. Het hypnotiserende effect van hun debuut deed genieten. Helplessness Blues nodigt uit tot afdalen naar diepere lagen van de ziel.

Read more...

Julianna Barwick - The Magic Place

>> zondag 8 mei 2011

Lange tijd moesten we het doen met de bijzondere EP Florine waarop Julianna Barwick haar uitzonderlijke stemklankkunsten vertoonden. In de aanloop werd de release van haar tweede album, The Magic Place, enkele malen uitgesteld. Nu is de plaat dan verkrijgbaar en klaar voor een oordeel.

Julianna Barwick bouwt haar werk op met minimalistische koren die uit gelaagde samples en loops van haar eigen stem bestaan. Daarin ontstaan diep weerklinkende klankkleuren en ijzige boventonen, soms spaarzaam aangevuld met enkele instrumentale klanken en percusieve elementen (piano). Het etherische en cerebraal rondspinnende geheel verwerkt veel invloeden van modern klassieke koormuziek, maar maakt tegelijk een stap in de richting van populaire genres. Gelukkig blijft The Magic Place ver genoeg af van new age, hoewel er enige gelijkenis bestaat. Jammer is dat de licht echoënde vocalen in de opname of productie een blikkerig karakter hebben gekregen die de composities niet altijd ten goede komt. Het is duidelijk dat de idiosyncratische werkwijze waarmee de muziek van Julianna Barwick ontstaat het album een sterk conceptueel karakter geeft. Het tempo is ook grotendeels eenvormig. Hoe betoverend ook enige verveling ligt op de loer. De voortdurende muzikale gedachtelijnen worden doorbroken door kleine variaties in de arrangementen waarin solo zang of piano kortstondig op de voorgrond treden. Toch weerhouden het repetitieve minimalisme en de uitgestrekte klanktapijten de luisteraar vaak van echt engagement. Met name de composities die gebruik maken van een dynamische opbouw met Julianna’s solovocalen springen er in positieve zin uit, zoals het intense White Flag. Ook slotcompositie Flown is prachtig, maar enigszins verstoord door de productie.

In vele opzichten is The Magic Place precies de opvolger die na Florine kon worden verwacht. Mogelijk is het juist door het medium en de speelduur van een album dat hier de composities kracht verliezen en daarmee ook ten langen leste hun xenofiele aantrekkelijkheid. Hoewel het aantal muzikale middelen groeide, geldt dat niet in dezelfde mate voor het concept. Waar andere artiesten die van vergelijkbare techniek gebruik maken grote diversiteit weten uit te buiten, bijvoorbeeld Owen Pallett, blijft bij Julianna Barwick de begingedachte de leidraad. Daarin ontspringt de ambiguïteit van The Magic Place, want deze rechtlijnigheid kan worden geprezen, terwijl het totale resultaat kan worden bekritiseerd. In deze afweging slaat voor mij de balans wel positief door, maar de kanttekening is genoteerd.

Read more...

The Leisure Society - Into the Murky Water

>> zaterdag 7 mei 2011

Na vele jaren van diverse projecten en vooral veel tegenspoed verwerkte Nick Hemming alles in songs van een ongekende pracht. Gezien het voorgaande was hij enigszins verbaasd toen in de formatie van The Leisure Society zijn talent plotseling wel ongereserveerd werd opgepikt. Debuutalbum The Sleeper werd een indiesucces en met name het nummer The Last of the Melting Snow werd terecht de hemel in geprezen. Door het succes rust het gewicht der verwachting op het vervolg Into the Murky Water.

The Sleeper was door de geschiedenis charmant bescheiden van opzet. Daar vinden we een belangrijk verschil met Into the Murky Water. The Sleeper was een onverwachts succes en dat staat op gespannen voet met het voortzetten daarvan. Into the Murky Water wordt getekend door de nieuw gevonden zelfverzekerdheid en is, waar functioneel, grootser opgezet hetgeen vooral de popkant van hun geluid aanspreekt en minder de folk, die nog altijd zegeviert in voormalige thuishaven de Willkommen Collective. Ondanks de totaal andere basis waarop dit album werd geschreven, houdt songschrijver Nick Hemming het verwantschap met het voorgaande in stand. The Leisure Society was een naam die paste bij het geluid, maar ten tijde van het debuut de achtergrond verloochende. Nu is dat meer in balans. Toch is de toonzetting van de teksten soms desolaat of gelaten en daarmee wordt toch nog altijd niet het relatief zorgeloze geluid van de arrangementen geëchood. Die donkere onderstroom is haast niet weg te denken bij het eigenzinnige karakter van The Leisure Society. Zelfs het opgewekte This Phantom Life krijgt dat mee. Waarschijnlijk vindt daar de intelligente, poëtische spitsvondigheid zijn oorsprong. Het is een merkwaardig huwelijk dat wonderwel werkt.

Zoals altijd met een goed vervolg dat eveneens een eerbetoon vormt aan een opvallend verleden is de verrassing kleiner. Gelukkig heeft The Leisure Society een ontwikkeling doorgemaakt die even goed te herkennen is als aansluit bij het geliefde geluid. Het is mogelijk zelfs nog uitnodigender op deze smetteloze opvolger. Into the Murky Water is zonder meer een must voor grote scharen die zich in bovenstaande gepresenteerd voelen. De lente is uitstekende timing voor een plaat die dat oer-Nederlandse woord gezelligheid belichaamt. Ontspannen en genieten zijn hier understatements.

Read more...

The Dodos - No Color

Vergeet Vampire Weekend, Yeasayer, namen die zo’n beetje gelijk staan aan percussiezware pop en Afrikaanse polyritmiek, The Dodos kunnen met dergelijke invloeden beter uit de voeten. Overdonderden ze nog met Visiter, op Time to Die namen ze gas terug. No Color is weliswaar één van die zeldzame albums waar ik moeilijk bij stil kan blijven zitten, toch biedt het een aardige mix van de overrompelende energie op Visiter en de meer bedachtzaam geconstrueerde songs op Time to Die. Dat alleen is voldoende aanbeveling.

The Dodos brengt ons muziek die minder hypegevoelig is dan voornoemde namen. Ze maken gebruik van de percussieve invloeden, maar later zich er minder door leiden. Zoals White Rabbits meer richting poprocksongs neigt, sluit The Dodos nog steeds aan bij schone pop als van The Acorn. Dat levert interessantere muziek op die dus nog evenzeer in staat is de botten te laten rammelen. Hoogtepunten zijn onder andere het van subtiliteiten doorspekte Sleep, een aanstekelijke song als Don’t Try and Hide It en gelaagde afsluiter Don’t Stop. The Dodos geeft het syncopatische, tribale karakter wat verfijning, niet in de laatste plaats door intrigerende omslagen, melodielijnen en geoliede samenzang waar nodig zonder over te gaan tot rockerig feestnummer. Bovendien horen we op No Color weer van die pakkende ideeën met vingervlug gitaarspel dat prima samenvloeit met de weelderige ritmes. Ondanks alle woorden van lof ben ik aan het eind van No Color toch minder geraakt dan ten tijde van Visiter en Time to Die. Een kleine smet waarmee ik ze maar snel laat wegkomen.

Read more...

The Dears - Degeneration Street

Muziek en een post hier zijn lang overtijd. Daarom een stevige wekker in de vorm van het laatste album van The Dears: Degeneration Street. Na een bijna dood ervaring van de band voor voorgaand album Missiles ging de band in afgeslankte vorm verder onder leiding van Murray Lightburn. Door Murray’s gedrevenheid was Missiles geen beroerd album, maar mistte wel de dynamische, muzikale diepgang die het eerdere werk zo aantrekkelijk maakte en in mijn ogen het succes waarborgde. Degeneration Street wordt na het relatief stil voorbijgaan van Missiles weer met de nodige ruchtbaarheid gepresenteerd.

Met veertien nummers is het huidige album goed gevuld en het weinig subtiele bombast in de songs geeft het gevoel dat Murray vooral een hoop van zich af moet zingen. Hoewel in het geweld zelfs zijn prominente stemgeluid soms bijna verzuipt, was het altijd een typisch The Dears kenmerkt om een stevige indierockklank in plezierige ballads te verwerken. Degeneration Street opent confronterend. 5 Chords is helaas zo simpel als de titel doet vermoeden, maar Omega Dog, Blood en Thrones leunden op de gebruikelijke troeven: melodie en emotie. Op deel twee (van het in vier delen gesplitste album) wordt het tempo en ook iets van het volume teruggeschroefd. We moeten alleen net iets te lang wachten op het mooie Galactic Tides en het klassieke en springerige Yesteryear. The Dears vermaakt echter vrijwel zonder uitzondering met intensiteit en leuke onderliggende lijntjes. Na Yesteryear is de rest van deel drie weer wat onbestendig, terwijl er sterk wordt afgesloten met de variëteit in deel vier.

