Hjaltalín - Terminal
>> maandag 31 mei 2010
Terwijl wij met hooggespannen anticipatie uitkeken naar het soloalbum van Sigur Rós’s Jónsi, viel IJsland als een blok voor het nieuwe album van Hjaltalín. Net als voorganger Sleepdrunk Seasons opent Terminal met blazers, die algauw door een compleet kamerorkest lijken te worden bijgestaan. De band houdt duidelijk van een grootse, bombastische entree. Het past zonder meer ook bij hun theatrale stijl.
In opener Suitcase Man neemt de ritmiek gaandeweg de hoofdrol over met de binnenkomst van de vocalen. De ritmiek is op zijn minst eclectisch en druk te noemen; het reizen strekt duidelijk verder dan alleen de songtitel. Het zet de toon voor het specifieke opgewekte karakter in de nummers. Hoewel de noordelijke sound tekenend is voor zowel Jónsi als Hjaltalín, tonen zij beiden dat die sfeer niet is voorbehouden aan grauwe stemmigheid, uitgestrekte soundscapes en enigmatische pop- of folksongs. Naast Jónsi lonkt Terminal naar orkestrale landgenoten Sea Bear en Amiina. Opvallend zijn voor mij ook de structuren in de melodie die bij tijd en wijle aan Patrick Watson doen denken en in geval van de vrouwelijke vocalen aan Juliette Commagère. Daarmee is zeker nog niet alles gezegd.
In de composities van Hjaltalín lijkt constant een liefde voor de big band en musical op te borrelen, die wordt aangedikt met accenten uit de jazz, soul, klassiek en wereldmuziek in de percussie. Het is een bonte verzameling die wonderwel en behoorlijk aanstekelijk werkt. Bovendien weet Hjaltalín de veelvormigheid nu ter meerdere eer en glorie in diverse nummers om te zetten.
Om hun internationale appel kracht bij te zetten zijn nu alle songs Engelstalig. Op Sleepdrunk Seasons was de kwaliteit van de vocalen nog wisselend, maar Terminal neemt zijn revanche. Zangeres Sigga werd zelfs bekroond als ‘Voice of the Year’ op de Icelandic Music Awards, maar die eer had tevens zanger Högni toe kunnen komen. Waar de majestueuze en soms jazzy klanken van de hoge stem van Sigga zo uit een theatrale musical komen aanwaaien, brengt Högni, met constante spanning van stijlen, een geaspireerd stemgeluid met de gedragenheid van pop met een randje. Hun beider vocalen hadden ongetwijfeld niet misstaan op een album van Oi Va Voi of Zero7. Terminal wordt herhaaldelijk naar een hoger plan getild door de expressie van deze twee.
Om het geheel af te maken laat het zevental instrumentaal de vele kansen op excentriciteit niet onbenut. Dat geeft Terminal de verrassingen die een goed orkestraal album zeer lang houdbaar maken, hetgeen al helemaal bij zonnigere muziek vaak moeilijk blijkt. Hjaltalín is overduidelijk klaar voor de wereld, maar het is nog maar de vraag of iedereen klaar is voor Hjaltalín. Terminal is geweldig en onmiskenbaar aantrekkelijk, de manier waarop de band al hun inspiratie samensmelt, zou echter bij veelbepalende conformisten op gefronste wenkbrauwen kunnen stuiten.
0 reacties:
Een reactie posten