Posts tonen met het label orkestratie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label orkestratie. Alle posts tonen

Autumn Chorus - The Village to the Vale

>> zaterdag 3 december 2011

Al enige jaren geleden verscheen Autumn Chorus bij mij in het vizier. Op dat moment was er weinig meer beschikbaar dan enkele samples op Myspace. Dat was echter meer dan voldoende om tot op de dag van vandaag reikhalzend uit te kijken naar een debuutalbum van dit uitzonderlijke viertal uit Brighton. The Village to the Vale is zonder twijfel één van de mooiste albums die mij dit jaar hebben bereikt en ik durf te voorspellen dat de plaat de tand des tijds beter zal weerstaan dan de voorzichtige belofte destijds.

Brighton is een bruisende muziekstad. Voor een groot deel speelt zich dit af op het gebied van de folk en kamerpop. Het is een stad waar de huidige generatie muzikanten bij uitstek in staat blijkt staande tradities op een hedendaagse manier te herinterpreteren. Bij Autumn Chorus gaat dat echter niet zozeer om folk of kamerpop, hoewel de band ook niet met wijde boog om deze stromingen heen stuurt. In plaats daarvan is The Village to the Vale een plaat van ingetogen grootsheid. Het bundelt een fenomenaal inzicht in muzikale genres, maar het is nog belangrijker dat Autumn Chorus met die kennis weergaloze composities construeert.

Zelf plaatsen ze zich in de ‘post rock’ en ‘post klassiek’. Post geeft misschien niet veel meer weer dan dat de band zich weinig van gevestigde genres aantrekt en dat is hoe dan ook heel erg ‘nu’. Het is echter een ontegenzeggelijke zegen dat Autumn Chorus zijn eigen koers vaart. Ja, we horen de soundscaping geluidsmuren die kenmerkend zijn voor de post rock. Deze worden opgetrokken met feilloze precisie die zijn beoogde effect niet mist. De geluidsmuren zitten barstensvol texturen en een vaak overdonderende kracht.

Dit meeslepende effect is toe te schrijven aan het gevoel voor muzikale dynamiek dat rechtstreeks uit de klassieke muziek lijkt te komen. Niet alleen vinden we in de bezetting veel traditionele akoestische instrumenten, de composities zijn vaak opgebouwd uit zich lang ontwikkelende bewegingen die soms een symfonische diepte en complexiteit aannemen. Daarnaast is er echter veel ruimte voor rust en ruimte waarin solopartijen zoals Robbie Wilsons trompet tot zijn recht komen. Autumn Chorus laat zijn werk ademen in zeeën van tijd en ruimte. The Village to the Vale is in staat om de luisteraar vanuit kleine gedetailleerde fijnzinnigheid onder te dompelen in een euforie van muziek. Zo krijgt het nummer Rosa maar liefst ruim 16 minuten om tot volle wasdom te komen, waarvan geen moment wordt verspild.

Tenslotte hebben de mannen van Autumn Chorus gevoel voor het lied en dat brengt dit album in contact met ideeën uit de moderne folk en kamerpop. Dat betekent dat de fantastische instrumentale stukken gepaard gaan met prachtige liederen. Autumn Chorus brengt met name deze twee peilers in verbinding ten gehore. Het is een schitterende mix waarin zowel de ene of de andere inslag naadloos in elkaar kunnen overlopen. De melodielijnen worden gesierd door intrigerende teksten die met veel gevoel door zanger Robbie Wilson worden geïnterpreteerd. Alle elementen in de muziek komen samen in de gedecideerde bewegingen van het spel en zal niemand makkelijk onberoerd laten.

Robbie Wilson bekleedt een hoofdrol en is begiftigd met een licht en helder timbre dat een innemende karakter krijgt door een klein vibrato. In zijn gedreven prestaties doordrenkt hij de liederen met veel emotie en een doortastende zelfverzekerdheid. Bovendien kleurt de breekbare onschuld in zijn stemgeluid ook mooi met een donkerder geluid, zoals op Never Worry en Thief of de tedere vrouwenstem op Brightening Sky. Zo af en toe slipt iets van het breekbare melodrama van Wild Beasts en Scott Matthew in Wilson’s stem, hetgeen mooi wordt opgevangen in de solide arrangementen. En als we dan toch referenties rondstrooien kan het oeuvre van The White Birch niet ontbreken. Die ruilden immers hun grote gebaren en complexe composities in voor fijne, rustige popliedjes. Een andere referentie is meer dan dat alleen. Thomas Feiner bracht ons enkele jaren terug een overweldigend schone en originele plaat met zijn uitbreiding op The Opiates dat hij eerder met zijn band Anywhen uitbracht. Autumn Chorus wist niemand minder dan deze Thomas Feiner te strikken voor samenwerking en zijn aanwezigheid is in meerdere opzichten te horen, hoewel hij op het nummer Never Worry ook daadwerkelijk meespeelt. Sommige mensen hebben een neus voor talent en het blijkt vaak genoeg dat talent talent aantrekt. Autumn Chorus is daarin niet anders.

Opmerkelijk genoeg zag de band zich gedwongen om dit juweel van een plaat zelf digitaal uit te brengen op Bandcamp, maar het laatste nieuws is dat er toch ook fysieke exemplaren op de markt zullen worden gebracht. Na al die jaren werken en worstelen is er geen album dat het meer verdient. Als er één album in de jaarlijstjes van velen zou moeten staan, is het The Village to the Vale. Autumn Chorus is voor mij een openbaring op de schaal van betoverende excentriekelingen als bijvoorbeeld Patrick Watson, Sweet Billy Pilgrim en Punch Brothers. Waar het ene indrukwekkende genie tot grote hoogtes klimt, blijft het andere onbekend. Autumn Chorus is het van harte gegund om nog grotere hoogtes te bereiken dan degenen die bedwongen worden op dit debuut. Dat heeft overigens ook een egoïstische reden, want wat zou het geweldig zijn om Autumn Chorus een keer in een verlaten kerk of oude fabriekshal te horen spelen. Talent en meesterschap moet worden beloond, maar momenteel neem ik al genoegen als iedereen die dit leest het album eens gaat beluisteren op Bandcamp. Hopelijk volgt de beloning dan aan weerskanten.

Read more...

Treefight for Sunlight - Treefight for Sunlight

>> zondag 13 maart 2011

Het Deense Treefight for Sunlight zwemt tegen de stroom in. Ze kijken niet vooruit, maar terug. Daarnaast is het niet hun bakermat die doorklinkt in hun debuut, maar de westkust van Californië. Die westkust zag vooral in de jaren ’70 enkele muzikale iconen opkomen. Dat is precies waar Treefight for Sunlight de mosterd haalt. Vanaf dat moment kan het vriezen of dooien. Immers, wie zit er nog te wachten op wat veertig jaar terug in zwang was? Luister naar dit compacte debuut en je beseft dat er geen nostalgie nodig is om voor dit geluid je huis uit te komen.