Uiteindelijk blijft de afslanking van The Dears nog altijd ook afvlakking. Dat wordt op punten overgecompenseerd op Degeneration Street. The Dears heeft echter een talent voor goede (indierock)songs en Murray is een overtuigend zanger. Dat maakt dit album veel meer de moeite waard dan de initiële doorstart met Missiles. Rustpunten en een mooiere invulling van hun geluid maken dat de band weer op weg lijkt hun verloren plaats te claimen. Er is nog wel een weg te gaan, maar die kunnen we met goede moed tegemoet zien.

Read more...

Kellarissa - Moon of Neptune

>> zondag 27 maart 2011

Moon of Neptune volgt Flamingo op, het debuut van Larissa Loyva’s soloproject Kellarissa (hetgeen in de kelder betekent). Voor de astronomen onder ons is de titel wellicht onbevredigend aangezien er maar liefst twaalf manen rondom Neptunus draaien. Aan de andere kant geeft dit het album een zweempje mysterie. Het zou zelfs kunnen dat we hier met nummer dertien te maken hebben. Na haar doop als Kellarissa, was Larissa Loyva nog te horen op het mooie album van Fanshaw, terwijl ze ook een plekje heeft in The Choir Practice en P:ano, wier lo-fi aanpak in contrast staat tot de synth-elektropop die ze als Kellarissa maakt. Tegelijkertijd is veel van de sfeer en het melodische gevoel alle projecten niet vreemd. Daarnaast toert Larissa als deel van Destroyer’s band. Ze vormt duidelijk één van de fijne stukjes van het Canadese muzieklandschap.

Moon of Neptune spint verder aan het web dat Flamingo begon. Wie erin wordt gevangen, is verzekerd van enkele ongemakkelijke momenten. Kellarissa is er niet op uit wie dan ook gerust te stellen. Met haar lichte stem en een blikkerige productie zet ze een scherp geluid neer. De repetitie in zowel de ritmische elektronische begeleiding als de vocalen sleuren de luisteraar een duistere spiraal in. Hoewel ze zingend dit geheel afwisselt met zweverige melodieën klinkt het geheel beheerst. De referentie naar Cortney Tidwell houdt zo zeker stand, maar Kellarissa’s bezwering is magie van de zwarte aard. Daardoor is ook hier en daar de invloed van PJ Harvey te bespeuren. De bevreemdende wereld kent op Moon of Neptune een onstopbare opmars. Uiterst gedecideerd spant ze de lijnen van haar web zodanig aan dat het begint te snijden. Ze ontpopt zich tot een koor van sirenes dat de passant met enige afschuw verleidt. Omdat dat de muzikale intrige van Moon of Neptune geen resolutie in schoonheid vindt, gelijken de fascinerende klanken het experimentele werk van Björk en modern klassiek. Doordat ze haar strijdmiddelen beperkt, blijft er een pad zichtbaar, hoewel de tocht er doorheen niet makkelijk is.

Aan het einde is het lastig te bepalen of Moon of Neptune een aanbeveling waard is. Kellarissa maakt geen muziek voor groentjes, voor de geduldige doorgewinterde avant-gardist is het vinden van parels na een moeilijke tocht mogelijk juist de onbetwiste overwinning.

Read more...

The Unthanks - Last

Het ensemble dat sinds het vorige album Here’s the Tender Coming als The Unthanks (naar de twee zussen die aan de basis van de formatie staan) door het leven gaat, profileert zich voornamelijk met herinterpretaties. Het woord cover dekt hier echt de lading niet.

In eerste instantie vinden we traditionele volksliedjes die zorgvuldig zijn omgevormd tot muzikale hoogstandjes met hedendaagse bloedlijn. Dat uit zich niet in de voornamelijk klassieke akoestische bezetting van de groep, maar vooral in de arrangementen en subtiele intonatie van de vocalen. Daarin vinden we een meesterschap dat de oorspronkelijke traditionele melodieën tot ver boven hun gebruikelijke uitvoeringen laat uitstijgen. Het is even meeslepend als fascinerend om te horen. Op Last horen we veel terug van de vaste pianist van The Unthanks, Adrian McNally, die ook het titelnummer schreef. Dit lied doet meer aan als een popsong. Er zijn meer alternatieve keuzes. Zo vinden we een cover van Jon Redfern (een nog relatief onbekende singer-songwriter), Tom Waits, King Crimson en een van oorsprong theaterlied van Alex Glasgow. Enkele composities worden op dynamische wijze uitgerekt. Alleen al op die manier krijgen ze een ander karakter dan een eenvoudig liedje.

The Unthanks tonen op Last nogmaals dat hun unieke muzikale visie verstrekkende gevolgen kan hebben. Ongeacht oorspronkelijk genre weet het ensemble ieder lied mooi en aantrekkelijk te laten klinken. Over het hele album wordt naar schoonheid gestreefd die als vanzelf verankert lijkt in de arrangementen. Waar het de ‘quirky’ oubolligheid van traditionele melodieën betreft, geeft The Unthanks ze de kracht weer vele jaren mee te gaan. Laten we hopen dat de albumtitel slechts verwijst naar het gelijknamige nummer. The Unthanks maken een volstrekt eigen en zeer welkome aanvulling op het hedendaagse muzikale spectrum.

Read more...

Dustin O'Halloran - Lumière

>> zaterdag 19 maart 2011

Het album Lumière laat zien hoe hecht de huidige generatie neoklassieke muzikanten en componisten is. Dustin O’Halloran, zelf pianist en componist, is hoofdverantwoordelijke. We vinden bemerken echter snel dat medewerking is gezocht van onder andere componist Jóhann Jóhannsson (mix), Peter Broderick (viool op We Move Lightly), Nils Frahm en de strijkers worden verzorgd door het ACME ensemble. Na de dankbetuigingen gaat de aandacht natuurlijk naar de muziek die het album bevat die is gecomponeerd, gearrangeerd en geproduceerd door Dustin O’Halloran. O’Halloran is onder popliefhebbers misschien beter bekend als de instrumentale helft van het ter ziele gegane Dévics (samen met singer-songwriter Sara Lov). Ook maakte hij enkele albums met solo piano werken. Hij componeerde onder meer voor Sofia Coppola’s Marie Antoinette.

Bij mijn weten is Lumière echter het eerste album waar zijn compositorisch talent in ruimere bezettingen de volledige aandacht krijgt. Het werk doet qua stijl denken aan Jóhann Jóhannson, Max Richter en Peter Broderick, hetgeen direct aangeeft dat we ons in goed gezelschap bevinden. De composities zijn spaarzaam georkestreerd en hebben een emotioneel beladen filmisch karakter. In de elektronische elementen komen sporen uit de ambient terug. Waar nodig geeft dit een extra laag, hoewel vaak de eenvoudige melodielijnen die door strijkers of piano worden uitgezet captiverend genoeg zijn. In feite kan worden gesteld dat Lumière precies doet wat ervan wordt verwacht. Het is een sfeervolle plaat met enigszins minimale composities die de emotioneel ontvankelijke luisteraar snel onder zijn hoede neemt. In die zin is het misschien niet wereldschokkend, maar de stemmige stukken wekken voldoende interesse. Dustin O’Halloran zelf schittert met name als pianist, waar hij de schaarse rijkdom in zijn muziek het meest weet te benutten. In de huidige neoklassieke beweging is Lumière een veilige plaat, maar wel een fijne.

Read more...

PJ Harvey - Let England Shake

>> zondag 13 maart 2011

Al jaren bevindt PJ Harvey zich aan de top van het singer-songwriterwezen. Een nieuwe plaat gaat dus nooit onopgemerkt voorbij. Nu ik inmiddels enige tijd in Engeland verblijf, lijkt het niet meer dan toepasselijk om een album met de titel Let England Shake te vereren met enkele woorden. Wie weet vinden we een gepaste opvolger voor Badly Drawn Boy’s Born in the U.K. Natuurlijk heeft PJ Harvey’s Let England Shake daar weinig mee te maken. We gaan van autobiografische lofzang naar zwartgallige klaagzang. De gelijkenis houdt op bij de liefdevolle, grootse ambitie die beide platen uitstralen.

PJ Harvey maakt platen waarbij song, sfeer en melodie worden geëvenaard door de teksten. Dat vergeet je overigens even bij openingen als van The Glorious Land, dat cynisch de duistere aard van het land huldigt. Dit album heeft een boodschap. Het is niet in het bijzonder de belichaming van politieke denkbeelden, maar wel een maatschappelijk commentaar waarin oorlogsgruwelen de alledag uitmaken. Die militaristische ondertoon is eveneens een muzikale rode draad. Hierdoor wordt een fantastisch contrast gevormd met de afwisselend grimmige venijnigheid en ijzingwekkend mooie schittering in Harvey’s vocalen. De urgente, rauwe schoonheid van England is verbazingwekkend, terwijl In the Dark Places haast een klassieke jaren ’90 ballad lijkt. Let England Shake bezingt een duisternis die de luisteraar met bittere afschuw achterlaat.

