Baltic Exchange - Choir of Trinity College, Cambridge olv Stephen Layton - Choral Works by Prauliņš, Einfelde, Sisask & Miškinis
>> zondag 21 maart 2010
De doorbraak van Arvo Pärt betekende niet alleen een doorbraak voor de Estse muziek, maar plaveide ook het pad voor andere Baltische componisten. Het doel van dit album vol Baltisch repertoire van het gerenommeerde Choir of Trinity College, Cambridge lijkt een verdere introductie en integratie van Baltische modern klassieke muziek te beogen. Zang is een belangrijke culturele waarde voor de Baltische volksculturen, waardoor deze koorwerken symbolische betekenis krijgen. Waar ook Arvo Pärt furore mee maakte, horen we terug in het werk van deze componisten. Oude patronen uit de renaissance en gezangen worden opnieuw vormgegeven in schitterende sacrale werken met een haast onbevattelijke sfeer die ook het wereldlijke rijkelijk bedienen. Hierin komt de zeer fijnzinnige en subtiel dynamische uitvoering van het Choir of Trinity College perfect tot zijn recht. De hedendaagse Baltische muziek van dit programma brengt niets van de chaotische atonaliteit die modern klassiek zijn ondoordringbare en elitaire karakter kan geven.
Uģis Prauliņš (Lets) heeft een amorfe stijl waarin zijn eclectische muzikale verleden, waaronder rockbands en volkmuziek, is terug te horen. Dat geldt zeker voor het opvallend geprononceerde, aan dirigent Stephen Layton opgedragen, Laudibus in Sanctis, maar in mindere mate ook voor zijn Missa Rigensis. In zijn lyrische harmonieën spelen Barokkerige series en stevige ritmes een omvangrijke, maar niet overheersende, rol. Het gebruik van theatrale praatzang doet bovendien denken aan William Walton’s Henry V. Het werk van Maija Einfelde (Lets) op woorden van de geliefde Letse dichter Bārda klinkt duisterder dan Prauliņš’ mis. Hoewel de compositie intuïtief aandoet door de indringende dissonanten, heerst er een ingetogen intensiteit. Urmas Sisask (Ests) is wellicht de bekendste componist op dit album; hetgeen wellicht ook te danken is aan zijn prolifische compositiedrang. Zijn Benedictio vormt een vlotte, ontspannende interlude. De lichtvoetige betovering van de fijn in elkaar grijpende stemmen bepalen de compositie. Het album sluit af met Pater Noster van Vytautas Miškinis (Litouws). Pater Noster begint met een opmerkelijke seriële sotto voce waarboven solisten een zwangere sfeer creëren, hetgeen wordt gerepliceerd in een staccato crescendo uitmondend in een vertederend harmonische beweging en herhaling.
Dit uitzonderlijke, Baltische programma doet zwelgen in meerstemmigheid waarin anachronistische compositiestijlen zegevieren. Het ontdekken van dit werk is meer dan de moeite waard en zeker geen zware opgave.
0 reacties:
Een reactie posten