Treefight for Sunlight debuteert met een onweerstaanbare en geniale herinterpretatie van het geluid van de jaren ’70. Natuurlijk is het geen volledige kopie, maar zijn er ook recentere decennia in terug te horen. Het is echter volstrekt onnodig deze muziek te ontleden. De gematigd psychedelisch gedrapeerde lagen met plezierig lichte samenzang van de drie frontmannen (jawel, even goddelijk als het Romeinse consulaat) overheersen de plaat. Hoewel het idee dat Treefight for Sunlight springerige vrolijkheid en zorgeloze zonneschijn biedt hardnekkig vanaf het begin wordt gehandhaafd, wordt de band er ook mee tekort gedaan. De composities zijn veel uitdagender dan glimlachliedjes. De songs zijn een soort korte, intense symfonieën. In rap tempo worden deze op je af gevuurd. Een lot dat menigeen maar graag ondergaat. Songs als The Universe is a Woman, Facing the Sun en What Became of You and I? zijn westcoast hits après la lettre en zitten als gegoten in dit knappe debuut. Treefight for Sunlight is een heerlijke plaat waar niemand van dacht dat die er behoefte aan zou hebben.

Read more...

Sufjan Stevens - All Delighted People EP

>> zaterdag 15 januari 2011

Zelden vermeldt men op de cover van een plaat de afkorting EP, maar bij Sufjan Stevens All Delighted People lijkt het zowaar onderdeel van de titel. Oorzaak daarvoor kan zijn dat ondanks dat de plaat pas recentelijk hier beschikbaar werd, terwijl die eigenlijk werd uitgebracht voor zijn album The Age of Adz. Voor diegenen die op dat moment met de plaat kennismaakten moet het ongetwijfeld verwarrend zijn geweest, want laat het maar aan Stevens over om van een EP een album te maken. Waar ik meende dat een EP doorgaans tussen de vier en zeven nummers bevat, zijn dat er hier acht, en waar de gemiddelde EP blijft steken bij rond de twintig minuten, krijg je hier zowaar een speelduur van bijna een uur, hetgeen meer is dan een normale LP. Verschillende critici betwisten de noodzaak van de vele minuten en talrijke noten die Sufjan Stevens nodig lijkt te hebben voor zijn composities. All Delighted People geeft ze alleen al op de factsheet een schot voor open doel. Zelf heb ik me nog nooit kunnen storen aan de kwaliteit van de veelschrijver die nog altijd weinig voortgang boekt in zijn rondgang van de vijftig Amerikaanse staten.

Wat vinden we dan wel op All Delighted People? De titelsong is een uitgebreide compositie met aan de basis een ingetogen melodisch lied dat meer aan eerder werk dan aan de The Age of Adz doet denken. Daaruit ontwikkelen dynamische hoogtepunten die bestaan uit symfonische erupties. Enchanted Ghost vloeit volstrekt natuurlijk voort uit de opening en legt wederom een rustige temperende basis met heldere instrumentale accenten in het opengewerkte arrangement. Heirloom is vervolgens op Stevens’ schaal niet meer dan een gedachte. De soberheid volhardt in From the Mouth of Gabriel en The Owl and the Teenager. Dan presenteert de singer-songwriter een ‘classic rock’ versie van All Delighted People. Het duurt even voordat de rock zich ontwikkelt tot meer dan details. Wanneer dat gebeurt lonkt All Delighted People naar The Age of Adz. Dit had een waardige afsluiter van een mooie plaat kunnen zijn, maar Sufjan Stevens keert terug naar het ingetogen patroon dat de EP tekent met Arnika en het softrockerige Djohariah; twee evengoed plezierige nummers.

Van noodzaak is op geen enkel moment sprake, maar Sufjan Stevens lijkt met zijn muzikale stijl de critici met een schalkse glimlach uit de dagen noten en minuten te schrappen. Ik ben er in het geheel niet zeker van of de diepe indruk die zijn composities plachten achter te laten dan gehandhaafd blijven. Dat gezegd zijnde, had met een opbouw van All Delighted People tot All Delighted People de EP meer als een afgerond geheel gevoeld, terwijl in huidige vorm de lengte juist nog wordt benadrukt. Sufjan Stevens blijft onverminderd verplichte kost.

Read more...

Moulettes - Moulettes

>> zaterdag 4 december 2010

Het is één van de richtingen in de hedendaagse muziek: barokke, theatrale pop. In diverse richtingen springen me artiesten als Evelyn Evelyn, Dresden Dolls, Parenthetical Girls, Wild Beasts, The Irrepressibles en Duke Special direct in gedachten. Daar kunnen Moulettes aan worden toegevoegd. Geleid door vrouwelijke vocalen komen vele stijlinvloeden voorbij. Sommige songs zijn klaar voor het theater, andere voor de kermis, weer andere voor muziekfestivals, want soms is Moulettes behoorlijk puntig.

Het eponieme debuut is voor een groot gedeelte aanstekelijk, hoewel het voorstelbaar is dat niet iedereen iedere song, die soms elk een project op zich lijken, kan waarderen. Consistentie is er wel, maar blijft grotendeels ongrijpbaar. Klassieke muziek wordt in één beweging op een hoop gegooid met hoempapa, rock, blues, jazz en close harmony-achtige koortjes. Samenzang is een belangrijke troef in hun eigenzinnige stijl. Gelukkig wordt alles met voldoende flair uitgevoerd om een knipooggevoel te bewaren. Dat wil overigens niet zeggen dat heel Moulettes vol staat met ongeremde eclectische vrolijkheid. Zulks is onmiddellijk terug te vinden in woorden in de songtitels als cannibal, devil, requiem en bloodshed, die alleen niet opzienbarend zouden zijn, maar tezamen een patroon vormen. Daarnaast volgen de teksten ook traditionele folkthema’s, hoewel dat muzikaal niet de meest toonaangevende invloed is. Er is aandacht voor dynamiek in de structuren en contrastrijke composities, zodanig dat de luisteraar herhaaldelijk wordt uitgedaagd op zoek te gaan naar een boodschap. De quirky folk die we uit Brighton gewend zijn, wordt dus niet te allen tijde gevierd. Natuurlijk is er een veelvoud aan instrumenten aanwezig die voor een constant veranderende klankkleur moeten zorgen. Het werkt allemaal wonderwel samen zonder de muzikale betekenis te verliezen.

Moulettes is één van de vele gezelschappen die in groeiende mate hun eigen ding doen, bagage dragend van de grote muzikale diversiteit die tegenwoordig in menig liefhebbers collectie is te vinden. Het zullen voornamelijk die liefhebbers zijn, naast mogelijk de onbedachte festivalganger, die Moulettes zeker op waarde zullen kunnen schatten.

Read more...