Ook na een lange carrière maakt deze muzikante platen die wat te melden hebben. Waar veel artiesten juist als jongeling uit de school klappen, laait het vuur in PJ Harvey nu weer op. Let England Shake kan daarom mogelijk een nieuwe generatie liefhebbers aan zich binden. Protestplaat of niet, Let England Shake is in ieder geval een muzikale overwinning.

Read more...

Treefight for Sunlight - Treefight for Sunlight

Het Deense Treefight for Sunlight zwemt tegen de stroom in. Ze kijken niet vooruit, maar terug. Daarnaast is het niet hun bakermat die doorklinkt in hun debuut, maar de westkust van Californië. Die westkust zag vooral in de jaren ’70 enkele muzikale iconen opkomen. Dat is precies waar Treefight for Sunlight de mosterd haalt. Vanaf dat moment kan het vriezen of dooien. Immers, wie zit er nog te wachten op wat veertig jaar terug in zwang was? Luister naar dit compacte debuut en je beseft dat er geen nostalgie nodig is om voor dit geluid je huis uit te komen.

Treefight for Sunlight debuteert met een onweerstaanbare en geniale herinterpretatie van het geluid van de jaren ’70. Natuurlijk is het geen volledige kopie, maar zijn er ook recentere decennia in terug te horen. Het is echter volstrekt onnodig deze muziek te ontleden. De gematigd psychedelisch gedrapeerde lagen met plezierig lichte samenzang van de drie frontmannen (jawel, even goddelijk als het Romeinse consulaat) overheersen de plaat. Hoewel het idee dat Treefight for Sunlight springerige vrolijkheid en zorgeloze zonneschijn biedt hardnekkig vanaf het begin wordt gehandhaafd, wordt de band er ook mee tekort gedaan. De composities zijn veel uitdagender dan glimlachliedjes. De songs zijn een soort korte, intense symfonieën. In rap tempo worden deze op je af gevuurd. Een lot dat menigeen maar graag ondergaat. Songs als The Universe is a Woman, Facing the Sun en What Became of You and I? zijn westcoast hits après la lettre en zitten als gegoten in dit knappe debuut. Treefight for Sunlight is een heerlijke plaat waar niemand van dacht dat die er behoefte aan zou hebben.

Read more...

Elbow - Build a Rocket Boys!

>> vrijdag 11 maart 2011

En dan nu een album van degenen die de Mercury prijs wel wonnen. Elbow maakte in 2008 de belofte van jaren waar en leeft nu het leven waar iedere beginnende band van droomt. Het succes en de aandacht is enorm. Hoewel niet minder indrukwekkend dan eerder werk, is nu iedereen het wel over hun kwaliteiten eens. Een lofzang die voorlopig geen einde kent. Build a Rocket Boys! zet dat slechts voort. Dat neemt niet weg dat single Neat Little Rows niet het meest interessante of geïnspireerde Elbow-nummer is dat we ooit hoorden. Naar verluidt gaf de band zelf aan dergelijk nummer nodig te hebben voor de verwachting van de massa. God zij dank is Build a Rocket Boys! echter het meest contemplatieve album van de Britten tot nu toe. Nadat ik als recensent mijn voorliefde bij de bespreking van vorig album liet blijken, heb ik me gepermitteerd het album even te laten rijpen. Toch kan ik het niet laten erover te schrijven.

In feite heeft Elbow nu geen introductie meer nodig. Liefhebbers herkennen de sound overal. De band heeft de opmerkelijke gave om in een behoorlijk traditionele formatie met een alom bekende methode liedjes te schrijven die altijd hun eigen identiteit uitdragen en telkens bijzonderder blijken dan hun familieleden. Bovendien rijpen hun creaties zonder uitzondering uitstekend. Zowel muzikaal als tekstueel doet Elbow geen water bij de wijn. De scenario’s zijn vaak herkenbaar, maar worden op poëtisch, sluikse wijze gepresenteerd. Ze appelleren aan aanvaarde gevoelens om en kiezen geen partij in netelige thema’s. De menselijkheid zegeviert. Nooit wekt de band het gevoel pretentieus te zijn of was er de noodzaak de aandacht te trekken. Elbow krijgt de aandacht van een trouw en liefdevol publiek. Het karakter van frontman en uitzonderlijk zanger Guy Garvey draagt daaraan bij. Vanuit die gedachte is ook Build a Rocket Boys! gemaakt.

Met gepaste trots erkent de band momenteel de verworven roem. Tegelijkertijd brengt Elbow, onder andere met dit album, vooral met bescheidenheid hun geschiedenis naar buiten. De band plaatst zich in het grote geheel van de veranderende muzikale wereld en beseft waar de huidige situatie aan te danken is. Build a Rocket Boys! is een plaat voor diegenen die altijd al in Elbow’s muziek geloofden en niet een album voor sensatiemakke nieuwe zieltjes. Het leent zich minder voor de grote poparenatoer die ze momenteel maken. Zoals Guy zelf pas geleden schreef: in deze tijd, waarin iedereen zelf muziek naar buiten kan brengen, volgt succes als je goed genoeg bent. Het is bijna met spijt dat ik Elbow dergelijke hoogtes zie bereiken, maar het vervult mij ook met trots. Hun muziek imponeert me nog evenzeer als de eerste keer dat ik hun debuut hoorde. Er is veel muziek die me raakt, maar er is geen andere traditionele band die iedere keer weer overeenkomt met mijn diepste gevoelens. Luister!

Read more...

Portico Quartet - Isla

In de lijst van genomineerden voor de Mercury Prize (album of the year award) zijn vrijwel altijd een aantal platen te vinden die het ook echt verdienen. In 2008 won Elbow de prijs en of het nu hun beste album is of niet, dat was dubbel en dwars verdiend. In het lijstje genomineerden was echter ook en zeer afwijkende band te vinden: Portico Quartet. Hun album Knee-deep in the North Sea haalde het dus niet, hetgeen gezien de zeer avantgardistische muziek van het kwartet begrijpelijk is. Bovendien is het geen populaire popband, maar in essentie een jazzkwartet. Dat er toch een nominatie volgde wil wat zeggen over de grensoverschrijdende kwaliteiten van de muziek van het viertal. Knee-deep in the North Sea demonstreerde een uitzonderlijke muzikale visie die het kwartet naast progressieve jazz ook vergelijkingen opleverde met Radiohead en minimalistische componisten. Opvolger Isla kan dus rekenen op behoorlijk was aandacht, ondanks het genre wat aan Portico Quartet ten grondslag ligt.

Het is plezierig te merken dat Portico Quartet niet omwille van het behalen van groter succes zijn stijl heeft gepopulariseerd. In feite borduurt Isla verder op wat Knee-deep in the North Sea achterliet. De complexiteit lijkt hier en daar gegroeid. Zoals een chef zijn ‘specialiteit’ heeft, is bij Portico Quartet het gebruik van de hang niet weg te denken. Het voegt een klank toe die het kwartet direct apart zet van traditionele jazzformaties en neemt vaak de hoofdrol van drumsets over. Portico Quartet refereert zelf naar het instrument, dat een familielijn deelt met de steelpan uit de Caraïben, als de ‘hang drum’, maar de uitvinder van het instrument vindt dat het drum label de diepte van het instrument verarmt. De emotioneel geladen melodieën die Nick Mulvey met de hang creëert zijn getuige van het gelijk van de fabrikant.

Isla opent sterk. Wie zich het geluid van Knee-deep herinnert, zal er direct zijn weg in vinden, maar er is ook ontwikkeling. Er is aanvankelijk een belangrijke rol voor de saxofoon die een dominantere melodielijn vaststelt dan op het debuut het geval leek. Daarnaast is het album ietwat donkerder van toon. In de laagtes zit een dreiging die golvend naar boven slaat. Die krachtige klanken van het begin geven vervolgens de ruimte aan een opengewerkt vervolg dat in zijn minimalistische opzet weet te experimenteren met gebruikelijke jazzpatronen. Er is een constant spannende dynamiek aanwezig die wordt gedreven door de ritmiek. Het is net alsof Portico Quartet hun eigen klanktaal beter is gaan begrijpen. Hoewel de complexiteit van de muziek de luisteraar vaak weerhoudt van grote emotionele onderdompeling, overspoelt Isla je met een lichte dwang. En ondanks diezelfde complexiteit laat het kwartet je niet verdwalen. Op die manier kan de luisteraar de muzikale verwondering in alle veiligheid ondergaan.

Portico Quartet heeft hun talent kunnen laten rijpen en hun initiële succes heeft ze niet bestierd. Het album dat daarvan het resultaat is, kent dezelfde sterke visie en een vleugje muzikale bravoure. Het overstijgt genres zonder de oorsprong te verloochenen. Wie weet is een nieuwe nominatie niet ver weg.

Read more...

