Thomas Larcher - Madhares
>> zaterdag 29 mei 2010
Dit ECM album Madhares is mijn eerste kennismaking met de Oostenrijkse componist Thomas Larcher. Het kost weinig moeite te erkennen dat zijn muziek een zeer eigenzinnige stijl vertoont. Die stijl is overigens niet makkelijk te typeren.
De composities zijn onmiskenbaar modern. Larchers stijl is eerder minimaal dan minimalistisch. Toch wordt de dynamiek in Böse Zellen afwisselend verschoven van minimale tot volle bezetting, zowel schetsmatig als to the point. Moedwillig gebruikt Larcher hier niet het woord concert. Dat zou grotendeels een misvatting zijn geweest. Goed luisteren levert een opmerkelijke combinatie van invloeden op. Percussieve speeltechnieken en lyrische harmonieën wisselen elkaar in uiterst spannend samenspel af. De gevoelsmuziek uit de fin de siècle evenals jazzy akkoorden vullen dankbaar hun plaats. Tegelijkertijd ontstaan er minimalistische trekjes die Michael Nyman niet hadden misstaan, ondanks het abstractere karakter van Larcher’s werk. Tenslotte vind ik soms gelijkenis met de harpconcerten van tijdgenoten Roel van Oosten en Jan Rokus van Roosendael.
Er bestaan grote contrasten tussen de drie werken op dit album. Niet alleen appelleren ze aan totaal verschillende ideeënwerelden, Larcher koos ook voor afwijkende klankkleuren in ieder werk. Daar hebben een geprepareerde piano en excentrische speeltechnieken een belangrijk aandeel in. Hulpmiddelen als munten en rubberen wiggen worden niet geschuwd. De compositie Still gedraagt zich beduidend meer als altvioolconcert dan Böse Zellen een pianoconcert is. Still is geschreven in twee, relatief vloeiende bewegingen, terwijl Böse Zellen letterlijk celmatig is bedoeld; feilloos geaccentueerd door het expressieve spel van Till Fellner. In alle composities speelt ritmiek een belangrijke rol. Hoe groot of klein de composities ook worden gehouden, in de ritmiek lijkt zich altijd de algemene blauwdruk alsmede de aanloop naar de contrasterende lijnen te bevinden. Het strijkkwartet Madhares brengt veel eerder gehoorde aspecten samen en valt onder andere op door een periode van zelfstandig spelen die een improvisatorische benadering van de rode draad tot gevolg heeft. Het kent een minder aangrijpend, kernachtige uitdrukking van sfeer dan de overige werken.
De begeleidende tekst vergelijkt Larcher’s werk treffend met abstracte ruimtes en tijd in architectuur. Madhares bevat bepaald geen luchtkastelen en ondanks de ideële titels blijft er voldoende instinct en emotie bewaard om genreoverstijgende aantrekkingskracht uit te oefenen. Er gaat van Larcher’s composities een ontstellende overredingskracht uit die gedurfd is uitgevoerd in deze opnames.
0 reacties:
Een reactie posten