Badly Drawn Boy - It's What I'm Thinking (Part One, Photographing Snowflakes)

>> zaterdag 13 november 2010

Singer-songwriter Damon Gough vaart onder de naam Badly Drawn Boy al vele jaren zijn eigen koers. De soundtrack Is There Nothing We Could Do? niet meegerekend, is It’s What I’m Thinking (ondertitel: Part One, Photographing Snowflakes) de ware opvolger van Born in the U.K. uit 2006. Badly Drawn Boy begon zijn carrière voortvarend met The Hour of Bewilderbeast, hetgeen hem de mogelijkheid opleverde de soundtrack voor About A Boy te maken. Desondanks maakt hij mogelijk evenveel vrienden als vijanden met zijn wijze van songschrijven die tegelijk appelleren aan pretentieloze ‘simple mindedness’ als aan megalomane pretenties, waarvan voorganger Born in the U.K. het meest uitgesproken voorbeeld van is.

It’s What I’m Thinking, deel één van een geplande trilogie, is dus een meer dan toepasselijke titel voor zijn werk. De ondertitel Photographing Snowflakes drukt echter beter uit wat van dit album te verwachten is. Dit album staat waarschijnlijk het verst van Born in the U.K. af van zijn hele oeuvre. Ook het kenmerkende experimentalisme is tot een minimum beperkt. De songs zijn zo subtiel, zacht en lyrisch dat verveling op de loer ligt (Too Many Miracles) en dat is voor het eerst op een Badly Drawn Boy album. Damon Gough toont zich echter ook weer vaardig in zijn omgang met de veelvuldig ingezette harmonische strijkarrangementen, hetgeen zorgt voor een ongekend gemakkelijke luisterervaring. Het is voor dit album niet langer nodig om de soms kinderlijke en baldadige tegendraadsheid van de singer-songwriter te appreciëren, omdat het nauwelijks aanwezig is. Dat betekent wel dat Badly Drawn Boy als muzikant harder moet werken om de aandacht vast te houden. Tegelijk is er niet extreem veel verandert. Damon Gough heeft een kenmerkende stem die hij op even kenmerkende wijze gebruikt. Ook op It’s What I’m Thinking is dat eenvoudig te herkennen. Voer voor de gevestigde liefhebbers dus.

Uiteindelijk is het moeilijk op dit zwaar geproduceerde en gepolijste album de wispelturige charme van Badly Drawn Boy niet een beetje te missen. Wie de limited edition koopt vindt de creatievere kant van produceren op de 20 minuten lange soundscape collage/album re-dux van Andy Votel. We moeten Damon Gough met zijn eigenzinnige koers natuurlijk ook dergelijk album de ruimte geven en het opent wel de poort voor onderweg verloren adepten. Naar de aandachttrekkende levendigheid die eerdere albums tekende moet het anno 2010 echter worden gezocht. Het blijft een intrinsiek onderdeel van Badly Drawn Boy, maar It’s What I’m Thinking klinkt zo volwassen dat het wennen is.

Read more...

Sufjan Stevens - The Age of Adz

>> maandag 18 oktober 2010

Na het mysterieuze Welcome Wagon en het filmproject The BQE brengt Sufjan Stevens met The Age of Adz weer duidelijk een nieuw album uit. Zijn constant ontwikkelende muzikale stijl boort onontgonnen bronnen aan die voornamelijk toegang geven tot een rijkdom aan elektronische expressie. Het staat niet echt in verhouding met zijn eerdere elektronica op Enjoy Your Rabbit. Sufjan Stevens, hoewel altijd gemakkelijk te plaatsen in de folkhoek, neemt met The Age of Adz een stap naar een nog grootser geluid dan we van hem gewend waren.

De opener Futile Devices is nog een duister vertederende Sufjan Stevens song op een basis van elektronische elementen waarin folk hoogtij viert. Het album barst los bij het daarop volgende Too Much. Door de eerst ietwat onduidelijke wirwar aan elektronische bombarie heen, brengen de vocalen ritmische elementen die refereren aan hiphop-structuren. De compositie buigt telkens verder om via een dance cadans naar electropop, om vervolgens toch de aloude folkwaarden weer op te zoeken. De titelzong die het stokje overneemt, brengt al die elementen samen in een symphonische openbaring van in elkaar grijpende lagen muziek. Het is Sufjan Stevens als vanouds, maar toch een nieuwe ervaring. De singer-songwriter laat het niet na om regelmatig terug te keren naar zijn ingetogen basis. Het geheel doet het mij soms denken aan het eerdere werk van singer-songwriter Aqualung, maar dan grootser en met een vooruitstrevende elektronische drive. The Age of Adz is op die wijze soms behoorlijk poppy. De drive laat echter ook constant een enorme diversiteit toe, die evenzo een orkestrale en etherische betovering (Now that I’m Older) veroorzaken die de hypnoses van Ben Christophers in herinnering roepen.

Alles aan Stevens’ werk op deze plaat lijkt te zijn vergroot tot symfonische properties. De singer-songwriter blijkt een arrangist extraordinaire en daarmee een visionair componist. Wellicht het meest opmerkelijke aan The Age of Adz is dat in alle creatieve urgentie en experimenteerdrang Sufjan Stevens in staat blijft trouw te blijven aan zijn liefde voor folk. Hoe groot de afstand ook geraakt in klank, iedere noot lijkt zich aan dat simple feit vast te klampen. Hierdoor zal zelfs degene die het drukke en overweldigende bombast dat op de trommelvliezen wordt geprojecteerd niet weet te waarderen kunnen inzien dat The Age of Adze en magistraal nieuw hoofdstuk aan Sufjan Stevens’ muziek toevoegt. De woorden “don’t be distracted” in de afsluiter van het album zijn dus niet alleen goede raad, maar ook uiterst toepasselijk.

Read more...

The Stares - Meridians

>> zaterdag 16 oktober 2010

Nieuwe Geluiden is geruime tijd stil geweest. Geen beter excuus om die stilte te doorbreken met een nieuw album van een bijzondere band die zo’n vijf jaar lang zweeg: The Stares. Hun debuut Spine to Sea werd terecht bejubeld door degenen die het plezier smaakten, maar dat waren er naar mijn smaak veel te weinig. De grondslag voor de opvolger Meridians werd in 2006 reeds gelegd. Het kostte de band echter een lange tijd om het met de wereld te delen.

De formule wordt nog altijd geleid door singer-songwriter duo Angie Benitendi en Drew Whittemore. Ongeveer de helft van de songs is door ieder gepend alvorens met de rest van de band te delen. Hoewel in principe de hoofdmoot van de vocalen voor respectievelijk iedere song evenzo is verdeeld, is het de kenmerkende samenzang van het duo die wederom de boventoon voert. Dit is niet zozeer in de vorm van het traditionele duet. De wijze waarop de stemmen samenkomen lijkt de klankkleur van een enkele, unieke stem te vormen. Op diezelfde wijze lijkt het de rol van gitaar en piano te vergaan. Ook hiervoor is het duo in eerste instantie verantwoordelijk. Over een behoorlijk eenvoudig warm gruizige basis van bastonen, plaatsen gitaar en piano de aanzet voor het rijke geluid de band. Daarnaast gebruikt The Stares op Meridian weer een plezierig arsenaal aan strijkers en hoornblazers (arrangementen van Eyvind Kang). Het tempo ligt afwisselend iets hoger dan op Spine to Sea, maar toch houd Meridians het lome, dromerige, klassiek psychedelische gevoel van het debuut volledig vast. Het opgevoerde tempo hoor je voornamelijk terug in de kortere duur van de composities. Daardoor is de concentratie in de muziek ook iets hoger dan op het debuut. De ontwikkelingen volgen elkaar sneller op en de geste van ieder nummer wordt eerder gecommuniceerd. Over het geheel genomen zou Meridians dus toegankelijker moeten zijn dan het alternatieve Spine to Sea. De producers, Randall Dunn en Mell Dettmer, dragen zeker aan het album bij.