Clogs - The Creatures in the Garden of Lady Walton

>> zaterdag 5 maart 2011

Clogs brengt al vier albums lang op avantgardistische wijze twee werelden samen. Dat geldt zowel geografisch als muzikaal. De band- of ensembleleden van Clogs komen uit de Verenigde Staten en Australië. Hun muziek heeft in de basis nog het meest weg van modern klassiek, hoewel hun composities nooit zonder popmuziek zouden kunnen. Dat het goed mogelijk is om die muzikale werelden te combineren ontdekken we met enige regelmaat. Voor recente vergelijkingen kan bijvoorbeeld worden geluisterd naar Balmorhea en Rachel’s. Overigens zijn in mindere mate ook minimalisme en jazz in hun stijl thuis. Op hun vijfde album, The Creatures in the Garden of Lady Walton wordt van de voornamelijk instrumentale werkwijze afgeweken en zijn enkele vocalisten uitgenodigd.

De medewerking van Shara Worden (My Brightest Diamond) verheldert direct de connectie met indiepop, hoewel ook Andrew Bird kan worden genoemd. Naast haar vocalen zijn op The Creatures in the Garden of Lady Walton ook Sufjan Stevens, Aaron Dessner en Matt Berninger te bewonderen. Die laatste twee zijn geen toeval, want Clogs bestaat in zijn vaste formatie al uit The National bandlid Bryce Dessner en arrangeur Padma Newsome. Met het voorgaande Lanterns leek Clogs al in staat te zijn hun muziek een vriendelijker uitdossing te geven dan daarvoor het geval was. Die weg wordt nu verder uitgediept, maar niet langer voornamelijk als een vooruitstrevend klassiek ensemble. In plaats daarvan vinden we een belangrijk aandeel van complexe liederen. Kamerpop is een aardig label, maar de stijl en structuur blijft dichter bij klassieke liederen dan een popsong. Het hele album staat bol van de creatieve muzikaliteit. Het meesterschap en de visie van de muzikanten straalt er vanaf. Iedere keer opnieuw weet Clogs te fascineren. Voor de doorgewinterde muziekliefhebber is het zelfs behoorlijk toegankelijk. Clogs is op hun vijfde album het pure experiment voorbij en dat leidt tot prachtige muziek.

Zelfs de leek zal waarschijnlijk erkennen dat The Creatures in the Garden of Lady Walton een bijzonder mooi album is, zij het wat excentriek. Radiohead mag dan gezien worden als de enige grote band die er mee weg kan komen om vernieuwing aan een groot publiek te koppelen, het zijn de kunstenaars in de marge die de ontwikkeling echt leiden.

Read more...

Stateless - Matilda

>> vrijdag 4 maart 2011

Het eponieme debuut van Stateless werd ondanks enkele goede kritieken gemengd ontvangen en dus niet zo breed gedragen als ik verwachtte. Ongetwijfeld was mede de ambigue marketing als pop en/of dance. Er kon Stateless aan de popkant een clichématige werkwijze worden verweten en aan de dancekant ontbrak een definitieve dansbare punch. Wat mij betreft waren het echter uiterst sterke popsongs met snijdende, geladen vocalen die goed gebruik maakten van de extra dimensie uit de soundscape-achtige dance-elementen. Het heeft enige jaren geduurd voordat Stateless met nieuw werk komt, maar de herkansing komt in de vorm van Matilda.

Het is behoorlijk andere koek dan die ik hier voornamelijk serveer. Dat kan alleen als er een goede reden voor is. Stateless, op hun nieuwe label Ninja Tunes, brengt de daarbij passende electronische beweging in hun muzikale stijl tot voltooiing. Hoewel Matilda songs bevat die dansbaar genoemd kunnen worden en voorzien zijn van behoorlijk heftige beats en brommende bassen, kost het even voordat de groove van het album zich nestelt. De nog altijd indrukwekkende vocalen van Chris James, ondanks bewerkingen, komen telkens bovendrijven om de luisteraar als volleerd loods naar de veilige haven van de pop te leiden. Alleen al de kracht waarmee de onderlagen van de songs de luidsprekers uitrollen verhult even de grote mate van complexiteit in de opbouw. Hun debuut was toegankelijkere kost, maar toentertijd al ambitieus te noemen. Op Matilda lijkt de ambitie van Stateless zo mogelijk nog groter.

Er wordt uit diverse inspiratiebronnen geput. Single Ariel lijkt een vleugje van het mediterrane Midden-Oosten te hebben opgepikt, terwijl er wat oude muziek echoot in de lijnen van Visions. Voor de drammende culminatie van Assassinations is gebruik gemaakt van samples van My Brightest Diamond. Middels een ambient compositie als tussenspel, komen we aan bij I’m On Fire waar vervolgens Shara Worden zelf haar stem voor leende. Bovendien is dat één van de nummers waarop avantgardistisch strijkkwartet Balanescu meespeelt. Daarmee voegt Stateless zich aan een rijtje artiesten waar onder andere David Byrne, Michael Nyman en Kate Bush in thuishoren die eerder al medewerking van dit kwartet genoten. In het geheel lijkt de zwierige bombast in I’m On Fire bijna bescheiden. Met dit nummer vindt overigens een tijdelijke kentering in het karakter van de plaat plaats. Het structuur van het poplied wint het van sfeer. Tegelijkertijd heeft Stateless hier ten opzichte van hun debuut wel een extra klanklaag aan toegevoegd door de aanwezige strijkers. Toegegeven, de begerigheid waarmee een scala aan muzikale contrasten wordt gecreëerd komt her en der over als pretentieus effectbejag. Matilda is absoluut geen alledaagse plaat.

Het zal wederom moeilijk zijn een gepast publiek te vinden. Dance heeft de macht gegrepen, maar dat wil nog niet zeggen dat Stateless een album maakte waarop je onbegrensd uit je dak kunt gaan. Meeslepend is het wel, zij het in de zin van intrige. In feite is iedereen uitgenodigd om eens te gaan luisteren. Goede kans dat het tijd nodig heeft of stilistisch niet je voorkeur blijkt. Desondanks is het moeilijk denkbaar dat het gros van de mensen niet vroeger of later een keer wordt bevangen. Het is met enige trots dat ik momenteel hun thuisbasis deel.

Read more...

The Bony King of Nowhere - Eleonore

>> donderdag 3 maart 2011

The Bony King of Nowhere maakte met het debuut Alas My Love over de gelederen van critici diepe indruk. Singer-songwriter Bram Vanparys, die achter deze naam schuilgaat, zou de druk op zijn schouders wellicht hebben kunnen voelen bij het creëren van de opvolger: Eleonore. Het tegendeel blijkt echter waar. Bram Vanparys is in zijn alter ego totaal bevrijd.

De ingehouden intieme controle die nog aanwezig was op Alas My Love heeft plaatsgemaakt met een stralende zelfverzekerdheid. Dat zijn bepaald geen loze woorden. Uit het gehele maakproces van de liedjes op dit nieuwe album spreekt dat Bram Vanparys zijn succes naast zich neerlegde om het te kunnen toppen. Waar bij veel bands een ‘directere sound’ en live inspelen betekent dat er rouwdouwerig met muziek en compositie wordt omgesprongen om die ‘organische catchiness’ te bereiken, oftewel holle prietpraat voor een hoop flodderige herrie, heeft het bij The Bony King of Nowhere een schitterend effect. Dat is een prestatie, want voor Eleonore gebruikte Bram Vanparys een volledige band. Zelf nam hij nog de gitaar ter hand en zong de koortjes in. Wel leidde hij die band door zijn eigen arrangementen. Één ding liet hij eender en dat is de betrokkenheid van Koen Gisen, hoewel die rol onderschikt werd aan Brams gegroeide visie. Eleonore bevat een aantal heel fijne songs. Zoals we The Bony King of Nowhere leerden kennen, zijn de teksten cryptisch en wijken de onderwerpen af van de standaard. Dat de nummers zelf getuigen van grote muzikaliteit maakt Eleonore een belangwekkende singer-songwriterplaat. Gezien zijn methode blijkt uit dit album dat Bram Vanparys een talent van formaat is.

Terwijl deze bescheiden openbaring de wereld raakt, werkt Bram Vanparys aan muziek voor een nieuwe Bouli Lanners prent: Les Géants. Recentelijk maakte die het opmerkelijke Ultranova en Eldorado. Dat belooft dus een bijzondere samenkomst. Tot die tijd is er deze geweldige opvolger van Alas My Love.

Read more...

Vinsky Project - Acquire the Taste

>> woensdag 2 maart 2011

Acquire the Taste is een toepasselijke titel voor dit vierde album van deze Amsterdamse band met internationale wortels. Het is voor mij een kennismaking en Vinsky Project laat direct van zich horen met een explosieve mix van stijlen waarin van alles lijkt te kunnen gebeuren. Sinds Apocalyptica is men wel wat gewend van de cello, maar in Vinsky project lijkt die veelzijdigheid slechts een facet van het geheel. Wie na twee minuten denkt met een creatieve progressive rockband te maken te hebben, heeft het slechts enkele minuten bij het rechte eind.

In plaats van dergelijke rechtlijnigheid schiet Vinsky Project diverse kanten op. De pittige vocalen van Paulina Dubaj sturen aan op een harde aanpak, voordat een temperende tederheid zijn intrede doet. Dat soort omslagen zijn een kenmerkend onderdeel van de begeleiding. Het is zonder meer op die momenten dat Vinsky Project indruk wekt. Schijnbaar moeiteloos buigt de band voortvarende rock om in rustige kamermuziek en speelt niet veel later een gemoedelijke cadans van een folksong. Dat laatste is een voorname rode draad. Vinsky Project heeft weliswaar een Nederlandse basis, maar er maken ook Poolse en Hongaarse muzikanten deel van uit. Die brengen bovendien alternatieve instrumenten met zich mee. Hoewel de Balkan prominent als invloed wordt genoemd, is het effect op Acquire the Taste niet vergelijkbaar met momenteel gehypete Balkanpop. De populaire inslag ligt immers dichter bij indierock dan indiepop. Bovendien geeft de band zelf ook Latijns Amerika als inspiratiebron. Dankzij dit eclecticisme komt het resultaat eerder in de buurt van Rupa & the April Fishes of zelfs Oi Va Voi. Desondanks blijft het concept van Vinsky Project duidelijker dan de anekdotische stijlkeuzes van Rupa. Dat levert over het geheel een evenwichtigere plaat op die in zijn samenstelling blijft fascineren. De onderstroom van het onverwachtse is daarbij een sterke troef. De luisteraar leert de stijl van de band langzamerhand kennen, terwijl Vinsky Project zelf gedurende het album blijft diversifiëren.

Net als het Belgische DAAU ontstijgt Vinsky Project op gedreven wijze de vermoede gimmick. Het feit dat hier het wereldlijke en instrumentbeheersing samensmelten in gecontroleerd rockende songs maakt het bovendien toegankelijker. Een beetje durven moet je wel. De uitdaging ligt per luisteraar wellicht op een ander vlak. Toch is de kans reëel dat Vinsky Project vroeger of later de juiste snaar raakt. The Hollow Tree is daarvoor ongetwijfeld een uitstekend uitgangspunt.

Read more...

Templo Diez - Greyhounds

>> dinsdag 1 maart 2011

De stevig rammende pulsen waarmee Templo Diez hun vierde album begint brengen mij direct in sferen van zwaargewichten als The Dears, Archive of zelfs een beetje Doves. Dit is niet vergelijkend bedoeld, maar is wel degelijk een compliment. Templo Diez heeft zich gedurende het drieluik dat hun vorige albums vormde bedient van een alt. country, country-noir overstijgende indierockstijl. De voorafgaande EP Freiheit liet al horen dat de band wellicht voor een rockender geluid zou kiezen en dat lijkt bewaarheid te worden.

De titelsong van huidig album was op die EP al te horen, evenals Light Stroking the Walls, terwijl Holler#1 wordt voortgezet als #2. Dat neemt niet weg dat als er in My Spring, Your Fall gewag wordt gemaakt van de onmiskenbare americana geluiden er ook gas wordt teruggenomen. Het slepende Greyhounds, dat de kleuren van postrock draagt, kent een structuur die doet denken aan het vroegere werk van Audiotransparent. Tezamen met de diepe sferen van Holler#2, waarin Greyhounds prachtig uitmondt, krijgt de luisteraar een keur van de stilistische krachten die de stem van Pascal Hallibert bezit. Zijn kenmerkende timbre draagt kunstmatige effecten even makkelijk als een verbeten rasp die Wovenhand in herinnering roept. Tegen die tijd heeft de flow van het album zijn grip bevestigd en bevinden we ons eens te meer in de volle indierockwereld van desolate alt. americana die Templo Diez kenmerkt.

De stevigheid waarvan de rock op Greyhounds gepaard gaat, is voor mij persoonlijk weleens op het randje. Die voorkeur voor rust, zoals in de ontwikkeling van Pulse of the Sun en She's a Sparrow, wordt wellicht niet door iedereen gedeeld. Met het wegvallen van Gloribel Hernández heeft de band ook wat van zich af te spelen. Gloribel zorgde met name op Merced voor een bijzondere extra laag in Templo Diez’s muziek. De band weet het verlies met dit album echter goed op te vangen en veert terug als een gevierde groep muzikanten. De drijvende kracht achter Templo Diez is nog altijd Pascal Hallibert en hoewel die zijn talent inmiddels deelt over diverse projecten is het nog altijd deze formatie die mij het meest weet te raken. Misschien is het drielijk eigenlijk een vierluik.

Read more...

Talons' - Songs for Boats

Singer-songwriter Mike Talon is een man van concepten. Dat spreekt al uit de verpakking van dit nieuwe album, Songs for Boats, de logische opvolger van Songs for Babes. Het album zelf is ook uit een duidelijke gedachte geboren. Tijdens Mike’s verblijf in Spanje zakte de wereld in recessie en op zijn gebruikelijke, dromerige wijze kwamen Mike’s gedachten op de uitdaging van thuiskomst, nadat de wereld dezelfde niet meer zou zijn. Een boot is dan een hoopvolle gedachte. Noach ging hem immers als herder al voor. Talons’ neemt echter een veel bescheidener positie in, hetgeen hier met recht het label pastorale folk oproept.

Ondanks de ingetogenheid, die gedurende heel Songs for Boats aanhoudt, heeft Talons’ sound een ontwikkeling doorgemaakt. Het klinkt eenduidiger en warmer dan voorheen. Veel tierelantijnen komen er niet aan te pas. De gitaar en stem vormen de basis. Waar wel wordt gearrangeerd, gebeurt dat doorgaans in volronde basklanken onder spaarzaam geplaatste en uitgerekte accenten. Meer dan op Songs for Babes doet dit de folksong zegevieren in plaats van de über-eenvoud van het lo-fi karakter. Die eenvoud is overigens wel weer terug te vinden in de teksten die dit keer minder op humor spelen dan op Songs for Babes. Met het vergaan van de wereld op het netvlies is het ongetwijfeld minder voor de hand liggend goed geluimde grappen over Spaanse seňoritas te verwerken. Dat neemt niet weg dat boten in alle vormen en maten en het deinen van het water onmiskenbaar zijn op Songs for Boats.

Talons’ geluid was een aantal jaar terug een welkom rustpunt in de muzikale tijdsgeest, maar kwam in een golf van soortgelijke folkpop, waardoor inmiddels waarschijnlijk niemand op zal kijken van Songs for Boats. In die context is Talons’ echter wel de moeite waard. De songs zijn met zorg in elkaar gestoken en zullen iedereen vriendelijk tegemoetkomen. Op voorzichtige wijze zijn extra lagen geluid aangebracht die doen denken aan de eerste plaat van Adem. Uitgesprokenheid is hier niet van belang. Dit is het land van hoop en berusting en dan vertrouwen we liever op iets dat reeds ontvankelijk klinkt.

Read more...

Moddi - Floriography

>> zaterdag 26 februari 2011

Al bij beluistering van zijn voorgaande EP schoot het door mijn hoofd. Moddi kan waarschijnlijk het best worden omschreven als de Noorse Damien Rice. Niet dat ik verwacht dat dit door de massa worden onderschreven, maar de even kale als theatrale songs van de Noor bezwijken haast onder de emotionele last. Bij Damien Rice, met name zijn eerste album, was dat niet anders. Moddi heeft alleen zijn wat moeilijk in het gehoor liggende stemgeluid niet mee. Hoewel in combinatie met zijn dictie en hortende intonatie een intrigerende dynamiek ontstaat, zal de minder geoefende luisteraar er wellicht direct zijn neus voor ophalen. Laat dat degene die de moeite neemt niet gebeuren.

De songs zijn over het algemeen traag en worden slechts bij uitzondering luid en enerverend. Voor het grootste gedeelte beluistert het prachtig getitelde, Floriography, als een duister wiegenlied. Moddi creëert in eerste instantie uitgestrekte lege ruimtes. Daarin introduceert hij flarden van geluiden, alsof een schip langzaam in en uit zicht opdoemt voor een benevelde, in drukkende kou gehulde, havenstad. De uitgetrokken deinende accordeonklanken en ijle vioolharmonieën versterken dit beeld. Hoewel er een onderstroom van huiselijke warmte aanwezig is, blijft Moddi heel Floriography dwalen langs de winderige wildernis van de kust. Zijn teksten verpakken diepe emoties in met wetenschap flirtende beeldspraak. Voor de één misschien pretentieus, terwijl het voor de ander fascinerend kan zijn. Het Noors in de slotsong maakt echter dat elke onzekerheid die daarover bestaat, wordt weggevaagd (tenzij de luisteraar het Noors tot zijn kennis rekent).

Moddi verheft zijn fluisterexpressie tot een kunst. Het is niet altijd even makkelijk doordringbaar. Wie Floriography zonder enige vooringenomenheid benadert (lastig na het lezen van een recensie), kan door Moddi naar de diepere lagen van ons bestaan worden gelokt waar gevoel en observatie naadloos op elkaar aansluiten.