Hoewel The Stares prima passen in de heersende tijdgeest, een mooi midden vindende tussen freak folk en orkestrale indiepop met een nostalgisch randje, blijft het uitzonderlijk moeilijk ijkpunten te vinden voor hun geluid. Dat is precies wat ook deze tweede plaat van de band zo goed maakt. De onmiddellijke, warme sfeer die loom, maar onvermijdelijk bezit van je neemt, schud je niet zomaar af. We kunnen de band dankbaar zijn dat ze het recept niet hebben aangepast. Zelf waarschuwen ze dat nieuw werk best eens vijf jaar zou kunnen kosten. Gelukkig heeft Meridians voldoende gewicht om The Stares voor die tijd niet vergeten te zijn.

Read more...

The Miserable Rich - Of Flight & Fury

>> maandag 5 juli 2010

Helaas moeten wij hier nog tot september wachten op een release van Of Flight & Fury, het tweede album van de uitzonderlijke Britse kamerpopband The Miserable Rich. Hun debuut 12 Ways to Count blies mij met alleen de schoonheid van de uitstekende stijlmix en superieure instrumentbeheersing direct van de sokken. Fabelachtig mooi noemde ik het album en de verwachtingen zijn dan ook hooggespannen voor deze opvolger.

Lang laten ze de luisteraar niet in spanning. Binnen een paar minuten is het al duidelijk dat Of Flight & Fury geenszins onderdoet voor 12 Ways to Count. De band (of ensemble) heeft erkend dat hun klassiek akoestische benadering van folky pop een schot in de roos was. Derhalve borduurt Of Flight & Fury blakend van zelfvertrouwen op de ingeslagen weg voort. De belangrijkste ontwikkeling is wellicht de nog voller aandoende klank van het album, waarin lichte orkestraties wederom kunstige rollen opeisen. Zo weten ze met het luchtige lied Chestnut Sunday in de finale te verrassen met Bolero-achtige patronen in de strijkers. Er bevindt zich een grootse zwier in de liedjes. Deze houden afstand van bombast, doordat ze veelvuldig zijn ontstaan vanuit relatief eenvoudige funderingen. Naast de duidelijk op folk en kamermuziek geënte afkomst, die ook het Willkommen Collective kenmerkt, glijden zo af en toe ook knipogen naar excentrieke popmuzikanten als Patrick Watson, Owen Pallett en Guillemots (eerste album) langs.

Tussen de ontspannende momenten van glimlachende zorgeloosheid zijn ook beklemmender composities te vinden die de albumtitel wellicht beter uitdrukken. De diversiteit in de songs groeit alsmaar verder naarmate het album vordert. The Miserable Rich toont daarin lef dat hun bestaande formule met zekerheid vernieuwt. Zeer recentelijk erkende ik in Punch Brothers een geniaal gezelschap dat de americanabodem moeiteloos ontsteeg door hun vooruitstrevende muzikale superioriteit. The Miserable Rich musiceert vergelijkbaar, maar verlegt hun accent naar de pop. Dat maakt dat ondanks de sterk gewortelde folk en klassieke tradities Of Flight & Fury misschien nog toegankelijker is dan bijvoorbeeld Antifogmatic. Het is zonder meer een fenomenale prestatie om verder te evolueren op deze eigenzinnige wijze zonder daarbij af te zwaaien van mogelijk publiek. De heldere en buigzame stem van voorman James de Malplaquet doet daarvoor ook wonderen.

Prachtige ballades, strijdlustige songs en geëngageerde interludes maken het album tot een overdonderend geheel. Met Of Flight & Fury bezorgt The Miserable Rich ons een opvolger die zowel de liefdevolle band met 12 Ways to Count versterkt alsook op meesterlijke wijze nieuwe avonturen aangaat: een onmiskenbaar mooi juweel.

Read more...

Sam Amidon - I See the Sign

>> zondag 13 juni 2010

All Is Well was al geenszins een gebruikelijke singer-songwriterplaat. Sam Amidon toonde daarmee zijn kunnen en lef, terwijl hij de creatieve eer deelde met producer Valgeir Sigurðsson. Deze bijzondere co-muzikant maakt ook solo opmerkelijke muziek en werkte samen met diverse avant-gardisten. Op I See the Sign speelt hij wederom een bijzondere rol. Daarin is hij niet de enige.

Sam Amidon gebruikt nog andere vooraanstaande artiesten, waaronder Beth Orton en Ben Frost, respectievelijk voor vocalen en electrische gitaar. Een IJslands gezelschap onder leiding van Nico Muhly verzorgt de orkestrering. Nico Muhly is zelf actief als modern klassiek componist, maar orkestreert daarnaast popartiesten. Ook hij werkte samen met labelbaas Valgeir Sigurðsson. I See the Sign is dus grotendeels een samenwerking tussen creatieve vrienden. Naast mensen bekleedt de legendarische analoge synthesizer de minimoog een belangrijke rol, die daarmee gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de klankkleur. Het valt op dat Sam Amidon voor I See the Sign koos voor een droge opname, hetgeen gebruikelijk is voor kamermuziek. Hoewel het album bestaat uit relatief simpele folksongs maken de verrassende, excentrieke combinaties op de achtergrond zijn muziek zeer speciaal.

Vocaal is hij niet eens de best bedeelde singer-songwriter, maar het lef dat hij toont in de vormgeving van zijn songs doet denken aan de ongrijpbare Adem. Dat lef beperkt zich niet alleen tot eigen creaties. Met Relief vormt hij een nummer van R. Kelly om tot en uitzonderlijke folksong, waarmee het kunstje van Milow gedecideerd nadoet. I See the Sign lijkt iets minder ongepolijste kantjes te kennen dan All Is Well dat nog volledig bestond uit originele herinterpretaties van traditionele Appalachen liederen. Deze vrije omgang met traditionele melodieën komt op I See the Sign in mindere mate voor. Ritmiek is tevens subtieler aanwezig en de orkestraties komen organischer over. Sam Amidon houdt zijn muziek kaal. Solo toont hij daarin enige gelijkenis met de band Doveman waar hij de gitarist is, omdat ook daar orkestraties belangrijke sfeerelementen toevoegen in een anders minimaal muzikaal landschap.

Uit dit derde album van Sam Amidon blijkt dat hij een gevarieerd talent bezit dat hem telkens leidt tot authentieke folkcomposities. Daarbij maakt hij dankbaar gebruik van de steun van labelgenoten bij Bedroom Community en weet al deze individualisten tezamen tot een groot resultaat te laten komen. Zijn stijl lijkt niet altijd direct te doorgronden, maar bevat een innemende en overrompelende schoonheid die op ingetogen wijze langzaam de luisteraar voor zich wint.

Read more...

Brasstronaut - Mt. Chimaera / Old World Lies EP

>> donderdag 3 juni 2010

Een scherpzinnige lezer van Nieuwe Geluiden raadde me deze Canadese band aan, een op dat moment voor mij volstrekt onbekende naam. Mede om te bewijzen dat mijn eigenwijsheid ook grenzen kent en de zoektocht naar mooie muziek gebaat kan zijn bij hulp van buitenaf heb ik de band gecontacteerd. Voorman Edo Van Breemen blijkt dan zowaar Nederlandse wortels te hebben. Zoals de naam Brasstronaut al doet vermoeden, kenmerkt de band zich in ieder geval door koperblazers en het is met groot plezier dat ik nu de loftrompet kan steken over deze opmerkelijke Canadezen.

Ook zonder de begeleidende factsheet is te horen dat Brasstronaut muziek maakt die niet is geboren uit een bepaalde traditie of school. In essentie gedraagt de band zich als een kamerorkest. De zes leden vormen een bonafide gezelschap dat een uitzonderlijke rijkdom aan klanken kan produceren: Bryan Davies (trompet, hoorn, glockenspiel), John Walsh (bass, gitaar), Brennan Saul (percussie), Edo Van Breemen (keyboards, vocalen), Tariq Hussain (lap steel, elektrische gitaar) en Sam Davidson (klarinet, (zeldzame blaasinstrument synthesizer) EWI). De EP die het album voorging, Old World Lies, is al een schaarse traktatie. De jazziness van de trompet is even hartelijk als atypisch in de zich als songs gedragende composities. Zoals nonconformisten betaamt, is de lengte van de nummers niet gelijkvormig, maar ondergeschikt gemaakt aan het spel. Het doet terecht vermoeden dat de titel voor hun debuut album, Mt. Chimaera, uitstekend is gekozen.

De mannen van Brasstronaut blijken ware kunstenaars als het gaat om het bouwen van structuren. De songs bezitten een uitnodigende en emotieve tactiliteit. De bas en koperklanken laten het jazzthema zegevieren zonder gericht jazz te spelen en de opmerkelijke stampende kracht achter enkele nummers geven daarnaast een indierockgevoel. Het scheppen van zichzelf overstijgende sferen bereikt op Mt. Chimaera door een verbeterde productie herhaaldelijk hoogtepunten. Zo schieten de songs van opzwepend en offensief naar apotropaeïsch tot aan nazinderende contemplatieve duisternis. De onmiskenbare groove, die popmuziek zijn aanstekelijke karakter geeft, wordt op fijnzinnige wijze in het creatieve brouwsel verwerkt.

Dit verraadt een visionaire leiding die haaks staat op de improvisatorische uitstraling van de arrangementen. Hierin blijft Brasstronaut eenvoudig verbonden aan populaire genres. Daarmee is de deur op een kier gezet om de onverhoede luisteraar naar binnen te lokken en in te palmen. Het is moeilijk de band ergens op vast te pinnen. Desondanks is er op de EP vocale en sferische gelijkenis met Patrick Watson. De meer voortvarende debuutplaat ontwikkelt het bandgeluid, waardoor er gelijkenis ontstaat met kamerpop als The Miserable Rich en droompop als Mist in een eclectische band als Guillemots, terwijl er compositorische gelijkenis is met bijvoorbeeld Lars Horntveth.

Brasstronaut was de afgelopen tijd voor menigeen de verrassing op diverse festivals. Niet vaak komt er een band langs die zoveel eigenzinnigheid met zoveel talent brengt. Het creëren van een origineel geluid vergt moed en doorzettingsvermogen. Het is niet moeilijk om Brasstronaut daarvoor bewondering terug te geven.

Read more...

Hjaltalín - Terminal

>> maandag 31 mei 2010

Terwijl wij met hooggespannen anticipatie uitkeken naar het soloalbum van Sigur Rós’s Jónsi, viel IJsland als een blok voor het nieuwe album van Hjaltalín. Net als voorganger Sleepdrunk Seasons opent Terminal met blazers, die algauw door een compleet kamerorkest lijken te worden bijgestaan. De band houdt duidelijk van een grootse, bombastische entree. Het past zonder meer ook bij hun theatrale stijl.

In opener Suitcase Man neemt de ritmiek gaandeweg de hoofdrol over met de binnenkomst van de vocalen. De ritmiek is op zijn minst eclectisch en druk te noemen; het reizen strekt duidelijk verder dan alleen de songtitel. Het zet de toon voor het specifieke opgewekte karakter in de nummers. Hoewel de noordelijke sound tekenend is voor zowel Jónsi als Hjaltalín, tonen zij beiden dat die sfeer niet is voorbehouden aan grauwe stemmigheid, uitgestrekte soundscapes en enigmatische pop- of folksongs. Naast Jónsi lonkt Terminal naar orkestrale landgenoten Sea Bear en Amiina. Opvallend zijn voor mij ook de structuren in de melodie die bij tijd en wijle aan Patrick Watson doen denken en in geval van de vrouwelijke vocalen aan Juliette Commagère. Daarmee is zeker nog niet alles gezegd.

In de composities van Hjaltalín lijkt constant een liefde voor de big band en musical op te borrelen, die wordt aangedikt met accenten uit de jazz, soul, klassiek en wereldmuziek in de percussie. Het is een bonte verzameling die wonderwel en behoorlijk aanstekelijk werkt. Bovendien weet Hjaltalín de veelvormigheid nu ter meerdere eer en glorie in diverse nummers om te zetten.

Om hun internationale appel kracht bij te zetten zijn nu alle songs Engelstalig. Op Sleepdrunk Seasons was de kwaliteit van de vocalen nog wisselend, maar Terminal neemt zijn revanche. Zangeres Sigga werd zelfs bekroond als ‘Voice of the Year’ op de Icelandic Music Awards, maar die eer had tevens zanger Högni toe kunnen komen. Waar de majestueuze en soms jazzy klanken van de hoge stem van Sigga zo uit een theatrale musical komen aanwaaien, brengt Högni, met constante spanning van stijlen, een geaspireerd stemgeluid met de gedragenheid van pop met een randje. Hun beider vocalen hadden ongetwijfeld niet misstaan op een album van Oi Va Voi of Zero7. Terminal wordt herhaaldelijk naar een hoger plan getild door de expressie van deze twee.

Om het geheel af te maken laat het zevental instrumentaal de vele kansen op excentriciteit niet onbenut. Dat geeft Terminal de verrassingen die een goed orkestraal album zeer lang houdbaar maken, hetgeen al helemaal bij zonnigere muziek vaak moeilijk blijkt. Hjaltalín is overduidelijk klaar voor de wereld, maar het is nog maar de vraag of iedereen klaar is voor Hjaltalín. Terminal is geweldig en onmiskenbaar aantrekkelijk, de manier waarop de band al hun inspiratie samensmelt, zou echter bij veelbepalende conformisten op gefronste wenkbrauwen kunnen stuiten.