Read more...

This Is the Kit - Wriggle Out the Restless

This Is the Kit, de uitlaatklep van Kate Stables, heeft Wriggle Out the Restless de opvolger gemaakt van Krulle Bol. Krulle Bol was een onverwachts indrukwekkend debuut. Alleen wie door de voorzichtig gewogen invloeden heen luisterde werd bevangen door de sluipende overmeestering van This Is the Kit. Wriggle Out the Restless heeft dus iets om na te streven.

Kate Stables heeft gelukkig weinig gemorreld aan de formule die Krulle Bol zo bijzonder maakte. Het is vanaf het eerste moment duidelijk dat ze dicht bij de folk blijft, hetgeen zich met name uit in de melodie en expressie van de vocalen. Het instrumentarium kan flink uiteen lopen, maar er is wel degelijk een rode draad die wordt gehandhaafd. Als een volleerde chef, zit ook op Wriggle Out the Restless het plezier in de verfijnde balans. Er is een veelvoud aan invloeden die zijn weg naar de voorgrond van de songs van This Is the Kit werkt. Dat zorgt ervoor dat het album diverse zijwegen kan inslaan en toch dezelfde richting blijft volgen. In de melodieën is een zekere mate van abstractie te herkennen die zorgt voor korte repetitieve lijntjes. Dat voegt op eenvoudige wijze complexiteit toe aan de composities.

Mijn vergelijking van voorheen met Ane Brun gaat eigenlijk niet meer op. In feite past ze uitstekend in de opkomende lofi hedendaagse folkpop die zowel haar Franse als Engelse wortels een uitstekende voedingsbodem geeft. This Is the Kit maakt muziek die het best gedijt in een intieme setting. Dat haar muziek geen massale aantrekkingskracht heeft, maar vooral op kenners een hypnotiserende uitwerking zal hebben, is in dit geval een voordeel.

Read more...

Happy Camper

>> maandag 21 februari 2011

In het kielzog van DWDD hier een oordeel over het geheel. Happy Camper lijkt op papier haast een bloemlezing uit de contemporaine Nederlandse indiepop. De veertien nummers die de plaat kent presenteren de medewerking van veel van de voorname Nederlandse alternatieve popmuzikanten. Alleen al daarom is Happy Camper bij voorbaat de moeite waard. Je voelt je of direct thuis tussen diverse bekenden of je krijgt een grondige introductie op enkele hedendaagse talenten. De krant Trouw vatte dat laatste behoorlijk letterlijk op en voelde zich meegenomen op een kampeertrip. Hoewel Happy Camper duidelijk bol staat van de samenwerkingen, is het uiteindelijk het project van toetsenist Job Roggeveen (El Pino & the Volunteers).

In feite volstaat op deze plaats alleen een volledige lijst van de meewerkende gastvocalisten: Bouke Zoete (The Kevin Costners), Leine, Odilo Girod (Coparck), Marien Dorleijn, Ricky Koole, Tim Knol, Appel, David Pino, Janne Schra (Room Eleven), Johannes Sigmund (Blaudzun), Helge Slikker, in volgorde van verschijnen. Het schiet zijn doel voorbij ieder nummer aan de hand van de vocalist te bespreken. De zorgeloze opener met Bouke Zoete zet de toon op fantastische wijze en tovert een glimlach op het gezicht die niet snel meer verdwijnt. Niet dat Happy Camper een plaat is vol zonovergoten vrolijkheid wat de klok slaat, maar het zijn wel allemaal heel fijne liedjes die met veel meer zorg dan bij een gemiddelde gelegenheidssamenwerking in elkaar zijn gezet. Ook even aandacht voor het nummer van Tim Knol. Iedereen loopt weg met zijn eigen plaat die ik in al zijn herhalende behoudendheid op zijn best onderhoudend vond. A Small Step for Mankind klinkt echter tegelijk volwassen en alsof de zanger een dagje uit mag. Dat fleurt de hele performance op. Dergelijk patroon kleurt de hele plaat. Idiosyncratische stemmen als van Odilo Girod en Johannes Sigmund blijven netjes binnen de lijntjes van Job Roggeveen, terwijl er alle vrijheid is de muzikaliteit van het gezelschap te benutten. Gezien de onmiskenbaar aantrekkelijke kwaliteit van de liedjes is het niet verwonderlijk dat de vocalisten zich graag Jobs gast noemden.

Het grootste nadeel van Happy Camper is waarschijnlijk dat het moeilijk zal zijn om een concertreeks met alle participanten te starten. Die gelegenheden waarbij Happy Camper wel ergens in zijn geheel neerstrijkt moeten dan ook niet ongemerkt voorbij gaan. Happy Camper is een album waarmee je vrijwel iedereen met een gerust hart veel luisterplezier kunt wensen zonder de gezonde dosis creativiteit met Nederlandse jazzy, folky, rootsy en country popwortels begrensd te zien.

Read more...

Heinali - 67 Breaths

Heinali is een autodidactische Oekraïense componist. Zijn album 67 Breaths laat zich waarschijnlijk het classificeren als minimalistische ambient neoklassiek. Ondanks het ontbreken van formele educatie, voelt de Oekraïner de heersende tijdsgeest goed aan. Piano en strijkers vormen veelal de basis van zijn composities, maar hij experimenteert met elektronica en elektronische noise. Het klinkt niet altijd even ontwikkeld als bijvoorbeeld Ólafur Arnalds, maar dat is zeker wel een referentiepunt. Dichterbij kom je echter met Rival Consoles en het werk van Jon Hopkins. Deze drie artiesten hebben met Heinali gemeen dat ze klassieke muziek een hedendaagse reïncarnatie geven door traditionele composities te combineren met ambient noise klanken en soms behoorlijk zware beats. Wanneer dit goed wordt gedaan is het resultaat even bevreemdend als intrigerend. Op 67 Breaths blijven enkele composities enigszins ad hoc overkomen. Wanneer Heinali echter de tijd neemt om de klassieke grondslag zorgvuldig op te bouwen, worden de composities bezwerend mooi. Er bestaat een florerende scene voor deze muziek gedragen door liefdevolle vooruitstrevende labels. In zijn huidige stijltaal kan Heinali binnen die kringen op een warme ontvangst rekenen. 67 Breaths is een uitstekende fundering om verder te leren. Hienali mist nu nog het raffinement van voornoemde Jon Hopkins en Ólafur Arnalds. Het is aan hem of hij zich in de toekomst bij hen voegt of juist kiest voor een andere richting. Zijn eclectisch verleden laat daarnaar gissen.

Read more...

Squares on Both Sides - Salt Meadows

Singer-songwriter Daniel Buerkner brengt ons onder zijn naam Squares on Both Sides een nieuw album. Salt Meadows volgt Indication op dat een serie fijnzinnige fluisterliedjes bevatte die meer inhoud had dan het in eerste instantie leek te tonen. Salt Meadows borduurt voort op die fluisterliedjes, maar klinkt gelijk al rijker. Toch blijft het allemaal Daniel’s eigen werk. Vocaal is hij gegroeid. Zijn stem is nog altijd zoekend en voorzichtig, maar bezit tevens een indringende warmte. Die combinatie valt op in het contemplatieve ritme van de donker aangezette songs. Muzikaal wiegt het sentiment tussen een hoopvol gloren en grauwe somberheid. Salt Meadows blinkt uit in het neerzetten van een onmiddellijke sfeer. Daarbij gebruikt Daniel Buerkner even gemakkelijk geluiden als zo bedoelde instrumentale klanken. Deze worden vaak gedragen door rustig tokkelen gitaarspel met een donkere basaanzet.

Het album doet een twijfelachtige uitnodiging uitgaan naar de luisteraar. Het lokt en trekt je mee over muzikale vlaktes die weliswaar een verscholen schoonheid bezitten, maar geen veilig gevoel geven. Dat ongemakkelijke gevoel wordt voornamelijk in de basis van de songs veroorzaakt, terwijl het juist de knappe en subtiel experimenterende muzikale accenten zijn die verlichting geven. Het geeft Squares on Both Sides hier een onverstoorbaar rustige Woven Hand-achtige ondertoon. Gelukkig is het niet Daniel Buerkner’s bedoeling om dergelijke duistere afgronden op te zoeken. Salt Meadows blijft onderzoekend. Met dit nieuwe album toont Squares on Both Sides zich wederom een waardige ster aan het Own Records firmament. Op Salt Meadows verkrijgt Daniel Buerkner een sterker eigen karakter en dat levert over de hele linie een zichzelf overtreffend, doch mooi understated album op.

Read more...