Read more...

Woodpigeon - Die Stadt Muzikanten

>> woensdag 21 april 2010

In 2008 bracht Woodpigeon twee goedgevulde albums uit in enkele maanden. Hoewel het sympathieke Canadese folkorkestje ermee weg kwam, had enige selectie wellicht tot één opvallend album kunnen leiden in plaats van twee onderhoudende. Inmiddels zijn we weer zo’n anderhalf jaar verder en vinden we een nieuwe plaat van het collectief die vijftien nieuwe nummers omvat. Op deze plaat zoekt Mark Andrew, de constante in de samenstelling van Woodpigeon, de inspiratie autobiografisch. Die Stadt Muzikanten (van het Breemse sprookje) hingen bij hem thuis aan de muur ter nagedachtenis aan zijn oma die in Bremen was geboren en trouwde met een Oostenrijkse timmerman. De wereld waarin hij gedeeltelijk opgroeide, verdween plots door de vroege dood van zijn oma en wat later ook zijn opa. Enkele jaren terug kwam hij via zijn ‘day job’ terecht in Berlijn, hetgeen de aanzet gaf voor deze nieuwe collectie songs.

De liedjes gaan niet echt over zijn grootouders of Berlijn, maar wel over het belang van het documenteren van alle plaatsen waar je geweest bent of naar toe gaat. Ondanks het uitgebreide achtergrondverhaal is Die Stadt Muzikanten wederom niet het opvallende album waarop misschien was gehoopt. Het folkorkest kenmerkt zich op het huidige album herhaaldelijk met americana en alt. country structuren. Deze genres geven het album de karakteristieke cadans die het geschikt maakt voor roadtrips, maar tegelijkertijd zich muzikaal regelmatig op de achtergrond plaatst. Het zijn echt enkele losse nummers die de aandacht werkelijk weten te grijpen. Voorbeelden daarvan zijn het uitstekende Empty-Hall Sing Along waar Woodpigeon door het memorabele refrein en het vlokkerig contrasterende couplet opvalt. Ook iets pittigere The Street Noise Gives You Away valt op door rockaccenten en een pakkend lijntje, net als de rijke melodische folk van ...And As The Ship Went Down, You’d Never Looked Finer. Such A Lucky Girl boeit door uitgebreide orkestraties en de volle klank, terwijl het ingetogen Spirehouse weer de dankbare vergelijking met Sufjan Stevens oproept.

In het geheel blijft Woodpigeon vooral een als indieband klinkend folkgezelschap waar weinig op af te dingen valt, maar ook niet tot laaiend enthousiasme stemt. Dat is jammer, want Marks ideeënwereld is duidelijk groot en inventief. Wellicht dat de wisselende samenstelling tot concentratieverlies leidt of dat de wildgroei aan nummers voortdurende verfijning in de weg staat. Die Stadt Muzikanten luistert gemakkelijk en is daarmee wederom een onderhoudende plaat. Met de handvol echt bijzondere songs zingen we het in ieder geval wel uit tot Woodpigeon’s opvolger.

Read more...

The Doomed Bird of Providence - The Doomed Bird of Providence EP

De gemene deler van de platen op het Front & Follow label leek zich voornamelijk te bevinden in de dance, zelfs hoewel niet iedere plaat onder dat genre kon worden geschaard. Het Londense The Doomed of Providence laat zich echter totaal niet met dance in en is daarmee een vreemde eend in de bijt. Hun debuut EP was al beschikbaar als download, maar nu dus ook op plastic. Het is een uitgesproken folkgezelschap dat zich kenmerkt door diep donkere ‘murder ballads’. De productie daarvan is beperkt gehouden. De rauwe energie die dus bewaard is gebleven, zal bepaalde groepen aanspreken, maar maakt desondanks een rommelige indruk. Vocaal zijn de mannen ook niet bijzonder sterk. Desondanks is in de arrangementen en melodieën wel een mooie visie te ontdekken. Ongebreideld overgedramatiseerd en theatraal maakt The Doomed Bird of Providence met een groot geluid slechts een goede indruk op die momenten dat ze doen denken aan een georkestreerde Woven Hand of vergelijkbare zwartgalligheid. De groep heeft zeker potentie, maar zal in het vervolg meer moeten schaven aan de presentatie om in het drukke folkgenre te overtuigen.

Read more...

Jónsi - Go

>> woensdag 31 maart 2010

Nog niet zo lang geleden konden we genieten van een zeer tedere versie van het Sigur Rós geluid middels het duo Jónsi & Alex. Op deze plaat vliegt Sigur Rós lid Jónsi Birgisson voor het eerst echt solo. Go is een juweel van een plaat. Het spreekt een totaal andere kant van het van Sigur Rós bekende geluid aan.

Al direct bij Go Do is duidelijk dat Jónsi uitgesproken folky klanken als basis gebruikt ten opzichte van de eerdere ambient soundscapes. Het is bekend dat IJsland een goed land is voor indiefolk, getuige recentelijk Seabear of het bijzondere Amiina. De nummers op Go zijn echter behoorlijk stevig en gedreven. Dat is een element dat op sommige Sigur Rós albums ook naar voren komt. Het nummer Animal Arithmic lijkt weggelopen te zijn bij The Dodos. Opvallend zijn bovendien de rijke, voornamelijk akoestische, orkestraties op de plaat. Deze arrangementen waren gedeeltelijk in handen van componist Nico Muhly (eerder werkte die al met o.a. Grizzly Bear, Antony & The Johnsons en Sam Amidon). Door zijn bijdrage zijn duidelijk invloeden uit modern klassiek en filmmuziek terug te horen. Daarmee komt ambient wederom dichtbij. Luister maar naar Tornado. Dat Go naast dit alles tevens progressief aandoet, is ongetwijfeld het werk van producer Peter Katis (Interpol, The National, Tokyo Police Club). Tegelijkertijd bewaart Jónsi een singer-songwritergeluid. Het kost zeker vier nummers om het scala aan stijlen op Go voorbij te laten trekken.

De vele punten van herkenning maken in dit geval geen kopie. Daarom blijft Jónsi’s soloavontuur tot aan het eind spannend. De melancholische melodieën die hij met zijn karakteristieke kopstem benadrukt, zijn iedere keer weer bezwerend mooi, zeker in nummers als Grow Till Tall. De songs zijn afwisselend in het IJslands of Engels gezongen. Een slimme zet, omdat zijn muziek zo een raadselachtige ondertoon blijft houden. Dit album kiest duidelijk een ander, grootser, pad dan Jónsi’s project met Alex Somers. Solo horen we Jónsi diversifiëren en experimenteren zonder dat hij de band met zijn bewonderaars verspeelt.

Read more...

John Grant - Queen of Denmark

>> maandag 22 maart 2010

Nog altijd is het onbeslist of Midlake met The Courage of Others de voorganger The Trials of Van Occupanther wist te evenaren. Queen of Denmark doet dit zonder twijfel wel. De plaat staat op naam van John Grant, ook de man achter alt. countryband The Czars. Voor Queen of Denmark kreeg hij echter ruimhartig hulp van Midlake en dat is te horen. Na zeven albums met The Czars bleef de groep liefhebbers beperkt groeien. Met dit semi-soloproject kan weleens in één klap een breed publiek de weg naar John Grant gaan vinden. Het snel oprukkende label Bella Union zal daar eveneens garant voor staan. De invloed van Midlake mag dan hoorbaar zijn, hij is niet doorslaggevend. Dat geldt evenmin voor zijn verleden met The Czars.

De klassieke zangstem achter het openingsnummer doet in positieve zin denken aan de bravoure van Goldfrapps Felt Mountain en People In Planes’ If You Talk Too Much. Het geeft direct de creatieve middelen aan die John Grant en Midlake aanspreken om het folkpop geluid een verstrekkende klank te geven. Dat gebeurt zonder de geladen atmosfeer te verliezen of actief te experimenteren. De gebruikte elementen, zoals blazers, strijkers en koortjes, lijken haast spontaan uit de nummers te ontstaan. John’s stem is krachtiger dan Midlake’s Tim Smith en daardoor kunnen de arrangementen stevig tegenwicht bieden. Dit gebeurt zowel in rijke, van nostalgia doordrenkte, poporkestraties, maar ook klassieke details worden niet geschuwd.

De teksten zijn bedrieglijk zoetgevooisd, terwijl de songs zelf die onbezorgdheid niet delen. Zelfs in sprankelende euforische momenten blijft een zekere bedachtzaamheid bestaan. Soms is het zelfs ronduit somber, maar John Grant sluit je nooit op in wanhoop. Als je onbewaakt getroffen wordt, stuwt John Grant tranen naar je ogen waarvan je niet kunt zeggen of ze van geluk of verdriet zijn. Geleidelijk trekt die nevel van emoties op. Het omslagpunt vindt je in Sigourney Weaver en met het luchtige Chicken Bones en Silver Platter Club drogen de tranen, plaatsmakend voor een gelukzalige glimlach. De voortzetting brengt wederom enige tempering om je vervolgens tekstueel en muzikaal te verbouwereren met JC Hates Faggots. Kennelijk moest John het even kwijt en hervindt zijn kracht met meer elektronische ondersteuning. Het meeslepende grootse gebaar in de laatste serie songs resoneert nog even na.

Het album torst een constante schoonheid mee die bij ieder nummer nieuwe hoogtes bereikt. Achteraf is het nog altijd haast ondenkbaar dat Queen of Denmark in ieder geval elf absolute diamanten bevat. Uiteindelijk is de vergelijking met Midlake’s tweede vals, maar John Grant kan die plaat wel recht in de ogen kijken.

Read more...

Seabear - We Built a Fire + While the Fire Dies

>> vrijdag 12 maart 2010

De IJslandse band We Built A Fire startte als een soloproject van Sindri Sigfússon, maar werd voor de opvallende debuutplaat, The Ghost that Carried Us Away, al getekende door een innige samenwerking. De lichtvoetig georkestreerde folk van Seabear werd met die plaat niet alleen een bescheiden indiesucces, hun muziek werkte duidelijk ook aanstekelijk voor andere muzikanten. Op het debuut werd bandleider Sindri Sigfússon bijgestaan door leden van Múm, Benni Hemm Hemm en Sigur Rós. Deze Scandinavische namen typeren overigens de muziek van Seabear veel beter dan het vaak gehoorde ‘Sufjan Stevens meets Arcade Fire’. Denk in plaats daarvan aan een kruising van de recente plaat van Musée Méchanique met The Miserable Rich, of de stevige lyriek van Leaves op een singer-songwriterdieet dat strikt met folk wordt ingevuld. Hoe dan ook is Seabear anno 2010 definitief uitgegroeid tot maar liefst zeven leden en kan, ondanks de relatief sobere ensembleklank, een waar folk kamerorkest worden genoemd. Solo is Sindri Sigfússon overigens alsnog te bewonderen onder de naam Sin Fang Bous. De toonzetting van Seabears songs is nog altijd niet het zwaarwichtig deprimerende dat van IJsland, zeker in deze tijd, zou kunnen worden verwacht. Het tempo ligt niet uitgesproken laag en zelfs met de dromerige ondertoon klinken de liedjes eerder opgewekt dan zweverig. Ten opzichte van het debuut is de knutselachtige lo-fi-klank wel rijker en complexer geworden. Het geheel klinkt net wat trefzekerder en de rauwe randjes zijn van het spel afgeschaafd. Er kan over worden getwist of dit een goede ontwikkeling is, maar in mijn ogen legt het veel meer van de mooie texturen in de compositie bloot waardoor het luisterplezier wordt vergroot. Dat dit minder urgent en aanstekelijk klinkt lijkt een weloverdacht offer. Doordat het album eerder uitlekte, kan de koper nu zichzelf trakteren op de gelimiteerde editie met de EP While the Fire Dies. Juist omdat de songs daarop in verlengde liggen van het album is deze ‘extended play’ versie extra de moeite waard.

Read more...

Erland & The Carnival - E & TC

>> vrijdag 12 februari 2010

De band rondom Erland Cooper, woonachtig op de Orkney Eilanden, die leden bevat van The Verve, The Good, The Bad, The Queen (Simon Tong) en The Fireman (drummer David Nock), komt na de EP eind vorig jaar snel met een volledig album genaamd: E & TC. De rommelige opening van Love is a Killing Thing is ten opzichte van het eerder gehoorde enigszins een teleurstellend. De band revancheert echter op de rest van het album.

Hun formule omhelst precies wat ze al eerder prijsgaven: een grote invloed uit de jaren ’60 met de nodige psychedelische orgeltjes waarin de catchiness vaak met een vleugje bombast wordt gebracht. Hoewel Erland & The Carnival zichzelf beter beteugelt dan bijvoorbeeld The Last Shadow Puppets en meer getemperd is dan de geveinsde grootsheid The Good, The Bad, The Queen, zijn er zeker gelijkenissen. Uiteindelijk blijft E & TC een indieplaatje van Britse bodem en dat bleek in het verleden vaak genoeg een vrijkaartje voor succes. Dat zou hier ook kunnen gebeuren, omdat het album het gevoel eert dat het eclectische knutselwerk uit de akoesmatische en moderne folkmuziek kenmerkt. De bevreemdende geluidjes werken memoriserend en geven de popsongs een vollere klank. Erland & The Carnival onderscheidt zich vervolgens vooral door het uiterst ontspannen spel. Waar vergelijkingsmateriaal heil zoekt in urgente rock en de neiging heeft nodeloos opgejaagd te klinken, heerst op E & TC een plezierige rust die meer ruimte laat aan teksten en melodie.