Takumi Uesaka/Peter Broderick - Glimmer

>> zondag 20 februari 2011

Glimmer is overduidelijk een conceptalbum. Niet iedereens lievelingskostje, maar het kan soms ook prachtige dingen opleveren. Singer-songwriter en componist Peter Broderick laat al enkele jaren op diverse manieren van zich horen, bijvoorbeeld bij Efterklang en onder eigen naam voor dansproducties, composities en folkpop. Takumi Uesaka staat bekend als ambient artiest met melancholische en delicate kwaliteiten. Op papier belooft de match dus veel goeds. Het concept op Glimmer wordt vagelijk omgeschreven als een middernachtslied dat het publiek in slaap moet sussen. Als recensent kun je je dat niet echt veroorloven, maar het is niettemin interessant te horen of dit effect wordt behaald.

Glimmer is overigens geen strikte samenwerking. Het album bestaat uit twee delen. In deel één horen we drie creaties van Takumi Uesaka. Ondanks de ambient wortels komen die als slome, breekbare liedjes over. Deze leunen op kabbelend gitaarspel in golvende patronen. Peter Broderick kondigt zijn aankomst aan met pianoklanken in een compositie die drijft op ruimtelijke klankkleuren. Dit ruimtelijke geluid is het directe resultaat van het feit dat de opnames in een kerk plaatsvonden, dit overigens onder leiding van componist Nils Frahm. Broderick bedient zich op Glimmer van zijn neoklassieke kant. Goodnight en Low Light zijn traag en verstild en kennen een melodisch minimalisme. It’s a Storm When I Sleep is een wildere schets. Juist de veelheid aan noten zorgt voor de wervelende ambient klanken. Eyes Closed and Travelling kent eveneens een hoog atmosferisch karakter, maar in een donkerdere en ritmischere compositie. Onbedoeld ontstaat er de mogelijkheid te vergelijken en dan moet worden toegegeven dat de minimalistische composities van Peter Broderick een blijvender indruk maken. Ondanks dat is heel Glimmer een mooie conceptplaat. Het is echter de spanning van de tweede set die mij weerhield van slaap.

Read more...

Liz Janes - Say Goodbye

Liz Janes’s Done Gone Fire was één van de eerste platen die op Sufjan Stevens beginnende label Asthmatic Kitty verscheen. Daarna volgde nog twee releases voordat het huidige Say Goodbye werd gemaakt. In die tijd was Liz veelvuldig aanwezig bij labelgenoten (bijvoorbeeld Castanets, Sufjan zelf, Rafter en Odawas). Haar eigen muzikale outings zijn divers en vooruitstrevend te noemen, redelijk in lijn met enkele van die labelgenoten. Van wat ik van de eerdere albums valt op te maken dat na het baldadige Done Gone Fire, via het tevens luidruchtige Poison & Snakes nog het meest van de huidige stijl op Say Goodbye te horen. Create(!) was een EP met public domain songs die ze samen met free jazz collectief Create(!) opnieuw vormgaf. Daarvan moet vooral worden meegenomen dat jazziness niet is weg te denken uit Liz Janes’s stem en melodieën. Say Goodbye kwam tot stand na een periode van ontwikkelend moederschap. Met groeiende rust op dat front, vond Liz Janes de tijd voor een nieuw project dat compleet volgroeid blijkt.

Say Goodbye schudt de experimentele haren af en kiest voor een prachtig vormgegeven geluid. De songs kwamen a capella ter wereld, maar in het traject dat volgde en waarbij gebruikelijke muzikale kornuiten hielpen, lijkt Liz Janes de regie volledig in handen gehouden te hebben. Zoals direct duidelijk wordt uit het lijzig dromerige minimalisme van openingsnummer I Don’t Believe zijn de voornaamste ingrediënten van dit geluid soulfulle jazziness met jazzy triphop in de arrangementen. Dat maakt voor een heerlijk rustgevend warm klinkend album, dat wars is van simpel loungy winstbejag of showgazing zweverigheid. Liz Janes pikt de songs op met de klasse van Marah Carlyle. Hoewel het geluid vol en afgerond klinkt, blijven de tierelantijnen beperkt. Haar fijne stem komt daardoor mooi naar voren. Haar muzikale loopbaan laat her en der van zich horen, maar blijft subtiel gebalanceerd. Daardoor is Say Goodbye het eerste album van haar hand dat ik zonder reserveringen omarm en de kwaliteiten bezit om door brede groepen mensen goed ontvangen te worden. In alle ogenschijnlijke eenvoud worden aansprekende genres gecombineerd tot een uiterst stijlvol geheel. Op Say Goodbye vallen alle stukjes samen.

Read more...

Hannah Peel - The Broken Wave

Na haar smaakvolle EP Tra Mhor lag een langspeeldebuut in de lijn der verwachtingen. Met The Broken Wave creëert Hannah Peel een pad voor haar muzikale talent onder eigen naam. Ze speelde eerder al met het charismatische Tunng en het stijlvolle The Unthanks, maar werkte ook samen met wereldmuzikant Nitin Sawhney, die op dit debuut tekent voor twee van de strijkarrangementen. Deze achterban geeft een brede creatieve bakermat aan en dat blijkt ook uit de nummers op The Broken Wave.

Tra Mhor was half-om-half traditionele folk en eigen werk. Met openingsnummer The Almond Tree, maar ook drie andere songs maakten we daar reeds kennis. The Broken Wave bevat namelijk nog dezelfde twee traditionals, die het album afsluiten. Zoals we al weten van Tra Mhor bezit Hannah Peel de gave om traditionele folk een volstrekt hedendaagse uitstraling te geven. Haar eigen nummers bezitten mogelijk nog wat meer kracht en vrije creativiteit. Ondanks de persoonlijke dieptes die daar worden ontdekt, blijft de basis van de meeste songs eenvoudig en klassiek. Vooral in het reeds bekende Solitude bereikt dat grote hoogtes. Dat siert Hannah, die als folkzangeres met haar licht gedragen timbre zeker haar mannetje staat. Het is niet ingewikkeld de sporen van traditionele folk in haar moderne songs terug te vinden. Daardoor behoudt het album het organische ensemblegevoel. Er wordt gebruik gemaakt van synths op een manier die de songs slechts siert. Het plezierigst zijn de melodische wendingen die de liedjes een onverwachts randje geven. Op die wijze blijven de songs plezierig luisterbaar, terwijl ze persoonlijke vrijheid tonen. The Broken Wave is een fijn album met verfrissende klassiekers van een duidelijk talentvol muzikante.

Read more...

Amiina - Puzzle

>> zondag 13 februari 2011

Al erg lang stond Puzzle in de boeken, maar vond zijn weg naar de liefhebbers niet. 2010 werd 2011 voordat de schijf mij bereikte. Het IJslandse damesensemble Amiina is waarschijnlijk nog altijd bekender als de begeleiders van Sigur Rós dan voor hun eigen plaat Kurr, waarop de dames een zeer letterlijke huis, tuin en keukenbenadering van musiceren lieten horen. Die excentrische eigenzinnigheid is eigenlijk een vanzelfsprekendheid op opvolger Puzzle. In de persoon van Jón Birgisson is Sigur Rós nog aanwezig in de mixing van Puzzle. Openingsnummer Ásinn is direct getuige van een duidelijke verandering. Een warme onderlaag van poppy ambient geluiden draagt de anderszins herkenbare Amiina klanken. De vrijwel volledig instrumentale ensemblestukken, bekend van Kurr, krijgen op Puzzle gezelschap van etherische liedjes. Dat neemt niet weg dat de nadruk blijft liggen op de innerlijke structuren en aparte klankcombinaties van de instrumenten. Dat kan ook blijven bij een samenspel van de nu veel duidelijker aanwezige en toegankelijke (zware) ritmiek in de onderlagen met de lichtvoetige klanken die daardoor hun speelsheid voor ernstige plechtigheid verruilen (bijvoorbeeld Sicsak). In diverse opzichten is Puzzle daardoor wel gemakkelijker te verteren dan Kurr. Zonder hun identiteit te verliezen komt Amiina op deze manier dichterbij Broadcast 2000 en vergelijkbare knutselpoppers. Gelukkig blijft Puzzle ook uitstekend als een klassieke crossover te beluisteren, daarbij geholpen door de toegevoegde productielaag die een steunpunt voor ambient vormt. Na een opvallend debuut als Kurr beperkt de kritiek op Puzzle zich tot het feit dat het tegendraadse heeft plaatsgemaakt voor toonaangevende inmenging van de tijdsgeest. Daarmee verliest Amiina een deel van haar overvallend, sprankelende charme.

Read more...