Hoewel de stijl dat aanvankelijk niet doet vermoeden, blijkt de popballade ten grondslag te liggen aan hun songschrijverschap. Die traditie wordt niet met voeten getreden. Dat geeft Erland & The Carnival zijn gezicht en maakt dit tot een leuk debuut.

Read more...

Nom de Guerre - Love Thy Neighbour

>> donderdag 11 februari 2010

Op de opvolger van het succesvolle debuut van het Duits-Zweedse Nom de Guerre heeft de goedgeluimde band niets aan kracht en potentie ingeboet. De songs zijn allen op zich al een goed popliedje en Love They Neighbour vormt daarmee een overwegend vrolijk gestemd popalbum van formaat. Hoewel de band een iets minder herkenbaar geluid heeft, doet de plaat me wel wat denken aan het energieke debuut van The Hoosiers. Naast de overheersende springerige vrolijkheid is het nummer The Ballad of Harry op zichzelf al het kopen van het album waard. Deze schitterende liefdesballade is een van de weinige rustpunten op de plaat en herbergt klassieke allure in zijn melodie. Daarnaast is Drama Queen mogelijk een instant hit en meer dan singlewaardig. Er heerst een beheerste, eclectische gekte, hoewel kwaliteit telkens weer hoog in het vaandel staat. De muzikaal gelaagde arrangementen geven de songs hun volle klank. Daarin valt vooral de pianopartij op die zo af en toe vervalt in een dwarrelend lijntje dat neigt naar het romanticisme van popkunstenaar Maximilian Hecker. Deze eigentijdse typering bestaat naast een serie verwijzingen naar, vooral Britse, jaren ’60 bands. Hierbij een oproep aan de liefhebbers van de luchtige indiebandjes: laat Nom de Guerre niet verstoffen, zoals bijvoorbeeld The Clientele en Lacrosse. Love Thy Neighbour zal zeker niet in de kast misstaan.

Read more...

Sir Ian - Apathology

>> woensdag 10 februari 2010

Bart Hoevenaar (ex-Mono) is als muzikant voortgegaan in een soloproject genaamd Sir Ian dat met Apathology debuteert. De rock van Mono heeft een belangrijk fundament gelegd voor zijn sound, terwijl een omweg als gitarist bij Fuck the Writer hem de gewenste persoonlijkere vorm van schrijven deed vinden.

Sir Ian’s geluid kan worden omschreven als singer-songwriter pop met een soms opdringerige onderlaag van rock. De songs zijn duidelijk op popwijze verder geharmonieerd. Deze karakteristieken uit de pop ontwikkelen zich regelmatig verder naarmate het album vordert. Gas terug helpt daarbij de openheid en toegankelijkheid van de songstructuren. Op zwaardere momenten verzandt de compositie nog wel eens in wollig instrumentaal geweld. Ook valt op dat Barts relatief lichte stem niet altijd is opgewassen tegen die flinke, vanuit misplaatste bravoure opgeworpen, geluidsmuren. Een goede balans is te vinden in Life of Promise dat start met dergelijk aanstekend rifje dat er misschien nog wel een singletje in zit. In creatieve uitspattingen lijkt het excentrieke van Fuck the Writer zijn sporen te hebben achtergelaten. Echter, net als bij voornoemde band, mis ik regelmatig stilistische focus en scherpte in de uitvoering. Dat juk laat Apathology als album op een zeker niveau steken, terwijl het over de hele linie ijzersterk had kunnen zijn. Door middel van opgeschoond spel en het naar voren halen van de fijnzinnigheid die nu in details zit, kan Sir Ian nog een flinke slag groeien.

Met deze verwachting in het achterhoofd krijg je nieuwe waardering voor de ingenieuze lagen die vaak komen bovendrijven. Op een volgende plaat hoop ik op een iets minder volle rockklank en potentere vocalen. Als singer-songwriterplaat bewijst Apathology dat dit mogelijk is.

Read more...

Holly Miranda - The Magician's Private Library

>> woensdag 27 januari 2010

Holly Miranda ken ik nog als supportact van de excentrieke Scott Matthew, waar de singer-songerwriter indruk maakte met haar penetrerende vocalen. De meegetorste EP viel me echter tegen. Dit debuut zal dus moeten bewijzen of in professioneel geproduceerde vorm haar talenten en creativiteit standhouden. Het is snel duidelijk dat de eigenzinnige gezongen melodieën van Holly een ondergeschikte rol hebben gekregen. Er is zodanig veel geproduceerd en ingevuld dat het zoeken is naar het liedje. Het openingsnummer is gebouwd rondom de oninspirerende loopjes bekend uit oefensonates en een zeer rijk achtergrondarrangement dat verzinkt in gruizigheid. Dat laatste zet zich naar mijn smaak teveel voort op het album. In plaats dat de luisteraar wordt betoverd door de bijzondere, enigszins schelle stem van Holly Miranda, lijken kosten noch moeite gespaard te zijn om de songs to verstoppen. Toegegeven, dat levert toch nog originele momenten op, maar ondanks het sfeerbouwen intrigeert The Magician’s Private Library niet. De magie en de verhalen blijven uit, omdat de wellicht ooit spannende, onderliggende ingevingen van de songwriter niet uit de verf komen. Zo valt dit debuut grotendeels in het water, hetgeen in schril contrast staat met het muzikale talent dat de persoon erachter op het podium wel degelijk leek te bezitten. Daarvan vangen we slechts een glimp op in een Bat for Lashes-achtige track als High Tide. Holly Miranda heeft zich laten verleiden tot het maken van een album dat te duidelijk een studioplaat in plaats van een muziekopname is geworden.

Read more...

Doelstelling van deze blog

Meer aandacht voor het (nog) onbekende. In tenui labor of toch niet?

Mededelingen

Donderdag 1 juli: deze week weer een frisse herstart verwacht.
Kort reces tot 13-05-10.
Na een kort reces vandaag (24-02-10) weer aan de post. Inmiddels is deze blog twee jaar geworden!
Gedurende december zullen er minder recensies worden geschreven
21-31 augustus: tijdelijk even geen recensies ivm een kort reces
Zondag 14 juni: Creative Commons licentie BY NC ND van toepassing op alle inhoud
Woensdag 3 juni: zoekfunctie en auteursrechtenonderdeel toegevoegd
Dinsdag 19 mei: template aangepast, hopelijk verbeterd
Vrijdag 15 mei: nieuw template; ontwikkeld door Ourblogtemplates.com, 2008

Auteursrechten

© Copyright Benjamin N. Vis

Uitgezonderd waar anders vermeld, is op alle inhoud van deze blog een Creative Commons Attribution 3.0 License van toepassing. Deze is hieronder gespecificeerd als CC BY NC ND. Voor meer informatie klik op de links aldaar.

  © Blogger templates Inspiration by Ourblogtemplates.com 2008

Back to TOP  

Creative Commons License
werk van Benjamin N. Vis, Nieuwe Geluiden is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 3.0 Nederland licentie.