Alain Weber - Hoover Cover

Frans-Zwitserse componist, DJ en producer Alain Weber leidt al ruim twintig jaar muzikale projecten. Het album Hoover Cover is een soloproject en mijn introductie tot zijn werk. Naar verluidt put hij inspiratie uit zijn muzikale wortels. Dat staat echter niet alleen, want daarnaast heeft hij zich laten verleiden tot twee covers: Depeche Mode’s Personal Jesus en Joe Dassin’s Indian Summer. Voor degenen die bekend zijn met de originelen brengt Alain Weber een interessante alternatieve invalshoek. Dat Weber naast componist DJ en productiewerk op zijn naam heeft staan, echoot door op Hoover Cover. De lijnen van de composities worden uitgezet door penetrante, simpele melodielijnen vaak gespeeld op de piano. Een ander hoofdingrediënt is zijn gebruik van strijkers. Opvallend is dat het geconcentreerde pianospel erg benadrukt klinkt, maar niet uitdrukkelijk mooi probeert te zijn. Soms is de luide eenvoud ervan zelfs wat onplezierig. De composities worden nauwelijks aangekleed en blijven daardoor kaal, doch goed te volgen. Het is derhalve een gecontroleerde dynamiek die de luisteraar moet boeien. Dat lukt heel aardig. Desondanks blijven enkele korte stukken steken in een gedachte die weigert meeslepend te worden. Hoover Cover blijft voornamelijk overeind als stijlstatement. De gestripte klanken zijn overblijfselen overgewaaid uit rijke klassieke orkestraties, film- en popmuziek. De huidige assemblages bestaan uit lijnen en koppelingen die zich als vlakke structuren verspreiden. Het is echter gevaarlijk balanceren tussen ingenieus en vervelend.

Read more...

Left With Pictures - In Time

>> zondag 16 januari 2011

Het album In Time van het sympathieke Londense Left With Pictures is het resultaat van een jaar songschrijven. Over 2010 stelde de band zich ten doel iedere maand een nieuw lied uit te brengen dat voor degenen die zich inschreven gratis downloadbaar was. Uiteindelijk was het altijd al duidelijk dat dergelijke serie van twaalf nummers zich uitstekend zouden lenen voor een nieuwe plaat en dat is wat nu verkrijgbaar is.

Het aardige van deze werkwijze is dat nu ieder lied een impressie van een maand probeert te vangen, maar dan wel die maand in 2010, terwijl ze zo achter elkaar voor albumkopers juist in 2011 zullen worden genoten. Het zal de pret slechts verlengen, want op In Time vinden we nummers die de folky kamerpop van Left With Pictures eer aandoen. De klassieke eenvoud waarmee melodieën door deze groep worden gesmeed, blijven telkens weer een aangename aanvulling op de dag. De toon is niet overdreven vrolijk en wordt nergens donker of naargeestig. De voornamelijk akoestische bezetting van de arrangementen klinkt dynamisch en solide. De verrassing is er inmiddels af, maar de kunst blijft bestaan.

In Time vangt de luisteraar in de treincadans van Constantly en verleidt tot meezingen op St. Dominic. Hoewel er enkele nummers zijn die ietwat eentonig overkomen, tovert Left With Pictures regelmatig een glimlach op je gezicht. Het sobere, haast volledig in close harmony uitgevoerde nummer voor oktober, October Waits, is zeker een hoogtepunt en een showcase for het pure talent dat de band bezit. River Avon is simpelweg vertederend en Go Simon, Go! doet heerlijk ouderwets aan. In Time bezit met voorzichtig gebruik van elektronica ook wat nieuwe ideeën. Deze maken de nummers pakkend en poppy, maar kunnen ook nog wat groei gebruiken. De constante factor van de songs zijn zeker de buigzame, vriendelijke en zangerige vocalen die alle melodieën op organische wijze stroomlijnt. Als extra bonus is er voor ieder nummer ook nog een clip beschikbaar, waarvan enkele plezierig inventief.

Left With Pictures blijft aantonen dat ze door het manipuleren van klassieke songschrijftradities zowel fris als aangenaam tijdloze liedjes maken die het verdienen om door grote groepen te worden omarmd. Of dat ooit zal gebeuren of Left With Pictures tussen de quirky ensembles zal blijven steken zal de tijd leren. Ik vermoed dat ze in iedere omgeving kunnen floreren.

Read more...

Good Night & Good Morning - Good Night & Good Morning

>> zaterdag 15 januari 2011

Ryan Brewer en Pat Elifritz brachten als Good Night & Good Morning al twee EP/albums uit (ze buigen zichzelf niet echt over het label of medium). Deze eponieme plaat verschijnt op het onvolprezen Own Records en bevat slechts vijf nummers.

Good Night & Good Morning maakt zich over meer labels nauwelijks druk. Zo valt het genre waarin het duo werkt gemakkelijk tussen pop, slowcore, ambient en soundscapes in. Een heel klein beetje noise (mogelijk uit field recordings) gaat gepaard met minimaal schetsmatig songschrijven. Het resultaat wordt vervolgens onveranderlijk traag ten gehore gebracht mét fluisterstem. De dunne instrumentale laagjes spinnen zich echoënd in de composities uit. Het heeft een uiterst rustgevende uitwerking, die zich beter laat omschrijven als verkoeling dan verwarmend. Zoals eenieder zich natuurlijk beseft, is de cooling down minstens zo van belang als de warming up. Zo leent het sferische Good Night & Good Morning zich uitstekend als een pick-me-up na een zomerdag met broeierige lounge als na een winterdag opgezweept door verhitte indiebands.

Good Night & Good Morning bevindt zich ergens tussen Gregor Samsa en de zijnen en slowcorevader Low. Dat betekent dat er naar songs te luisteren is, maar je ook door ongekende werelden kunt dwalen. Wie het waagt te struinen zal merken dat Good Night & Good Morning, zoals de naam al suggereert, er niet op uit is je diepe dromen in te lokken. Beluistering van deze plaat voelt meer als een wedergeboorte.

Read more...

Gregory and the Hawk - Leche

Gregory and the Hawk is geen band en ook geen man. Het is het singer-songwriter project van de Amerikaanse Meredit Godreau. Leche is alweer haar derde album. Haar stijl lijkt op deze plaat tot volle wasdom te zijn gekomen. Haar meisjesachtige stem weet nu met onmiskenbaar volwassen arrangementen mooi samenspel en schitterende contrasten te vormen, terwijl ook gestripte momenten evenwichtig blijven.

Het toeval wil dat Gregory and the Hawk haar UK toer hier in Leeds beëindigde. Vanzelfsprekend toog ik daar naartoe. Helaas was ik weinig onder de indruk van de vermoeid overkomende live performance van Meredith. Hoewel de charmerende kwaliteit van haar songs nog wel in de voorstelling doorsijpelden, werd de magie van het album nooit geraakt. Op de opnames van Leche zelf is er niets van vermoeidheid te bespeuren en zijn de songs veel rijker aangekleed. Dat is niet altijd nodig, maar voegt wel stilistische kenmerken toe die de folkuitstraling gericht overstijgen. De muzikale accenten kunnen soms behoorlijk scherp en stevig zijn aangezet, zoals op Over and Over en Soulgazing, die daarmee over de grenzen van het bredere hedendaagse folkgenre heenkijken. Hoewel het harpspel van Gregory and the Hawk simpel te noemen is, zijn het de nummers die harp als basis gebruiken die met name weten te schitteren. Landscapes is erg sterk, maar het zal ongetwijfeld Leaves zijn dat na beluistering in ieders geheugen staat gegrift. De repetitie in de teksten en het opvallende ritmische karakter is aangrijpend. De luisteraar die niet voor één gat is te vangen zal merken dat heel Leche uitblinkt in opmerkelijk diverse herinterpretaties van folksongs. Het is de variërende aankleding van de songs die dat met name demonstreert. Enkele nummers hadden op een popalbum niet misstaan en dat kan worden gelezen in positieve zin.

Twee keer folk op één avond had veel beroerder uit kunnen pakken dan met de heerlijke albums van Gregory and the Hawk en Ólöf Arnalds. Ik vergeef en vergeet het armzalige optreden graag om de loftrompet te kunnen steken over het fijnzinnige album dat Leche is.

Read more...

Doelstelling van deze blog

Meer aandacht voor het (nog) onbekende. In tenui labor of toch niet?

Mededelingen

Donderdag 1 juli: deze week weer een frisse herstart verwacht.
Kort reces tot 13-05-10.
Na een kort reces vandaag (24-02-10) weer aan de post. Inmiddels is deze blog twee jaar geworden!
Gedurende december zullen er minder recensies worden geschreven
21-31 augustus: tijdelijk even geen recensies ivm een kort reces
Zondag 14 juni: Creative Commons licentie BY NC ND van toepassing op alle inhoud
Woensdag 3 juni: zoekfunctie en auteursrechtenonderdeel toegevoegd
Dinsdag 19 mei: template aangepast, hopelijk verbeterd
Vrijdag 15 mei: nieuw template; ontwikkeld door Ourblogtemplates.com, 2008

Auteursrechten

© Copyright Benjamin N. Vis

Uitgezonderd waar anders vermeld, is op alle inhoud van deze blog een Creative Commons Attribution 3.0 License van toepassing. Deze is hieronder gespecificeerd als CC BY NC ND. Voor meer informatie klik op de links aldaar.

  © Blogger templates Inspiration by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP  

Creative Commons License
werk van Benjamin N. Vis, Nieuwe Geluiden is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 3.0 Nederland licentie.